ECLI:NL:OGHACMB:2017:110

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
AR 545/14 - ghis 81080 - H 377/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betekening niet-verschenen buitenlandse geïntimeerde in civiele procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een naamloze vennootschap, hierna aangeduid als [appellante], tegen een vennootschap naar vreemd recht, aangeduid als [geïntimeerde] INC., die gevestigd is in de Verenigde Staten van Amerika. De zaak betreft een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, dat op 18 mei 2016 is uitgesproken. [Appellante] is in hoger beroep gekomen van dit vonnis, waarin zij werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van US$ 247.073,24 in hoofdsom. In reconventie werd de vordering van [appellante] afgewezen. Het hoger beroep heeft tot doel om de vordering in conventie geheel af te wijzen en in reconventie een bedrag van US$ 893.287,82 toegewezen te krijgen.

De procedure heeft zich gekenmerkt door het feit dat [geïntimeerde] niet is verschenen in het hoger beroep. [Appellante] heeft op 27 juni 2016 een akte van appel ingediend en op 2 augustus 2016 een memorie van grieven met zeven grieven tegen het vonnis van het GEA. Er is geen memorie van antwoord ingekomen van [geïntimeerde]. Op 25 april 2017 heeft [appellante] pleitnotities overgelegd en is het vonnis gevraagd.

Het Hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs is van betekening aan [geïntimeerde] volgens de voorschriften van het Haags Betekeningsverdrag 1965. Het Hof heeft de deurwaarder opgedragen om de akte van appel en de memorie van grieven opnieuw aan [geïntimeerde] te betekenen, met de aanzegging dat [geïntimeerde] binnen zes weken na ontvangst van deze stukken een memorie van antwoord kan indienen. Het Hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 545/14 - ghis 81080 - H 377/16
Uitspraak: 19 september 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
[APPELLANTE],
gevestigd in Aruba,
oorspronkelijk gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
thans appellante,
gemachtigde: mr. C.B.A. Coffie,
tegen
de vennootschap naar vreemd recht
[GEÏNTIMEERDE] INC.,
gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika,
oorspronkelijk eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
thans geïntimeerde,
niet verschenen in hoger beroep.
De partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 27 juni 2016 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 18 mei 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (verder: GEA).
1.2
Bij op 2 augustus 2016 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellante] zeven grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht en een conclusie geformuleerd.
1.3
Een memorie van antwoord is niet ingekomen.
1.4
Op 25 april 2017 heeft alleen [appellante] pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
In dit geding heeft het GEA in conventie [appellante] veroordeeld tot betaling van US$ 247.073,24 in hoofdsom, en in reconventie de vordering van [appellante] afgewezen. Het hoger beroep strekt ertoe dat de vordering in conventie alsnog geheel wordt afgewezen en dat in reconventie een bedrag wordt toegewezen van US$ 893.287,82 in hoofdsom.
2.2
De griffier stelt zich op het standpunt dat [appellante] een direct geldelijk belang heeft dat kan worden gewaardeerd op een zo hoog bedrag dat het vast recht moet worden getaxeerd op het maximum van Afl. 15.000,00. Er is reeds
Afl. 9.120,00 geheven en betaald. Er dient dus Afl. 5.880,00 te worden nageheven.
2.3 [
appellante] zal in de gelegenheid worden gesteld binnen zes weken na heden, dus uiterlijk op 31 oktober 2017, het nageheven bedrag te betalen. De zaak zal naar de rol worden verwezen voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellante]. Aan de akte dient bewijs van betaling van het nageheven bedrag te worden gehecht.
2.4 [
appellante] heeft bij akte van hoger beroep over [geïntimeerde] vermeld:
gevestigd in de Verenigde Staten, voor zover Appellante bekend, te
[adres 1]
San Antonio, Texas [zip code].
Het exploot van betekening van de akte van appel en de memorie van grieven zijn op 17 augustus 2016 gedaan bij de directeur van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (de directeur DWJZ), die het exploot voor gezien heeft getekend.
Het voor [geïntimeerde] bestemde appointement (oproeping voor pleidooi) is verzonden naar mr. O.R. van Trikt, advocaat in Aruba, die zich in de loop van het geding in eerste aanleg van de zaak had onttrokken als gemachtigde van [geïntimeerde].
In reactie op een e-mailbericht van het Hof van 28 augustus 2017 heeft
mr. Van Trikt het volgende postadres van [geïntimeerde] verstrekt:
[Geïntimeerde], Inc.
[adres 2]
Washington, MI [zip code].
2.5
Op de ambtshalve door het Hof geraadpleegde website van [geïntimeerde] ([geïntimeerde]pecialists.com) staan onder "contacts" de volgende adr[geïntimeerde]en:
Canadian Office
[Geïntimeerde]
[adres 3]
Burnaby, [zip code]
[e-mailadres]
U.S. Offices
Michigan
[adres 4]
Florida
[adres 5]
Op een in eerste aanleg ontvangen fax van [betrokkene 1] heeft het Hof ook het volgende adres aangetroffen:
[adres 6]
White Rock, BC
[zip code]
2.6
Het Haags Betekeningsverdrag 1965 (Trb. 1966, 91, en 1969, 55 en 210) is van toepassing op Aruba (zie Trb. 1986, 100). Ook de Verenigde Staten van Amerika zijn partij bij dit verdrag.
Art. 15 Haags Betekeningsverdrag 1965 luidt in de Nederlandse vertaling:
Wanneer een stuk dat het geding inleidt of een daarmede gelijk te stellen stuk ter betekening of kennisgeving overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, naar het buitenland moest worden gezonden en de verweerder niet is verschenen, houdt de rechter de beslissing aan totdat is gebleken dat:
a. a) hetzij van het stuk betekening of kennisgeving is gedaan met inachtneming van de vormen in de wetgeving van de aangezochte Staat voorgeschreven voor de betekening of de kennisgeving van stukken die in dat land zijn opgemaakt en bestemd zijn voor zich op het grondgebied van dat land bevindende personen,
b) hetzij het stuk aan de verweerder in persoon of aan zijn woonplaats is afgegeven op een andere in dit Verdrag geregelde wijze, en dat de betekening of de kennisgeving, onderscheidenlijk de afgifte zo tijdig is geschied dat de verweerder gelegenheid heeft gehad verweer te voeren.
Iedere Verdragsluitende Staat is bevoegd te verklaren dat zijn rechters in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een beslissing kunnen geven, ook als geen bewijs, hetzij van betekening of kennisgeving, hetzij van afgifte is ontvangen, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) het stuk is toegezonden op een van de in dit Verdrag geregelde wijzen,
b) sedert het tijdstip van toezending van het stuk een termijn is verlopen die door de rechter voor elk afzonderlijk geval zal worden vastgesteld, doch die ten minste zes maanden zal bedragen,
c) in weerwil van alle daartoe bij de bevoegde autoriteiten aangewende pogingen geen bewijs kon worden verkregen.
Het bepaalde in dit artikel belet niet dat door de rechter in spoedeisende gevallen voorlopige of conservatoire maatregelen kunnen worden genomen.
2.8
In Aruba is niet aan de rechter de bevoegdheid verleend een beslissing te geven zonder dat bewijs is ontvangen van betekening, kennisgeving of afgifte als bedoeld in het zojuist gegeven citaat uit art. 15 Haags Betekeningsverdrag 1965.
2.9
Uit het dossier blijkt niet dat de directeur DWJZ of de deurwaarder enige poging in het werk heeft gesteld om zoveel mogelijk te bevorderen dat de akte van appel en de memorie van grieven [geïntimeerde] bereiken. Evenmin bevat het dossier bewijs van betekening op de in het Haags Betekeningsverdrag 1965 voorgeschreven wijze. Mede gelet op HR 9 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1059 (zie ook de diverse vonnissen van het GEA Aruba over dit onderwerp, waaronder GEA Aruba 7 juni 2017, ECLI:NL:OGEAA:2017:421) zal het Hof de deurwaarder opdragen de akte van appel en de memorie van grieven opnieuw aan [geïntimeerde] te betekenen en daarbij tevens de pleitnota van [appellante] en dit tussenvonnis aan [geïntimeerde] te betekenen, met de aanzegging dat [geïntimeerde] binnen zes weken na ontvangst van deze stukken een memorie van antwoord zal kunnen indienen. Deze betekening dient te voldoen aan de voorschriften van het Haags Betekeningsverdrag 1965.
2.1
Voordat het Hof de hiervoor in rov. 2.9 bedoelde opdracht aan de deurwaarder verstrekt, zal het eerst de akte van [appellante] afwachten. [appellante] wordt verzocht in haar akte te vermelden hoe zij aan het door haar bij akte van appel opgegeven adres komt, en voor zover nodig ook verdere gegevens te verschaffen die voor een hernieuwde betekening benodigd zijn. Maakt zij van deze gelegenheid geen gebruik of blijken de door haar verschafte gegevens niet toereikend om de hernieuwde betekening op rechtsgeldige wijze te doen geschieden, dan brengen de eisen van een goede procesorde mee dat zij alsnog in haar hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Bij gebreke van deze sanctie zou de appellant het immers in de hand hebben de loop van het geding op een met die eisen niet verenigbare wijze te belemmeren of te vertragen (zie HR 8 mei 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0598, NJ 1992/497). In dit geval klemt dat des te meer, omdat het GEA de veroordeling van [appellante] niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard (zie rov. 4.9 van het bestreden vonnis).
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van 17 oktober 2017 voor akte uitlating als bedoeld in rov. 2.3 en 2.10 hiervoor;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, H.J. Fehmers en F.W.J. Meijer, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Aruba uitgesproken op 19 september 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.