ECLI:NL:OGHACMB:2017:104
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake aandeelhouderschap en bewijswaardering in civiele procedure
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellante], die oorspronkelijk gedaagde was, tegen [geïntimeerde], de oorspronkelijke eiser. De zaak betreft de vraag wie de rechthebbende is op de aandelen in [vennootschap]. Het Hof heeft eerder, in een tussenvonnis van 30 augustus 2016, [appellante] toegelaten tot tegenbewijs tegen de stelling dat [geïntimeerde] de rechthebbende op de aandelen is. Tijdens de procedure heeft [appellante] zichzelf als getuige doen horen, evenals twee andere getuigen. Het Hof heeft de getuigenverklaringen met behoedzaamheid beoordeeld, vooral omdat [appellante] procespartij is en dus belang heeft bij de uitkomst.
Het Hof heeft vastgesteld dat [appellante] niet is geslaagd in haar tegenbewijs. De verklaringen van [appellante] en de getuigen waren onvoldoende om aan te tonen dat zij rechthebbende was op de aandelen. Het Hof heeft geconcludeerd dat [geïntimeerde] de rechthebbende op de aandelen in [vennootschap] is en heeft [appellante] veroordeeld om binnen drie maanden na betekening van het vonnis rekening en verantwoording af te leggen over het door haar gevoerde beheer over het vermogen van [vennootschap] in de periode van 1 juli 2008 tot 15 april 2014. Het hoger beroep van [appellante] is grotendeels afgewezen, en zij is veroordeeld in de kosten van het geding.