ECLI:NL:OGHACMB:2017:1

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
KG 78721/16 - H 264/16 en H 264A/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de erkenning van vakbond en CAO-onderhandelingen tussen Aqualectra Production en SEU

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een kort geding tussen Aqualectra Production en de vakbond SEU. Aqualectra Production, een onderneming die zich bezighoudt met de inkoop en productie van water en elektriciteit in Curaçao, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) dat SEU als gesprekspartner bij arbeidsaangelegenheden diende te erkennen. SEU, die het stafpersoneel van Aqualectra vertegenwoordigt, had in eerste aanleg gevorderd dat Aqualectra Production haar zou erkennen als vakbond en haar zou toelaten tot onderhandelingen over een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst (CAO). Het GEA oordeelde dat Aqualectra Production SEU als vakbond moest erkennen, ondanks de uitslag van een referendum waaruit bleek dat geen enkele vakbond representativiteit had behaald. Aqualectra Production ging in beroep tegen deze beslissing, met als argument dat de uitslag van het referendum betekende dat SEU niet langer als vakbond erkend hoefde te worden.

Het Hof oordeelde dat de uitslag van het referendum niet automatisch betekende dat Aqualectra Production geen enkele verplichting meer had jegens SEU. Het Hof benadrukte dat ook vakbonden die minder dan de helft van de stemmen behalen, juridisch relevante representativiteit kunnen bezitten. Het Hof oordeelde dat Aqualectra Production SEU als gesprekspartner moest aanvaarden en met haar moest onderhandelen over de totstandkoming van een nieuwe CAO. Het Hof vernietigde het vonnis van het GEA, maar gaf Aqualectra Production wel bevelen om SEU als gesprekspartner te erkennen en te onderhandelen over de arbeidsvoorwaarden van haar leden. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2017 Vonnis no.:
Registratienummer: KG 78721/16 - H 264/16 en H 264A/16
Uitspraak: 7 februari 2017
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in kort geding in de zaak van:
de naamloze vennootschap
KOMPANIA DI PRODUKSHON DI AWA I ELEKTRISIDAT
DI KORSOU (KAE) N.V.,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. L.N. Asjes,
tegen
de vereniging
SINDIKATO DI EMPLEADONAN DEN UTILIDAT,
gevestigd in Curaçao,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
gemachtigde: mr. D.I.E.I. Lichtenberg.
De partijen worden hierna Aqualectra Production en SEU genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 8 juli 2016, tevens houdende memorie van grieven, met producties, is Aqualectra Production in hoger beroep gekomen van het tussen partijen in kort geding gewezen en op 17 juni 2016 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA) en heeft zij dertien grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van SEU alsnog zal afwijzen, met veroordeling van SEU in de proceskosten in beide instanties.
1.2
Bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel, met producties, heeft SEU de grieven van Aqualectra Production bestreden, incidenteel appel ingesteld, haar eis gewijzigd en vier grieven aangevoerd. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof haar vermeerderde eis zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3
Bij memorie van antwoord in het incidenteel appel heeft Aqualectra Production het incidenteel appel en de eiswijziging bestreden en geconcludeerd, primair dat SEU niet-ontvankelijk wordt verklaard in het incidenteel appel en subsidiair dat de gewijzigde eis wordt afgewezen.
1.4
Op 25 oktober 2016 hebben partijen pleitnotities overgelegd. SEU heeft vooraf producties toegezonden.
1.5
Vonnis is gevraagd en nader bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Van het volgende dient te worden uitgegaan.
2.1.1
Aqualectra Production exploiteert een onderneming die zich bezighoudt met de inkoop en productie van water en elektriciteit in Curaçao. Een aan
Aqualectra Production gelieerde vennootschap kan worden aangeduid als Aqualectra Distribution. Aqualectra Production en Aqualectra Distribution treden in het maatschappelijke verkeer gezamenlijk op als Aqualectra. In gevallen waarin het onderscheid tussen beide vennootschappen niet wordt gemaakt, zal ook het Hof de aanduiding Aqualectra gebruiken. Brieven van [betrokkene 1], "acting CEO", zullen aangeduid worden als brieven van (het bestuur van) Aqualectra.
2.1.2
SEU is een vakbond. In het verleden vertegenwoordigde zij bij Aqualectra Production het stafpersoneel. Het operationeel personeel van Aqualectra Production werd vertegenwoordigd door een andere vakbond, die kan worden aangeduid als STK. Een bij Aqualectra Distribution betrokken vakbond kan worden aangeduid als STKo.
2.1.3
De laatste CAO die tussen Aqualectra Production en SEU tot stand is gekomen, betreft het stafpersoneel en is aangegaan voor een periode tot
31 december 2013.
2.1.4
In het kader van geschillen tussen Aqualectra en haar personeel zijn herhaaldelijk Landsbemiddelaars actief geweest als bedoeld in de Arbeidsgeschillenlandsverordening 1946 (PB 1946 no. 119, zoals gewijzigd; hierna: de Arbeidsgeschillenlandsverordening).
2.1.5
Bij brief van 14 februari 2014 heeft het bestuur van Aqualectra de Landsbemiddelaar verzocht een referendum als bedoeld in
art. 14a Arbeidsgeschillenlandsverordening te houden. Het bestuur was van mening dat het niet efficiënt was dat het met drie verschillende vakbonden moest onderhandelen.
2.1.6
In een tussen onder meer SEU enerzijds en onder meer
Aqualectra Production anderzijds gevoerd kort geding (KG 65640 - H 167/14) heeft het GEA op 21 februari 2014 een vonnis uitgesproken. Bij vonnis van
23 september 2014 heeft het Hof het vonnis van het GEA vernietigd en Aqualectra Production bevolen SEU in bepaalde kwesties als gesprekspartner te aanvaarden.
2.1.7
Bij brief van 23 september 2014 heeft SEU de Landsbemiddelaar verzocht twee aparte referenda te houden, namelijk één voor
Aqualectra Production en één voor Aqualectra Distribution.
2.1.8
Bij brief van 21 oktober 2014 heeft de Landsbemiddelaar aan het bestuur van Aqualectra bericht dat het houden van één referendum voor alle werknemers bij "Aqualectra" als werkgever slechts mogelijk zou zijn na een juridische fusie van Aqualectra Production en Aqualectra Distribution.
2.1.9
De Landsbemiddelaar heeft twee aparte referenda gehouden: één voor Aqualectra Production en één voor Aqualectra Distribution.
Bij brief van 18 augustus 2015 heeft de Landsbemiddelaar aan het bestuur van Aqualectra zijn beslissing kenbaar gemaakt dat bij het voor
Aqualectra Production te houden referendum het gehele personeel zal worden aangemerkt als één categorie van werknemers.
2.1.10
Op 4 september 2015 is een referendum gehouden voor
Aqualectra Distribution.
2.1.11
Op 18 september 2015 is een referendum gehouden voor
Aqualectra Production. Het proces-verbaal van de zitting van de stemcommissie vermeldt dat er 246 kiesgerechtigde werknemers waren,
240 aanmeldingen en 238 geldig uitgebrachte stemmen. Voor SEU waren
121 stemmen en voor STK 117 stemmen. Het proces-verbaal vermeldt als uitslag van het referendum dat noch SEU, noch STK "representatie heeft behaald".
2.1.12
Bij bericht van 22 september 2015 heeft het bestuur van Aqualectra aan haar personeel medegedeeld dat het bij Aqualectra Production geen enkele vakbond erkent (en bij Aqualectra Distributions uitsluitend STKo). Dit is volgens het bestuur de uitkomst van de referenda.
2.1.13
Bij brief van 25 september 2015 heeft de Landsbemiddelaar aan het bestuur van Aqualectra bericht dat de uitkomst van het referendum bij Aqualectra Production tot gevolg heeft dat de situatie blijft bestaan die vóór het referendum bestond, te weten dat SEU het stafpersoneel blijft vertegenwoordigen en STK het operationeel personeel.
2.1.14
Bij brief van 6 oktober 2015 heeft SEU Aqualectra verzocht aan
de bestuursleden van SEU veertig uur per week vrijstelling van het werk
te verlenen voor vakbondsactiviteiten, met een beroep op
art. 38 lid 3 van de CAO.
Bij brief van 15 oktober 2015 heeft het bestuur van Aqualectra dat verzoek afgewezen op de grond dat de CAO per 31 december 2013 is geëindigd, en daarmee ook de in art. 38 van de CAO opgenomen afspraak.
2.1.15
Bij interne memo van 17 december 2015 heeft [betrokkene 2] als
Acting Manager HR aan het personeel van Aqualectra het volgende bericht:
"Hierbij delen wij u mede dat, conform artikel 1, lid 1 van het door de directie met de vakbond S.T.Ko. overeengekomen 'Protocol Vastlegging Arbeidsvoorwaarden voor het personeel ingedeeld in functie- c.q. salarisgroepen O1 en A t/m H' (d.d. 17 december 2015), gedurende de CAO-periode van 2014 tot en met 2017 jaarlijks een Lumpsum van
NAf. 750,00 zal worden uitbetaald.
In navolging daarvan zal per heden, 17 december 2015, de lumpsum voor 2014 en de lumpsum voor 2015, zijnde totaal Naf. 1.500,00 bruto aan het hoger personeel van zowel Aqualectra Production en Distribution worden uitgekeerd."
Het in dit memo bedoelde protocol zal worden aangeduid als het protocol van 17 december 2015.
2.1.16
Bij brief van 24 juni 2016 heeft SEU ingevolge art. 41 van de CAO aanspraak gemaakt op betaling van syndicale premies van NAf 58.020,- en NAf 29.680,- voor respectievelijk de jaren 2015 en 2016.
Bij brief van 29 juni 2016 heeft het bestuur van Aqualectra aan SEU bericht dat het de premies niet zal betalen, omdat de werking van art. 41 van de CAO op 31 december 2013 is geëindigd en deze bepaling geen nawerking heeft.
2.2
In dit kort geding heeft SEU in eerste aanleg, na vermeerdering van eis bij akte van 1 juni 2016, verkort en geparafraseerd weergegeven, gevorderd dat het GEA:
1. Aqualectra Production beveelt om:
a. SEU te aanvaarden als gesprekspartner bij alle arbeidsaangelegenheden aangaande haar leden, althans bij onderhandelingen over een nieuwe CAO;
b. SEU in bepaalde gevallen uit te nodigen tot overleg waarbij geen vertegenwoordigers van andere vakbonden aanwezig zijn;
c. aan SEU gelijktijdig dezelfde informatie te verstrekken als zij aan STK en STKo verstrekt;
2. Aqualectra Production verbiedt om overleg over enige arbeidsaangelegenheid aangaande de leden van SEU, althans onderhandelingen over een nieuwe CAO te voeren met anderen zonder dat SEU als gesprekspartner deelneemt aan het overleg of de onderhandelingen;
3. Aqualectra Production beveelt om SEU toe te laten tot bepaalde overleggen;
4. Aqualectra Production beveelt om in bepaalde gevallen op regelmatige basis overleg met SEU te voeren zonder dat er vertegenwoordigers van andere vakbonden bij aanwezig zijn;
een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen,
althans dat het GEA een andere beslissing neemt die het passend acht.
2.3
Het GEA heeft, verkort weergegeven, als volgt overwogen.
Het GEA begrijpt de vorderingen van SEU als een verzoek om
Aqualectra Production te bevelen SEU te erkennen als vakbond in de zin van artikel 14a lid 4 Arbeidsgeschillenlandsverordening (rov. 4.3). Het gaat te ver om aan de uitslag van het referendum bij Aqualectra Production het gevolg te verbinden dat Aqualectra Production geen enkele vakbond meer behoeft te erkennen als vertegenwoordiger van haar werknemers (rov. 4.5). Mede nu Aqualectra Production heeft nagelaten bezwaar te maken tegen de in de brief van 25 september 2015 besloten liggende beschikking van de Landsbemiddelaar, dient SEU ook na het referendum te worden beschouwd als vakbond van het stafpersoneel (rov. 4.7). Aqualectra Production dient SEU als zodanig te erkennen en daarnaar te handelen. Zij dient met SEU te onderhandelen over de totstandkoming van een nieuwe CAO voor het stafpersoneel. Verder dient zij het protocol van 17 december 2015 met SEU te bespreken (rov. 4.8). Gelet op het door het Hof bij vonnis van
23 september 2014 gegeven bevel, ziet het GEA geen aanleiding voor een nader bevel in het kader van de vraag in welke vorm de verdere besprekingen dienen te worden gegoten, in het bijzonder van de vraag of deze besprekingen in of buiten aanwezigheid van andere vakbonden dienen te worden gevoerd (rov. 4.11). Aqualectra dient informatie zo veel mogelijk gelijkelijk en gelijktijdig aan de vakbonden ter beschikking te stellen. Er is geen aanleiding hierover een bevel te geven (rov. 4.12).
2.4
Op grond van het voorgaande heeft het GEA, verkort weergegeven, Aqualectra Production bevolen om SEU als vakbond voor het stafpersoneel te erkennen en daarnaar te handelen en om SEU tijdig te benaderen voor de vastlegging van een datum van eerste bespreking, dit laatste op straffe van verbeurte van dwangsommen.
Het appel van Aqualectra Production richt zich zowel tegen de uitleg die het GEA aan de vorderingen van SEU heeft gegeven als tegen hetgeen het GEA heeft bevolen.
2.5
Het incidenteel appel van SEU strekt ertoe dat het Hof de in hoger beroep vermeerderde eis toewijst, namelijk, verkort en geparafraseerd weergegeven, dat het Hof:
1. Aqualectra Production beveelt om SEU te erkennen als representatieve vakbond, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
2. Aqualectra Production beveelt om aan SEU een voorschot te betalen op de syndicale premies voor 2015 en 2016, met rente en incassokosten;
3. Aqualectra Production beveelt om de bestuursleden van SEU vrijstelling van het werk te verlenen overeenkomstig het verzoek van SEU;
4. Aqualectra Production beveelt om de onderhandelingen over de totstandkoming van een nieuwe CAO voort te zetten, op straffe van verbeurte van dwangsommen;
5. Aqualectra Production beveelt om:
a. SEU te aanvaarden als gesprekspartner bij alle arbeidsaangelegenheden aangaande haar leden, althans bij onderhandelingen over een nieuwe CAO;
b. aan SEU gelijktijdig dezelfde informatie te verstrekken als zij aan STK en STKo verstrekt, althans het vonnis van het Hof van 23 september 2014 nog steeds van toepassing verklaart;
6. Aqualectra Production verbiedt om overleg over enige arbeidsaangelegenheid aangaande de leden van SEU, althans onderhandelingen over een nieuwe CAO te voeren met anderen zonder dat SEU als gesprekspartner deelneemt aan dat overleg of die onderhandelingen;
7. Aqualectra Production beveelt om SEU toe te laten tot bepaalde overleggen;
8. deels op straffe van verbeurte van dwangsommen,
althans dat het Hof een andere beslissing neemt die het passend acht.
2.6
Aqualectra Production heeft het standpunt ingenomen dat SEU niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het incidenteel appel. Daarbij heeft zij bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Het Hof ziet aanleiding dit betoog eerst te behandelen.
2.7
Het betoog faalt. Procespartijen mogen in hoger beroep komen om hun eis te wijzigen (zie HR 19 januari 1979, ECLI:NL:PHR:1979:AC6464,
NJ 1980/124). Grieven behoeven niet tegen een specifieke overweging van het bestreden vonnis te zijn gericht. De grieven van SEU maken voldoende kenbaar waartegen Aqualectra Production zich heeft te verweren en waarover het Hof heeft te beslissen. De nieuwe elementen van de in hoger beroep gewijzigde eis van SEU houden zodanig verband met het in eerste aanleg berechte geschil dat niet gezegd kan worden dat Aqualectra Production door de eisvermeerdering onredelijk in haar verdediging wordt bemoeilijkt of het geding onredelijk wordt vertraagd.
Het Hof zal derhalve acht slaan op de grieven in het incidenteel appel en recht doen op de gewijzigde eis.
2.8
Grief 1 van Aqualectra is gericht tegen rov. 4.3 van het bestreden vonnis, waarin het GEA de vorderingen van SEU heeft opgevat als een verzoek om
Aqualectra Production te bevelen SEU te erkennen als vakbond in de zin van artikel 14a lid 4 Arbeidsgeschillenlandsverordening.
2.9
De grief faalt. Het GEA heeft uit nr. 11 van de pleitnota van
Aqualectra Production kunnen afleiden dat Aqualectra Production de vorderingen opvatte in de zin die het GEA eraan heeft toegekend. Voorts geldt dat de rechter verplicht is de rechtsgronden aan te vullen die partijen niet hebben aangevoerd. De bevelen die het GEA als dicta gegeven heeft (uitgelegd in het licht van de overwegingen van het bestreden vonnis), sluiten in zodanige mate aan op het in eerste aanleg gevoerde partijdebat, dat niet kan worden gesproken van een ontoelaatbare verrassingsbeslissing. Het GEA mocht de vordering dus zo opvatten als het heeft gedaan. De grief faalt bovendien bij gebrek aan belang, nu in hoger beroep een gewijzigde eis aan de orde is.
2.1
Bij de beoordeling van de gewijzigde eis stelt het Hof het volgende voorop.
2.11
De Arbeidsgeschillenlandsverordening bepaalt onder meer:
Art. 14a. 1. De bemiddelaar kan op verzoek van de werkgever of van het bestuur van een vakvereniging van werknemers een referendum onder één of meerdere door hem te bepalen categorieën van werknemers in een bedrijf houden teneinde vast te stellen welke vakverenigingen door de meerderheid van die werknemers wordt aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen. (...)
2. (...)
3. (...)
4. De werkgever is verplicht, omtrent het aangaan van een collectieve arbeidsovereenkomst te onderhandelen met het bestuur van de vakvereniging van werknemers, die bij het referendum door de meerderheid van de werknemers werd aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen.
(...)
2.12
Art. 14a lid 4 Arbeidsgeschillenlandsverordening luidt niet dat de werkgever verplicht is de daarin genoemde vakvereniging "als vakbond te erkennen". Een bevel om een SEU als vakbond te erkennen in de zin van die bepaling is onvoldoende bepaald. Reeds om die reden kan een dergelijk bevel niet worden gegeven. Hetzelfde geldt voor een bevel om SEU te erkennen als "vakbond voor het stafpersoneel" of als "vakbond met representativiteit" of voor een bevel om "daarnaar te handelen".
Het bestreden vonnis kan dus niet in stand blijven. De vordering zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 1 verkort weergegeven, kan ook niet worden toegewezen.
2.13
De vordering zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 2 verkort weergegeven, heeft betrekking op de aanspraak van SEU op syndicale premies (zie rov. 2.1.16 hiervoor). Deze aanspraak is gemaakt nadat het bestreden vonnis is gewezen en is dus in eerste aanleg niet aan de orde geweest.
2.14
De incidentele grieven van SEU maken onvoldoende duidelijk op grond waarvan SEU meent recht te hebben op uitbetaling van de syndicale premies. Met name heeft SEU bij die grieven niets gesteld over de vraag of art. 41 van de CAO nawerking heeft. De CAO is ook niet in het geding gebracht. De enkele omstandigheid dat de syndicale premies voor het jaar 2014 zijn uitbetaald, is onvoldoende om het oordeel te kunnen dragen dat hetzelfde moet gebeuren met syndicale premies voor latere jaren.
In de toelichting op haar grief 4 heeft SEU met een verwijzing naar producties een beroep gedaan op basisregels en protocollen, maar het is niet aan het Hof om in de producties op zoek te gaan naar een grondslag voor de vordering van SEU.
Voor zover aan de aanspraak op syndicale premies het in het bestreden vonnis gegeven bevel ten grondslag is gelegd, geldt dat (ongeacht het antwoord op de vraag of een juiste uitleg van het bestreden vonnis een voldoende grondslag daarvoor zou bieden) door vernietiging van dat vonnis die grondslag dan aan de aanspraak komt te vervallen.
Voor zover aan de aanspraak op syndicale premies het gelijkheidsbeginsel ten grondslag is gelegd (waarbij SEU kennelijk erop doelt dat Aqualectra een betere behandeling geeft aan STK en STKo dan aan haar), dan is dat onvoldoende geconcretiseerd. Wat die andere vakbonden aan vergelijkbare betalingen hebben ontvangen en op basis van welke afspraken, is immers niet uitgewerkt.
2.15
De vordering zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 3 verkort weergegeven, heeft betrekking op de aanspraak van SEU op vrijstelling van het werk (zie rov. 2.1.14 hiervoor). Ook dit is in eerste aanleg niet aan de orde geweest.
2.16
De incidentele grieven van SEU maken onvoldoende duidelijk op grond waarvan SEU meent hierop recht te hebben. SEU heeft in die grieven niets gesteld over de vraag of art. 38 lid 3 van de CAO nawerking heeft. Ook hier wreekt zich dat de CAO niet in het geding is gebracht. Voor zover de vordering is gebaseerd op basisregels, protocollen, het in het bestreden vonnis gegeven bevel en/of het gelijkheidsbeginsel, geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen over de vordering sub 2 met betrekking tot de syndicale premies.
2.17
De vordering zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 4 verkort weergegeven, heeft betrekking op het aanvaarden van SEU als gesprekspartner bij onderhandelingen over een nieuwe CAO.
2.18
Anders dan het GEA kennelijk heeft aangenomen, kan de brief van de Landsbemiddelaar van 25 september 2015 (zie rov. 2.1.13 hiervoor) niet worden aangemerkt als een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar). In zoverre is grief 7 van Aqualectra Production terecht voorgesteld. De brief heeft immers de strekking te vermelden dat het voortbestaan van de oude situatie het gevolg is van de uitkomst van het referendum, en dus niet het gevolg van enige in de brief van 25 september 2015 genomen beslissing. De brief is dus niet gericht op het in het leven roepen van enig rechtsgevolg.
2.19
Niet is gesteld dat de hiervoor in rov. 2.1.11 weergegeven uitslag van het referendum inhoudt dat de meerderheid van de werknemers van
Aqualectra Production (opgevat als één categorie) SEU heeft aangewezen om hen bij de behartiging van hun arbeidsaangelegenheden te vertegenwoordigen in de zin van art. 14a lid 4 Arbeidsgeschillenlandsverordening.
In de Arbeidsgeschillenlandsverordening is ook niet bepaald dat indien een referendum wordt gehouden, en geen enkele deelnemende vakvereniging de meerderheid behaalt, het rechtsgevolg is dat de oude situatie blijft voortbestaan. De Arbeidsgeschillenlandsverordening bepaalt daar niets over. Dit rechtsgevolg volgt ook niet uit het stelsel van die landsverordening. Een dergelijke uitleg van de landsverordening is ook niet wenselijk, want die zou ertoe leiden dat bestaande situaties in veel gevallen niet door middel van een referendum gewijzigd kunnen worden.
Art. 14a lid 4 Arbeidsgeschillenlandsverordening legt daarom (in elk geval sinds het gehouden referendum) op zichzelf geen verplichtingen aan Aqualectra Production op jegens SEU.
2.2
Uit art. 14a lid 4 Arbeidsgeschillenlandsverordening kan echter niet
(a contrario) worden afgeleid dat indien een referendum als daar bedoeld wordt gehouden en een deelnemende vakvereniging de daar bedoelde meerderheid niet behaalt, de werkgever op die grond (voortaan) geen enkele verplichting jegens die vakvereniging (meer) heeft. Noch de tekst, noch de strekking van de bepaling brengt dat mee. Bovendien zou een dergelijke uitleg van de bepaling onverenigbaar zijn met hedendaagse opvattingen over het in het EVRM gewaarborgde recht op vrijheid van vakvereniging.
2.21
Ook een vakbond die bij een referendum minder stemmen behaalt dan de helft van het aantal kiesgerechtigde werknemers, kan juridisch relevante representativiteit bezitten. In zoverre is de vermelding in het proces-verbaal van 18 september 2015 dat SEU en STK geen "representatie hebben behaald", misleidend. Zie Gerechtshof Arnhem 14 maart 1995, JAR 1995/96, rov. 5, met verdere vindplaatsen van rechterlijke uitspraken, voor voorbeelden van vakbonden die naar het oordeel van die rechters juridisch relevante representativiteit bezaten. Voor de vraag of dergelijke vakbonden moeten worden toegelaten tot CAO-onderhandelingen geldt het volgende toetsingskader.
2.22
Het uitgangspunt is onderhandelingsvrijheid: partijen bepalen in beginsel en tot op zekere hoogte zelf of zij al dan niet met elkaar in onderhandeling wensen te treden. De onderhandelingsvrijheid van de werkgever is echter in zoverre beperkt dat een belangenafweging ertoe kan leiden dat een vakbond bij de rechter kan afdwingen tot onderhandelingen te worden toegelaten. Bij die belangenafweging zijn in elk geval de volgende wegingsfactoren van belang:
- een vakbond die juridisch relevante representativiteit bezit kan in beginsel toelating tot CAO-onderhandelingen afdwingen;
- de weigering om een vakbond toe te laten tot CAO-onderhandelingen kan zijn toegestaan indien de opgeworpen bezwaren daartoe van evident zwaarwegende betekenis zijn;
- de aanwezigheid van zwaarwegende belangen die worden nagestreefd door de vakbond dienen eveneens te worden meegewogen;
- de belangenafweging dient steeds zorgvuldig te worden gemaakt; bij de representativiteit betekent dit dat de percentages van vertegenwoordiging uitdrukkelijk in de afweging dienen te worden betrokken.
(vergelijk 2.6 van de conclusie van advocaat-generaal L. Timmerman voor HR 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4881, NJ 2007/464).
Toepassing van dat beslissingskader op dit geval leidt tot het oordeel dat de bij het referendum van 18 september 2015 bereikte uitslag (zie rov. 2.1.11 hiervoor) meebrengt dat zowel SEU als STK zodanig representatief zijn dat Aqualectra Production hen beiden als gesprekspartners moet aanvaarden bij onderhandelingen over de totstandkoming van een nieuwe CAO, en wel op gelijke voet.
2.23
De door Aqualectra Production bij haar grief 2 aangevoerde omstandigheden dat SEU zonder voorbehoud heeft gevraagd om één referendum bij Aqualectra Production, en dat de Landsbemiddelaar heeft beslist dat bij het referendum het gehele personeel werd aangemerkt als één categorie van werknemers (zie rov. 2.1.7 en 2.1.9), doen aan het voorgaande niet af. Voor het toetsingskader en het daarop gebaseerde oordeel, een en ander als hiervoor in rov. 2.22 weergegeven, is dat immers niet van belang. Overigens is de beslissing van de Landsbemiddelaar om het gehele personeel als één categorie aan te merken, een beschikking in de zin van de Lar (zie GHvJ 15 december 2014, ECLI:NL:OGHACMB:2014:94), maar de rechtsgevolgen van die beschikking raken niet aan de in dit civiele kort geding te nemen beslissingen.
Ook bij haar grieven 3 tot en met 7 heeft Aqualectra Production geen omstandigheden aangevoerd die aan het voorgaande kunnen afdoen.
2.24
Op grond van het voorgaande zal de vordering sub 4 deels worden toegewezen. Het karakter van onderhandelingen brengt echter mee dat het niet zinvol en ook niet goed mogelijk is om vooraf dwingend voor te schrijven hoe vaak en hoe lang partijen met elkaar moeten overleggen en op welke termijn resultaat moet worden bereikt. Het Hof zal een bevel geven dat geïnspireerd is op het bij vonnis van 23 september 2014 gegeven bevel.
2.25
De vordering zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 5a verkort weergegeven, heeft primair betrekking op het erkennen van SEU als gesprekspartner bij arbeidsaangelegenheden (in de ruimste zin van dat woord) aangaande haar leden.
2.26
Aqualectra Production dient het recht van SEU te respecteren "to seek to persuade the employer to hear what it has to say on behalf of its members".
Dit recht vloeit voort uit art. 7 van het EVRM (zie EHRM Grote Kamer 9 juli 2013, Appl. no. 2330/99, Sindicatul "Păstorul Cel Bun" v. Romania, § 135, en het vonnis van dit Hof van 23 september 2014, rov. 4.3) en brengt in beginsel mee dat Aqualectra Production met SEU in gesprek moet gaan indien SEU bij haar arbeidsaangelegenheden aan de orde stelt die haar leden aangaan.
De vordering kan echter niet worden toegewezen, omdat die te onbepaald is. Indien Aqualectra Production in een concreet geval inbreuk maakt op dit recht, kan SEU dit geconcretiseerd bij de rechter aan de orde stellen. Het is ook niet te verwachten dat een te algemeen geformuleerd bevel, versterkt met dwangsommen, eraan bijdraagt dat dit soort gesprekken op een zinvolle manier gevoerd zullen worden.
Het bevel dat het Hof bij vonnis van 23 september 2014 heeft gegeven, is wel voldoende concreet. Er is geen reden om aan te nemen dat een dit bevel niet meer nodig is of niet meer kan worden gegeven. Voor de duidelijkheid zal het Hof het bevel thans (enigszins hergeformuleerd) opnieuw geven.
2.27
De vordering zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 5a verkort weergegeven, heeft subsidiair betrekking op het erkennen van SEU als gesprekspartner bij onderhandelingen over de totstandkoming van een CAO. Hierover heeft het Hof al geoordeeld.
2.28
De vordering zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 5b verkort weergegeven, heeft primair betrekking op informatieverstrekking. Aqualectra Production dient informatie met betrekking tot de CAO-onderhandelingen zo veel mogelijk gelijkelijk en gelijktijdig aan de vakbonden ter beschikking te stellen. Deze verplichting is echter ook onvoldoende geconcretiseerd om in aanmerking te komen voor toewijzing van een algemeen bevel in kort geding. Over schending van een dergelijke verplichting zal van geval tot geval geoordeeld moeten worden. Over het hier subsidiair gevorderde, herhaling van het reeds eerder gegeven bevel, is al geoordeeld.
2.29
De vorderingen zoals hiervoor in rov. 2.5 sub 6 en 7 verkort weergegeven, liggen in het verlengde van de hiervoor beoordeelde vorderingen. Het Hof acht het niet nodig om de vorderingen sub 6 en 7 toe te wijzen. Hetgeen hiervoor toewijsbaar is geoordeeld, moet voldoende zijn.
2.3
Ook voor het overige ziet het Hof geen reden om enige voorziening te treffen.
2.31
Op grond van het voorgaande dient het bestreden vonnis te worden vernietigd. Beide partijen worden in eerste aanleg, in principaal appel en in incidenteel appel op enige punten in het ongelijk gesteld. De proceskosten zullen daarom worden gecompenseerd. Voor zover de grieven over en weer in het voorgaande niet besproken zijn, falen zij bij gebrek aan belang.

B E S L I S S I N G

Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
beveelt Aqualectra Production:
a. met SEU te onderhandelen omtrent het aangaan van een nieuwe CAO;
en:
b. SEU als gesprekspartner te aanvaarden in kwesties die de naleving en uitleg betreffen van arbeidsvoorwaarden die van toepassing zijn op leden van SEU, tevens zijnde werknemer van Aqualectra Production,
ook indien die kwesties de uitleg en naleving van voorwaarden van een CAO betreffen die weliswaar niet gesloten is met SEU, maar wel van toepassing is op leden van SEU, tevens zijnde werknemer van Aqualectra Production;
op straffe van verbeurte van een dwangsom van NAf 10.000,- per overtreding van een van deze twee bevelen, met een maximum van NAf 100.000,-;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten in eerste aanleg, in principaal appel en in incidenteel appel aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en S.A. Carmelia, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 7 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.