Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
2.De beoordeling
B E S L I S S I N G
dinsdag 26 april 2016 (ambtshalve P3)
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een kort geding tussen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de besloten vennootschap Manrique Capriles & Sons B.V. (MCS). De SVB is in hoger beroep gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het bodembeslag op drie echo-apparaten van MCS werd opgeheven. De SVB had op 15 september 2014 bodembeslag gelegd op deze apparaten, omdat de Taamskliniek, waar de apparaten zich bevonden, niet had voldaan aan betalingsbevelen. MCS had in eerste aanleg gevorderd dat het bodembeslag zou worden opgeheven, wat door het GEA werd toegewezen.
In het hoger beroep heeft de SVB één grief aangevoerd en verzocht het vonnis van het GEA te vernietigen en de vorderingen van MCS af te wijzen. MCS heeft de grief bestreden en verzocht het vonnis te bevestigen. Het Hof heeft geoordeeld dat de SVB een direct geldelijk belang heeft bij de uitkomst van de zaak, wat van invloed is op de griffierechten. De SVB moet binnen zes weken een nageheven griffierecht betalen, anders vervalt het hoger beroep. Het Hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van de SVB en verdere beslissingen aangehouden.
De uitspraak is gedaan op 15 maart 2016 door de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en S. Verheijen, en is openbaar uitgesproken in Curaçao. De zaak betreft belangrijke juridische aspecten zoals de procedure rondom bodembeslag en de verplichtingen met betrekking tot griffierechten in hoger beroep.