ECLI:NL:OGHACMB:2016:148
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van lijfsdwang in kort geding met betrekking tot alimentatie en overbedeling
In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, gaat het om een kort geding waarin [appellante] een vordering heeft ingesteld tot uitvoerbaarheid bij lijfsdwang van een eerder vonnis met betrekking tot kinderalimentatie en een overbedelingsvordering. De procedure is gestart door [appellante] die in hoger beroep is gekomen van een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (GEA) dat haar vordering had afgewezen. De zaak heeft een lange voorgeschiedenis, waarbij partijen ooit met elkaar getrouwd zijn geweest en er afspraken zijn gemaakt over de betaling van kinderalimentatie door [geïntimeerde].
Het Hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan, wat heeft geleid tot de executie door [appellante] van een derdenbeslag onder een vennootschap waar [geïntimeerde] werkzaam zou zijn. Echter, de vennootschap heeft verklaard dat er geen rechtsverhouding bestaat tussen hen en [geïntimeerde]. Het Hof heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat [appellante] niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat lijfsdwang gerechtvaardigd is, en dat de belangenafweging in het voordeel van [geïntimeerde] uitvalt.
Uiteindelijk heeft het Hof het vonnis van het GEA bevestigd en [appellante] de mogelijkheid geboden om kosteloos in hoger beroep te procederen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 20 december 2016.