ECLI:NL:HR:2005:AR2776
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de bevoegdheid van de Ontvanger tot het leggen van executoriaal derdenbeslag na een eerdere verklaring van de derde
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 januari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Ontvanger van de Belastingdienst/Zuidwest en een derde, aangeduid als [verweerster]. De Ontvanger had bij exploot van 2 november 2000 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank te Middelburg, met als doel een gerechtelijke verklaring te verkrijgen over de vorderingen die door een eerder gelegd beslag waren getroffen. De vorderingen waren primair gericht op het verkrijgen van een verklaring van [verweerster] over de vorderingen die door het beslag waren getroffen, en subsidiair op betaling van een bedrag van ƒ 31.654,--, vermeerderd met invorderingsrente. De rechtbank verwees de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door de Ontvanger, waarna de Ontvanger hoger beroep instelde bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof verklaarde de Ontvanger niet-ontvankelijk in zijn vordering, wat leidde tot cassatie door de Ontvanger.
De Hoge Raad oordeelde dat de Ontvanger na het leggen van het eerste beslag en de daaropvolgende verklaring van [verweerster] niet meer bevoegd was om opnieuw beslag te leggen onder dezelfde derde, omdat de verklaring van [verweerster] niet tijdig was betwist. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt de blokkerende werking van executoriaal derdenbeslag en de noodzaak voor de beslaglegger om tijdig te reageren op de verklaringen van de derde. De kosten van het geding in cassatie werden aan [verweerster] opgelegd.