ECLI:NL:OGHACMB:2016:141
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake achterstellingsovereenkomst tussen appellant en Aruba Bank
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin Aruba Bank een vordering heeft ingesteld op betaling van Afl. 170.475,00. De vordering is gebaseerd op een achterstellingsovereenkomst die op 18 januari 2007 is ondertekend. In de overeenkomst is vastgelegd dat [appellant] zijn recht op terugbetaling van leningen aan Arubian Food Trading N.V. wenst achter te stellen aan de vorderingen van Aruba Bank. Het GEA heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat Aruba Bank in het opgedragen bewijs is geslaagd en heeft de vordering toegewezen. [Appellant] heeft in hoger beroep vijf grieven ingediend, waarin hij onder andere aanvoert dat hij geen partij is bij de achterstellingsovereenkomst en dat hij niet hoofdelijk verbonden is. Het Hof heeft de argumenten van [appellant] beoordeeld en geconcludeerd dat Aruba Bank er op mocht vertrouwen dat [appellant] ook zichzelf als contractspartij bond aan de overeenkomst. Het Hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en de zaak verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van Aruba Bank.