In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], wonende in de Verenigde Staten, tegen Citco Banking Corporation N.V., gevestigd in Curaçao. De zaak betreft een bankrekening die op verzoek van Global Capital Enterprises Ltd. (GCE) is geopend bij Citco. Deze rekening werd in 2001 gesloten en het saldo van US$ 492.610,07 werd uitgekeerd via een cheque. Toen deze cheque niet werd geïnd, heeft Citco een stop payment uitgevaardigd en het bedrag op een speciale renteloze rekening gestort. [Appellant] heeft in hoger beroep aanspraak gemaakt op een rentevergoeding, maar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie heeft het oordeel van het Gerecht in eerste aanleg bevestigd en de vorderingen van [appellant] afgewezen.
Het Hof oordeelt dat Citco redelijkerwijs mocht vertrouwen op de sluiting van de rekening en dat de wettelijke bewaartermijn voor administratie is verstreken. Het Hof wijst erop dat er geen algemene verplichting bestaat voor banken om gelden op rentedragende rekeningen te plaatsen. De door [appellant] ingebrachte grieven zijn niet toereikend om het oordeel van het GEA te weerleggen. Het Hof bevestigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op NAf 5.100,= aan gemachtigdensalaris en NAf 322,09 aan verschotten.