ECLI:NL:OGHACMB:2016:103

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
16 augustus 2016
Publicatiedatum
14 november 2016
Zaaknummer
AR 71/13 - ghis 78095 - H 67/16
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake niet-ontvankelijkheid van appelant door overschrijding appeltermijn

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 16 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Smit, heeft hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, die op 26 november 2014 en 27 mei 2015 zijn uitgesproken. De appellant heeft zestien grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van de eerdere vonnissen en veroordeling van de geïntimeerde in de kosten van beide instanties.

De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.G. van Dijk, heeft het hoger beroep bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de appellant, dan wel bevestiging van de eerdere vonnissen. Het Hof heeft vastgesteld dat de appeltermijn op 4 juni 2015 is ingegaan, na een daad van de appellant die de bekendheid met het vonnis bevestigde. De appellant heeft de appeltermijn van zes weken overschreden door pas op 20 juli 2015 appel in te stellen.

Het Hof heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de strikte handhaving van de appeltermijn rechtvaardigen. Daarom is de appellant niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep en is hij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op US$ 110,24 aan verschotten en US$ 2.520,00 aan salaris voor de gemachtigde. Deze beslissing is openbaar uitgesproken in Curaçao.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2016 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 71/13 - ghis 78095 - H 67/16
Uitspraak: 16 augustus 2016
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
[APPELANT],
wonende op Bonaire,
oorspronkelijk eiser,
thans appellant,
gemachtigde: mr. M.G.J. Smit, advocaat te Rotterdam,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende op Bonaire,
oorspronkelijk gedaagde,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.G. van Dijk.
De partijen worden hierna [appelant] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 20 juli 2015 is [appelant] in hoger beroep gekomen van de tussen partijen gewezen en op 26 november 2014 en 27 mei 2015 uitgesproken vonnissen van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire,
Sint Eustatius en Saba, zittingsplaats Bonaire (verder: GEA).
1.2
Bij op 31 augustus 2015 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appelant] zestien grieven tegen de vonnissen aangevoerd en toegelicht. Zijn conclusie strekt ertoe dat het Hof de vonnissen zal vernietigen en verdere dicta zal geven als in de memorie vermeld, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, uitvoerbaar bij voorraad.
1.3
Bij memorie van antwoord, met producties, heeft [geïntimeerde] het hoger beroep bestreden. Zijn conclusie strekt (kennelijk) ertoe dat het Hof [geïntimeerde]
niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep, althans de bestreden vonnissen zal bevestigen, met veroordeling van [appelant] in de kosten van beide instanties.
1.4
Op 5 november 2015 heeft [appelant] een akte ingediend.
1.5
In het dossier bevindt zich een pleitnota van [appelant] met de vermelding: "zitting 3 mei 2016, inleveringsdatum 22 april 2016", en een pleitnota van [geïntimeerde]. In het dossier bevindt zich verder e-mailcorrespondentie van
mr. Smit over een gedingstuk getiteld "Pleidooi P2 d.d. 26 mei 2016", maar dat heeft het Hof niet aangetroffen. Mr. Smit heeft verzocht te worden toegelaten tot re- en dupliek. Het Hof heeft dat verzoek afgewezen.
1.6
Vonnis is bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
Bij memorie van antwoord heeft mr. Van Dijk, de gemachtigde van [geïntimeerde], als producties afdrukken in het geding gebracht van e-mailcorrespondentie tussen hem en mr. Smit, de gemachtigde van [appelant]. Bij nadere akte heeft [appelant] doen aanvoeren dat mr. Van Dijk daardoor in strijd met de gedragsregels voor advocaten en onrechtmatig heeft gehandeld en dat het Hof die producties buiten beschouwing dient te laten.
2.2
Over bewijsmateriaal waarvan de verkrijging onrechtmatig is, heeft de Hoge Raad als volgt geoordeeld: in beginsel wegen het algemene maatschappelijke belang dat de waarheid in rechte aan het licht komt, alsmede het belang dat partijen erbij hebben hun stellingen in rechte aannemelijk te kunnen maken, zwaarder dan het belang van uitsluiting van bewijs. Slechts indien sprake is van bijkomende omstandigheden, is terzijdelegging van dat bewijs gerechtvaardigd (HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942,
NJ 2015/20).
2.3
Hetzelfde moet worden aangenomen voor bewijsmateriaal waarvan niet de verkrijging, maar de gebruikmaking onrechtmatig is. Bijkomende omstandigheden als bovenbedoeld zijn gesteld noch gebleken. Het Hof zal daarom acht slaan op de door mr. Van Dijk in het geding gebrachte producties, zonder te onderzoeken of mr. Van Dijk door die producties in het geding te brengen al dan niet in strijd met de gedragsregels voor advocaten of onrechtmatig heeft gehandeld.
2.4
Uit die producties blijkt dat mr. Van Dijk op 28 mei 2015 als bijlage bij een e-mailbericht een pdf-bestand van het vonnis naar mr. Smit heeft gestuurd met de vraag of [appelant] bereid is vrijwillig US$ 2.986,66 voor proceskosten te betalen, en dat mr. Smit bij e-mailbericht van 4 juni 2015 heeft laten weten dat [appelant] te kennen geeft (of heeft gegeven), onder protest, de proceskosten te willen voldoen. Gelet hierop is sprake van een uiterlijk op 4 juni 2015 door [appelant] gepleegde daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging hem bekend is. [appelant] heeft dat ook niet betwist. Ingevolge art. 264 lid 3 Rv is de appeltermijn daarom uiterlijk
op 4 juni 2015 gaan lopen. De appeltermijn bedraagt zes weken en is dus uiterlijk op 16 juli 2015 verstreken. De akte van appel is op 20 juli 2015 ingediend, derhalve met overschrijding van de appeltermijn.
2.5
Aan de appeltermijn moet strikt de hand worden gehouden. Bijzondere omstandigheden die een uitzondering op die regel zouden rechtvaardigen, zijn gesteld noch gebleken.
2.6
Op grond van het voorgaande dient [appelant] niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep. [appelant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verklaart [appelant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt [appelant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen en tot op heden begroot op US$ 110,24 aan verschotten en US$ 2.520,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en T.A.M. Tijhuis, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 16 augustus 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.