ECLI:NL:OGHACMB:2015:92

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juni 2015
Publicatiedatum
1 maart 2017
Zaaknummer
AR 14/2013 - ghis 72290 - H 73/2015
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake griffierecht en verval appel in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtspersoon naar vreemd recht, gevestigd op Anguilla, als appellante hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, uitgesproken op 25 februari 2014. De appellante heeft zes grieven aangevoerd tegen het vonnis en verzocht om vernietiging van het vonnis en afwijzing van de vorderingen van de geïntimeerde, die oorspronkelijk eiseres was. De geïntimeerde heeft de grieven bestreden en verzocht om bevestiging van het bestreden vonnis.

De vorderingen van de geïntimeerde omvatten een bevel tot medewerking van de appellante aan de overdracht van een perceel, alsook betaling van een bedrag van US$ 150.000,00 op basis van een boetebeding. Het Gerecht in eerste aanleg heeft deze vorderingen toegewezen, waarop de appellante in hoger beroep is gegaan. De zaak betreft een direct geldelijk belang van minimaal US$ 150.000,00, wat bij de huidige wisselkoers overeenkomt met NAf 267.000,00.

In hoger beroep is een griffierecht geheven dat berekend is op NAf 5.340,00, waarvan reeds NAf 900,00 is betaald. Het resterende bedrag van NAf 4.440,00 moet binnen zes weken worden betaald, anders vervalt het hoger beroep. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van de appellante, waarbij het Hof iedere verdere beslissing aanhoudt. Het vonnis is uitgesproken op 5 juni 2015 door de rechters van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Uitspraak

Burgerlijke zaken over 2015 Vonnis no.:
Registratienummer: AR 14/2013 - ghis 72290 - H 73/2015
Uitspraak: 5 juni 2015
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
V O N N I S
in de zaak van:
de rechtspersoon naar vreemd recht
[APPELLANTE],
gevestigd op Anguilla,
oorspronkelijk gedaagde,
thans appellante,
gemachtigde: mr. B. Brooks,
tegen
[GEÏNTIMEERDE],
wonende in Sint Maarten,
oorspronkelijk eiseres,
thans geïntimeerde,
gemachtigden: mrs. J. Veen en A.J. Engelsma.
De partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1
Bij akte van appel van 8 april 2014 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen en op 25 februari 2014 uitgesproken vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten (verder: GEA).
1.2
Bij op 20 mei 2014 ingekomen memorie van grieven, met producties, heeft [appellante] zes (niet correct doorgenummerde) grieven tegen het vonnis aangevoerd en toegelicht. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties.
1.3
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden. Haar conclusie strekt ertoe dat het Hof het bestreden vonnis zal bevestigen, met veroordeling van [appellante] in de proceskosten in hoger beroep.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag hebben partijen pleitnotities overgelegd. Vonnis is gevraagd en bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
In dit geding heeft [geïntimeerde], verkort weergegeven, een bevel gevorderd tot medewerking van [appellante] aan de overdracht van een perceel aan [geïntimeerde], met de bepaling dat het vonnis zo nodig in de plaats treedt van de medewerking van [appellante], en betaling van US$ 150.000,00 aan [geïntimeerde] ingevolge een boetebeding, met de bepaling dat [geïntimeerde] dit bedrag in mindering mag brengen op de onder de notaris te storten koopsom. Het GEA heeft de vorderingen toegewezen. Daartegen is het hoger beroep gericht.
2.2
Bij deze vorderingen bestaat een direct geldelijk belang dat kan worden gewaardeerd op minimaal US$ 150.000,00. Bij een wisselkoers van 1,78 komt dit bedrag overeen met NAf 267.000,00.
Ingevolge art. 20 lid 2 sub f jo. art. 20 leden 3, 6 en 7 van het Landsbesluit tarieven in burgerlijke zaken moet daarom in hoger beroep een griffierecht geheven worden dat als volgt wordt berekend:
het tweevoud van 1% van NAf 267.000,00 = NAf 5.340,00.
Er is in hoger beroep reeds NAf 900,00 aan griffierecht geheven. Het verschil ad NAf 4.440,00 wordt nageheven.
[appellante] zal voor betaling hiervan een termijn worden gegund van zes weken na heden, dus tot 17 juli 2015. Indien het nageheven bedrag niet tijdig wordt betaald, leidt dat in beginsel tot vervallenverklaring van het hoger beroep.
De zaak zal naar de rol worden verwezen om [appellante] in de gelegenheid te stellen bij akte een kwitantie over te leggen waaruit blijkt dat zij tijdig het nageheven bedrag aan griffierecht heeft betaald. Nu de hoogte van het griffierecht [geïntimeerde] niet aangaat, zal geen gelegenheid worden geboden voor een antwoordakte.
B E S L I S S I N G
Het Hof:
verwijst de zaak naar de rol van vrijdag 28 augustus 2015 in Sint Maarten (met ambtshalve toevoeging van rolaanduiding P3) voor akte uitlating griffierecht aan de zijde van [appellante];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.C.C. Lewin, S. Verheijen en F.J. Lourens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao,
Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 5 juni 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.