Uitspraak
gevestigd in Anguilla,
wonende in [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de rechtspersoon NIKITA LIMITED, gevestigd in Anguilla, tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De zaak betreft de naheffing van griffierecht en de vraag of er een wettelijke grondslag bestaat voor de vervallenverklaring van het hoger beroep wegens niet-tijdige betaling van dit griffierecht.
Nikita had aanvankelijk het griffierecht van NAf 900,-- tijdig betaald, maar ontving later een naheffing van NAf 4.440,--. Het hof had Nikita een termijn van zes weken gegeven om dit bedrag te betalen, maar verklaarde het hoger beroep vervallen omdat de betaling niet tijdig was geschied. Nikita stelde dat de mogelijkheid tot naheffing van griffierecht geen wettelijke basis had en dat de sanctie van verval van het hoger beroep niet gerechtvaardigd was.
De Hoge Raad oordeelde dat de wetgeving van Sint Maarten, met name artikel 270 lid 5 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet voorziet in een regeling voor het vervallen van het hoger beroep bij niet-tijdige betaling van nageheven griffierecht. De Hoge Raad vernietigde de vonnissen van het Gemeenschappelijk Hof en wees de zaak terug voor verdere behandeling. De kosten van het geding in cassatie werden gereserveerd, waarbij de Hoge Raad de kosten aan de zijde van Nikita begrootte op € 843,49 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.