ECLI:NL:OGHACMB:2015:72
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.A. Saleh
- D. Radder
- V.P. Maria
- Rechtspraak.nl
Uitlevering van een opgeëiste persoon aan de Verenigde Staten van Amerika op basis van het Uitleveringsverdrag en het Uitleveringsbesluit
Op 3 september 2015 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba advies uitgebracht over een uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten van Amerika. Dit verzoek betreft een opgeëiste persoon, geboren op 22 april 1978 in Curaçao, die wordt verdacht van strafbare feiten. Het advies is gegeven op basis van het Uitleveringsverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika, evenals de Overeenkomst betreffende uitlevering tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika van 29 september 2004.
De procedure begon met een diplomatiek verzoek van de Verenigde Staten, dat op 29 oktober 2013 werd ingediend. De procureur-generaal van Curaçao heeft de relevante stukken aan het Hof overgelegd. De behandeling vond plaats met gesloten deuren op 28 januari 2014 en opnieuw op 20 augustus 2015, na een terugverwijzing door de Hoge Raad. De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat de uitlevering ontoelaatbaar was vanwege een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het Hof oordeelde dat de overgelegde stukken voldeden aan de vereisten van het Uitleveringsbesluit en het Uitleveringsverdrag. Het Hof concludeerde dat er geen sprake was van een flagrante inbreuk op de rechten van de opgeëiste persoon en dat de uitlevering toelaatbaar was. Het advies van het Hof was om over te gaan tot uitlevering aan de Verenigde Staten van Amerika, waarbij werd opgemerkt dat de raadsman geen overtuigende argumenten had aangedragen die de uitlevering zouden kunnen blokkeren.