Uitspraak
[geïntimeerde],
[geïntimeerde],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak vorderen de nabestaanden van een persoon die op 22 februari 2012 door het arrestatieteam van de politie in Aruba is gedood, schadevergoeding van het Land Aruba. De zaak is in hoger beroep gekomen na een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het Land werd veroordeeld tot schadevergoeding. Het Hof oordeelt dat de vordering bij de civiele rechter in dit geval is uitgesloten op basis van de regels van de Strafvordering. De procedure begon met een akte van appel van het Land op 28 juli 2014, gevolgd door een memorie van grieven waarin zeven grieven werden aangevoerd. De geïntimeerden hebben de grieven bestreden en het Hof verzocht het eerdere vonnis te bevestigen. Het Hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de vordering van de nabestaanden niet kan worden behandeld door de civiele rechter, omdat de schade die zij hebben geleden voortvloeit uit de toepassing van een strafvorderlijk dwangmiddel. Het Hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij het Land de gelegenheid krijgt om zich uit te laten over de relevante overwegingen.