In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, die op 23 maart 2015 werd gedaan. De appellant had eerder bezwaar gemaakt tegen een beschikking van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekosten Verzekeringen, waarin hem een ouderdomspensioen van NAf. 88,- per maand was toegekend. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, waarna de appellant in beroep ging. Het Gerecht verklaarde het beroep echter niet-ontvankelijk, wat de appellant noopte om hoger beroep in te stellen.
De kern van het geschil betreft de termijnoverschrijding bij het indienen van het beroepschrift. De appellant stelde dat de vertraagde overzeese postbezorging een bijzondere omstandigheid was die niet aan hem kon worden toegerekend. Hij betoogde dat hij ervan uitging dat aangetekend verzonden post naar het buitenland binnen een week zou worden bezorgd, maar dat dit in zijn geval niet het geval was. Het Gerecht oordeelde echter dat de appellant niet voldoende alternatieven had benut om zijn beroepschrift tijdig in te dienen, zoals verzending per fax of via een lokale gemachtigde.
Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg en oordeelde dat de gevolgen van de vertraagde postbezorging voor rekening van de appellant kwamen. De appellant had niet aangetoond dat de termijnoverschrijding het gevolg was van bijzondere omstandigheden. De uitspraak van het Hof werd gedaan op 9 oktober 2015, waarbij de proceskosten niet werden toegewezen. De beslissing van het Hof is daarmee een bevestiging van de eerdere uitspraak, met verbetering van de gronden waarop deze rustte.