ECLI:NL:OGHACMB:2014:57

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 augustus 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
EJ 555/12 – Ghis 60732 – H 182/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake weekenddiensten voor medewerkers van kinderhuis Imeldahof

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een groep medewerkers van het kinderhuis Imeldahof in Aruba, die in geschil zijn over de verplichting om weekenddiensten te draaien. De appellanten, die al geruime tijd in dienst zijn bij Imeldahof, hebben nooit in de weekenden gewerkt en stellen dat van hen niet kan worden verlangd om dit te doen op basis van hun bestaande arbeidsrelatie. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie oordeelt dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, mede door maatschappelijke en politieke druk om het kinderhuis in het weekend open te houden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het redelijk is om van de medewerkers te verlangen dat zij akkoord gaan met een weekendrooster. Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie en benadrukt dat zowel werkgevers als werknemers zich als goede contractspartijen moeten gedragen. De beslissing van het Hof bevestigt de eerdere beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba, waarin het verzoek van de appellanten om een verklaring voor recht werd afgewezen. Het Hof oordeelt dat de wijziging van de arbeidsvoorwaarden, in dit geval de invoering van weekenddiensten, gerechtvaardigd is gezien de belangen van de kinderen die in het internaat verblijven. De appellanten worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN

ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN

BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA

Beschikking in de zaak van:

1.[Appellant sub 1],

2.
[Appellant sub 2],
3.
[Appellant sub 3],
4.
[Appellant sub 4],
5.
[Appellant sub 5],
allen wonende in Aruba en domicilie gekozen hebbende ten kantore van hun gemachtigde,
hierna te noemen: [appellanten] c.s.,
oorspronkelijk verzoeksters, thans appellanten,
gemachtigde: mr. E. Duijneveld,
tegen
de stichting STICHTING KINDERTEHUIS IMELDAHOF ARUBA,
gevestigd in Aruba,
hierna te noemen: Imeldahof,
oorspronkelijk verweerster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F.M. Werleman.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met EJ nummer 555 van 2012 gegeven en op
18 september 2012 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2. [
[appellanten] c.s. heeft in een beroepschrift, met productie, ingekomen op 29 oktober 2012, dus tijdig, hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. Hierin heeft zij het beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en haar verzoeken alsnog zal toewijzen, kosten rechtens.
1.3.
Imeldahof heeft in een verweerschrift, met producties, het hoger beroep bestreden en geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden beschikking, met veroordeling van [appellanten] c.s. in de kosten.
1.4.
Op 18 juni 2014 heeft een mondelinge behandeling van de onderhavige zaak samen met de zaak
Imeldahof v. Flanegin-Tromp(EJ 83/13 – Ghis 66013 – H 453/13) plaatsgevonden ten overstaan van mr. J. de Boer, lid van het Hof. [appellanten] c.s. is verschenen bijgestaan door haar gemachtigde. Voor Imeldahof is verschenen mw Nathalia Hernandez, directeur, vergezeld van de gemachtigde van Imeldahof, die een pleitnotitie heeft overgelegd.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.De gronden van het hoger beroep

Voor de gronden van het hoger beroep wordt verwezen naar het beroepschrift.

3.Beoordeling

3.1. [
[appellanten] c.s. heeft kort gezegd een verklaring voor recht verzocht inhoudende dat van haar niet op basis van de bestaande arbeidsrelatie verlangd kan worden ook in de weekenden diensten te draaien. Het GEA heeft het verzoek afgewezen en hiertegen richt zich het hoger beroep van [appellanten] c.s.
3.2.
Imeldahof is het enige internaat in Aruba dat duurzame opvang en begeleiding biedt aan minderjarigen van 6 tot 18 jaar die wegens verwaarlozing, mishandeling en misbruik niet langer in hun eigen thuissituatie kunnen blijven. In het verleden (sedert 1954), toen het internaat door nonnen (Zusters van Bethanië) werd instandgehouden, was het de gehele week open voor opvang en begeleiding. In de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen de instandhouding niet langer door nonnen geschiedde, ontstonden er moeilijkheden met de openstelling in het weekend. Men is er toe overgegaan het internaat in de weekenden te sluiten. De pupillen gingen in de weekenden (van vrijdag 16.00 uur tot zondag 16.00 uur) naar huis of naar een pleegopvang. Mede onder maatschappelijke en politieke druk en gesteund door andere kinderbeschermingsinstellingen, heeft Imeldahof, na een intensieve voorbereiding, besloten om met ingang van 3 december 2010 het internaat, althans een deel ervan (het gaat om vier huizen en soms zijn in het weekend twee genoeg), ook in het weekend open te laten, zodat in elk geval de kinderen die niet onbedreigd met weekendverlof kunnen gaan, in het internaat kunnen blijven.
3.3. [
[appellanten] c.s is al geruime tijd in dienst van Imeldahof. Zij heeft nimmer in de weekenden gewerkt. De vraag is of wegens wijziging van omstandigheden van haar als goed werknemer gevergd kan worden dat zij akkoord gaat met een weekendrooster.
3.4.
Uitgangspunt in dit hoger beroep is dat, doordat niet aan de eisen van artikel 7A:1613
iBWA is voldaan, het reglement Imeldahof als werkgever niet de bevoegdheid geeft een in de arbeidsovereenkomst voorkomende arbeidsvoorwaarde te wijzigen. Een beding in de arbeidsovereenkomst dat deze bevoegdheid geeft (eenzijdig wijzigingsbeding) ontbreekt eveneens.
3.5.
De Hoge Raad heeft op 26 juni 1998 in de zaak
Van der Lely v. Taxi Hofman, NJ 1998, 767 als volgt geoordeeld:
Uit […: corresponderend met de artikelen 7A:1614
ijen 7A:1615
dvan het
Burgerlijk Wetboek van Aruba; Hof] blijkt dat de werkgever en de werknemer over en weer verplicht zijn zich als een goed werkgever respectievelijk een goed werknemer te gedragen. Dit brengt, wat de werknemer betreft, mee dat hij op redelijke voorstellen van de werkgever, verband houdende met gewijzigde omstandigheden op het werk, in het algemeen positief behoort in te gaan en dergelijke voorstellen alleen mag afwijzen wanneer aanvaarding ervan redelijkerwijs niet van hem kan worden gevergd. Zulks wordt niet anders indien het zou gaan om gewijzigde omstandigheden die in de risicosfeer van de werkgever liggen. De hier bedoelde verplichting staat ook niet op gespannen voet met het dwingendrechtelijke stelsel van ontslagbescherming en is evenmin in strijd met de bescherming van de (arbeidsongeschikte) werknemer zoals die in wet en rechtspraak gestalte heeft gekregen. Zij betekent niet meer dan dat, behalve de werkgever, ook de werknemer zich in zijn contractuele verhouding tot de wederpartij redelijk behoort op te stellen. De bescherming van (arbeidsongeschikte) werknemers in het arbeidsrecht kan op zichzelf dan ook niet rechtvaardigen dat een werknemer een redelijk voorstel van zijn werkgever van de hand wijst.
3.6.
Ten aanzien van deze maatstaf heeft de Hoge Raad op 11 juli 2008 in de zaak
Stoof v. Mammoet(ECLI:NL:HR:2008:BD1847, NJ 2011, 185) de volgende nuancering gegeven:
(…) dat bij de hier te hanteren maatstaf het accent niet eenzijdig moet worden gelegd op hetgeen van de werknemer in een dergelijke situatie mag worden verwacht. Bij de beantwoording van de vraag tot welke gevolgen een wijziging van de omstandigheden voor een individuele arbeidsrelatie kan leiden, dient immers in de eerste plaats te worden onderzocht of de werkgever daarin als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot wijziging van de arbeidsvoorwaarden, en of het door hem gedane voorstel redelijk is. In dat kader moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, waaronder de aard van de gewijzigde omstandigheden die tot het voorstel aanleiding hebben gegeven en de aard en ingrijpendheid van het gedane voorstel, alsmede — naast het belang van de werkgever en de door hem gedreven onderneming — de positie van de betrokken werknemer aan wie het voorstel wordt gedaan en diens belang bij het ongewijzigd blijven van de arbeidsvoorwaarden. Nu de werknemer op deze wijze beschermd wordt tegen onredelijke voorstellen van de werkgever, en nu vervolgens nog dient te worden onderzocht of aanvaarding van het door de werkgever gedane redelijke voorstel in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid van de werknemer gevergd kan worden, is het belang van de werknemer bij een ondanks de veranderde omstandigheden ongewijzigd voortduren van de arbeidsvoorwaarden voldoende gewaarborgd.
3.7.
Dat geruime tijd in Aruba kinderen die wegens benodigde zorg en bescherming waren opgenomen in een kindertehuis, in het weekend werden weggestuurd, leverde een onaanvaardbare toestand op. Sedert 17 januari 2001 is Aruba gebonden aan de uit het
Internationaal verdrag inzake de rechten van het kind(IVRK) voortvloeiende verplichtingen. Dat mede onder maatschappelijke en politieke druk het kindertehuis in het weekend (gedeeltelijk) open diende te blijven, levert, alle uit het dossier blijkende omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, een wijziging van omstandigheden op, waarin Imeldahof als goed werkgever aanleiding heeft kunnen vinden tot het doen van een voorstel tot de introductie van weekenddiensten.
3.8.
Imeldahof heeft ter zitting in hoger beroep gesteld dat de minister slechts als overgangstegemoetkoming voor een jaar extra subsidie ter beschikking heeft gesteld, opdat (negen) tijdelijke krachten konden worden ingehuurd. Hierdoor konden de vaste personeelsleden hun levenspatroon zo nodig aanpassen. Deze stelling is onvoldoende gemotiveerd weersproken, mede in aanmerking genomen dat het van algemene bekendheid is dat de Arubaanse overheid worstelt met grote tekorten.
3.9.
Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het per werknemer gaat om ongeveer drie dagdelen die gedurende een maand in het weekend vallen. Het getroffen personeel geniet, ook reeds vóór invoering van het weekendrooster, een continudiensttoelage die thans de weekenddiensten mede dekt. [appellanten] c.s. behoudt een vijfdaagse werkweek en zal 40 uren in de week blijven werken.
3.10.
Het gaat, zo is gebleken tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, om ca. twintig leidsters, waaronder twee invallers, die aan het weekendrooster zijn onderworpen. Daarnaast zijn er vier hoofdleidsters die niet daarin zijn ingeroosterd, omdat zij, naar zeggen van Imeldahof, mede coördinerende en administratieve taken vervullen en altijd ‘on call’ beschikbaar moeten zijn. Bij wijlen vallen zij wel in tijdens het weekend. Er zijn voorts drie of vier leidsters werkzaam in de dagbehandeling. De kinderen uit de dagbehandeling komen in het weekend niet naar het internaat en daarom zijn deze leidsters vrijgesteld van weekenddiensten. Zij rouleren evenwel, zodat dit kan veranderen.
3.11.
Al met al acht het Hof, de aard van de gewijzigde omstandigheden (bescherming van bedreigde kinderen in Aruba; opheffing van een maatschappelijke misstand; naleving van verdragsverplichtingen uit het IVRK) en de aard en ingrijpendheid van het voorstel (weekenddiensten, drie dagdelen per maand) alsmede de positie van [appellanten] c.s. en haar belang bij het ongewijzigd blijven van de arbeidsvoorwaarden (invloed op haar privéleven) in aanmerking genomen, het voorstel van Imeldahof redelijk.
3.12.
Aanvaarding van dit redelijke voorstel kan in het licht van de omstandigheden van het geval en gelet op hetgeen door [appellanten] c.s. als haar privébelangen is aangevoerd, ook in redelijkheid van [appellanten] c.s. worden gevergd. Voor de voorbereiding van de weekendregeling is anderhalf jaar uitgetrokken. Er heeft voldoende overleg plaats gevonden, zowel in 2010 als 2011, ook met de vakbond van [appellanten] c.s., en de gelegenheid voor een alternatief rooster werd geboden, al werd al spoedig duidelijk dat [appellanten] c.s. een absoluut afwijzend standpunt innam (zelfs heeft een werkonderbreking plaatsgevonden). Kennelijk is een deel van de leidsters (anderen dan [appellanten] c.s.) wel bereid zich te onderwerpen aan een weekendrooster. Hetgeen door Imeldahof is aangevoerd ter verklaring van de vrijstelling van de vier hoofdleidsters en de drie of vier leidsters in de dagbehandeling acht het Hof redelijk.
3.13.
Gelet op het vorenstaande faalt ook het beroep van [appellanten] c.s. op rechtsverwerking.
3.14.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking moet worden bevestigd. [appellanten] c.s. dient de kosten van het hoger beroep te dragen.

4.Beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden beschikking en veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van Imeldahof gevallen en tot op heden begroot op Af. 5.100,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, E.M. van der Bunt en H.J. van Kooten, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2014 in Aruba, in tegenwoordigheid van de griffier.