ECLI:NL:OGHACMB:2014:43

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 augustus 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
Ghis 38816+37017/09, H 363/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij niet-nakoming van ruilovereenkomst en aansprakelijkheid van bestuurders

In deze zaak, die voor het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba werd behandeld, is in geschil de niet-nakoming van een ruilovereenkomst. De appellant, [x], die in Groot-Brittannië woont, was aanvankelijk eiser in conventie en is thans appellant in het principaal appel. Hij heeft de stichting Stichting Particulier Fonds Vita et Pax en [y], die in Curaçao woont, aangeklaagd. De stichting is schadeplichtig bevonden wegens wanprestatie, omdat het appartement dat onderwerp van de ruilovereenkomst was, niet is geleverd. Het Hof heeft vastgesteld dat de schadevergoeding moet worden berekend op basis van de marktprijs van het appartement Sambuca per 1 januari 2009, vermeerderd met wettelijke rente. Het Hof heeft ook overwogen dat [y] naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk is, zowel als bestuurder van de stichting als wegens schending van een zorgvuldigheidsnorm. Het Hof is voornemens drie deskundigen te benoemen om de waarde van het appartement vast te stellen en heeft partijen gevraagd namen van potentiële deskundigen te noemen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op het voorlopige oordeel van het Hof te reageren.

Uitspraak

Registratieno’s: Ghis 38816+37017/09, H 363/13
Uitspraak: 12 augustus 2014
HET GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Vonnis in de zaak van:
[x], wonende in Groot Brittannië,
aanvankelijk eiser in conventie, thans appellant in het principaal appel, geïntimeerde in het incidenteel appel,
gemachtigden: mrs. P.M. Noordhoek en E.R. de Vries,
tegen
1. de stichting STICHTING PARTICULIER FONDS VITA ET PAX, gevestigd in Curaçao,
2. [ y], wonende in Curaçao, aanvankelijk gedaagden in conventie, eisers in reconventie, thans geïntimeerden in het principaal appel, appellanten in het incidenteel appel,
gemachtigden: mrs. E. Bokkes en R.G. Saleh.

1.Verder verloop van het geding

1.1.
Het Hof verwijst voor het verloop tot dan toe naar zijn tussenvonnis van 28 januari 2014.
1.2.
Beide partijen hebben ter voorbereiding op de in dit tussenvonnis bevolen comparitie met descente producties ingezonden.
1.3.
De comparitie met descente heeft plaats gevonden op 7 maart 2014. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Op 8 april 2014 hebben beide partijen een akte na comparitie, met producties, genomen.
1.5.
Op 6 mei 2014 hebben beide partijen een contra-akte na comparitie genomen. [x] heeft bezwaar gemaakt tegen de producties behorende bij de akte van de zijde van de stichting en [y], omdat deze producties niet tijdig te voren aan hem zijn gezonden. De producties zijn vervolgens op last van de rolrechter verwijderd.
1.6.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Naar aanleiding van de eigen waarnemingen van het Hof ter plaatse, wordt de ruilovereenkomst van 21 juni 2008, in het licht van met name de e-mail van [y] van 2 juni 2008 (zie tussenvonnis van het Hof, rov. 3.2 onder b), aldus uitgelegd dat deze betrekking heeft op het appartement Sambuca en niet op Assisi, ook al gebruikt de ruilakte de aanduiding Assisi. Het appartement Sambuca heeft min of meer de grootte en het uitzicht zoals in de e-mail vermeld, het appartement Assisi niet. Hetgeen de stichting en [y] tegen deze uitleg aanvoeren is van onvoldoende gewicht.
2.2.
Het appartement is niet geleverd, zodat de stichting schadeplichtig is uit wanprestatie. In het tussenvonnis van het Hof is geoordeeld dat het appartement behoorde te worden geleverd binnen een redelijke termijn na de ruilovereenkomst van 21 juni 2008 (rov. 4.1 in verbinding met het vonnis van het GEA van 12 december 2011, rov. 4.6). Op 1 januari 2009 was deze termijn verstreken.
2.3.
De omvang van de schadevergoeding dient te worden vastgesteld door met elkaar in vergelijking te brengen, enerzijds, de hypothetische situatie waarin [x] zou hebben verkeerd bij een in alle opzichten onberispelijke wederzijdse nakoming en, anderzijds, de feitelijke situatie waarin [x] door de tekortkoming van de stichting verkeert. Naar het voorlopig oordeel van het Hof is, in de omstandigheden van het onderhavige geval, een passende wijze van berekening van de omvang van [x]s schade om uit te gaan van de marktprijs per 1 januari 2009 van het appartement Sambuca, in de staat ten tijde van de ruilovereenkomst van 21 juni 2008, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009. Vergelijk HR24 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP7760, NJ 2006, 201, in een geval van ontbinding, in welke uitspraak de Hoge Raad overweegt dat artikel 7:36 BW van overeenkomstige toepassing is op de schade die de koper van een huis lijdt doordat de verkoper toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn leveringsplicht.
2.4.
De overige door [x] opgevoerde schadeposten gaan op in de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009.
2.5.
Partijen krijgen de gelegenheid bij akte op dit voorlopig oordeel van het Hof te reageren.
2.6. [
[y] is naast de stichting hoofdelijk aansprakelijk, zowel als bestuurder van de stichting als wegens schending van een daarvan losstaande zorgvuldigheidsnorm als bedoeld in artikel 6:162 BW. Het geruilde appartement Sambuca (in de ruilakte aangeduid als Assisi) bevindt zich in een gebouw (Villa Toscane) dat niet toebehoort aan de stichting, hoewel in de ruilakte anders is vermeld (‘Owner’; tussenvonnis van het Hof rov. 3.2 onder b). Het gebouw behoort toe aan Stichting Villa Toscane. [y] is enig bestuurslid van de stichting en ook van Stichting Villa Toscane. [y] heeft dus [x] opgezadeld met een wederpartij die niet rechthebbende was en waarschijnlijk ook geen verhaal biedt. Dit is voldoende voor de aansprakelijkheid uit tweeërlei hoofde. Aan [y] kan als bestuurder van de stichting een ernstig verwijt worden gemaakt. Ook los hiervan is sprake van doen of nalaten van [y] in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer jegens [x] betaamt
2.7.
Hier komt bij dat [y] vóór de ruil wist dat er problemen waren met de splitsing zonder dit te vermelden. Bij uitblijven van de splitsing bleef [x] verstoken van goederenrechtelijke zekerheid, terwijl hij zelf wel al had geleverd ter uitvoering van de ruilovereenkomst. Voorts moet worden aangenomen dat [y] als enig bestuurder van Stichting Villa Toscane wist dat de bouw van Villa Toscane gepaard ging met een opzettelijke drooglegging als bedoeld in artikel 5:29 BW, waardoor het gebouw deels op aan het Land toebehorende grond kwam te liggen. Van algemene bekendheid hier te lande is dat het ‘legaliseren’ van een dergelijke toestand tijdrovend is. Pas op 23 november 2011, dus bijna drieëneenhalf jaar na de ruilovereenkomst, heeft de splitsing plaats gevonden (productie 17 HB bij akte [y] van 8 april 2014).
2.8.
Het Hof is voornemens drie deskundigen te benoemen ter bepaling van de waarde van de marktprijs per 1 januari 2009 van het appartement Sambuca, in de staat ten tijde van de ruilovereenkomst van 21 juni 2008. Partijen dienen bij akte namen van potentiële deskundigen, met hun e-mailadressen, te noemen. De stichting en [y] dienen de voorschotten der deskundigen te betalen.
2.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beslissing
Het Hof:
- stelt partijen in de gelegenheid de in rov. 2.5 en 2.8 bedoelde akte te nemen;
- verwijst de zaak daartoe naar de rolzitting van 9 september 2014 in Curaçao;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J. de Boer, E.M. van der Bunt en C.P. van Gastel, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof op Curaçao op 12 augustus 2014 in aanwezigheid van de griffier.