ECLI:NL:OGHACMB:2014:23

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
16 juni 2014
Zaaknummer
Ghis 55632/12 – H 338/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens overschrijding beroepstermijn en gevolgen van DNA-onderzoek voor alimentatieplicht

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 7 januari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een man, oorspronkelijk verweerder en thans appellant, die hoger beroep heeft ingesteld tegen een beschikking van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) van 18 juli 2013. De man heeft in zijn beroepschrift verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking en heeft aangegeven dat hij, totdat via een DNA-test is vastgesteld dat hij de biologische vader is van het kind, een bijdrage van NAF. 150,= zal leveren.

De vrouw, oorspronkelijk verzoekster en thans geïntimeerde, heeft in haar verweerschrift het hoger beroep bestreden en verzocht om niet-ontvankelijkheid van de man in zijn hoger beroep, dan wel om bevestiging van de eerdere beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2013 zijn beide partijen in persoon verschenen.

Het Hof heeft vastgesteld dat de beroepstermijn van zes weken, die begint te lopen vanaf de uitspraak van de eerdere beschikking, op 29 augustus 2013 is verstreken. Het hoger beroep is op 30 augustus 2013 ingesteld, wat betekent dat de man niet-ontvankelijk is in zijn beroep. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de strikte termijnregeling, ondanks de verklaring van de man dat hij de beschikking pas op 21 augustus 2013 heeft ontvangen. Het Hof heeft ook opgemerkt dat, mocht later blijken dat de man niet de biologische vader is, de rechterlijke beslissing over het levensonderhoud kan worden ingetrokken op basis van artikel 1:401 lid 4 BW.

De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door de rechters J. de Boer, G.C.C. Lewin en A.N.G.N.E. Mijnssen en is openbaar uitgesproken in Curaçao.

Uitspraak

BURGERLIJKE ZAKEN 2014 BESCHIKKING NO.
Registratienrs. Ghis 55632/12 – H 338/13
Uitspraak: 7 januari 2014
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN
ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN
BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Beschikking in de zaak van:
[man],
wonende in Curaçao,
hierna te noemen: de man,
oorspronkelijk verweerder, thans appellant,
procederende in persoon,
tegen
[vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
oorspronkelijk verzoekster, thans geïntimeerde,
procederende in persoon,
zijnde de moeder van:
[kind], geboren op [datum] 1998 in Curaçao,
hierna te noemen: het kind.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) wordt verwezen naar de tussen partijen in de zaak met nummer 55632 van 2012 gegeven en op 18 juli 2013 uitgesproken beschikking. De inhoud van die beschikking geldt als hier ingevoegd.
1.2.
De man heeft in een per fax op 30 augustus 2013 ingekomen beroepschrift hoger beroep ingesteld van voornoemde beschikking. Hierin heeft hij het hoger beroep toegelicht en geconcludeerd dat het Hof de bestreden beschikking zal vernietigen en zal bepalen dat, totdat via een DNA-test is komen vast te staan dat hij de biologische vader is van het kind, hij NAF. 150,= zal bijdragen.
1.3.
De vrouw heeft in een verweerschrift het hoger beroep bestreden en geconcludeerd dat de man niet-ontvankelijk verklaard wordt in zijn hoger beroep dan wel dat de bestreden beschikking wordt bevestigd.
1.4.
Op 26 november 2013 heeft een mondelinge behandeling plaats gevonden. Beide partijen zijn in persoon verschenen.
1.5.
Beschikking is bepaald op heden.

2.Ontvankelijkheid

2.1.
De in hoger beroep aan de orde zijnde beschikking is uitgesproken op 18 juli 2013. Aangezien de man in eerste aanleg is verschenen, moet de beroepstermijn van zes weken worden gerekend van de dag van de uitspraak (artikel 429n lid 2 Rv). De beroepstermijn liep derhalve af op 29 augustus 2013. Het op 30 augustus 2013 ingestelde beroep is te laat en de man is daarin niet-ontvankelijk.
2.2.
Geen sprake is van apparaatsfouten die afwijking van de in artikel 429n lid 2 Rv neergelegde regeling, waaraan strikt de hand moet worden gehouden, rechtvaardigen (vgl. HR 28 november 2003, AN8489, NJ 2005, 465 en HR 27 mei 2011, BQ0510, NJ 2012, 626). De man heeft ter zitting in hoger beroep verklaard pas op 21 augustus 2013 de beschikking van het GEA te hebben ontvangen, maar dat gaf hem nog voldoende gelegenheid om tijdig hoger beroep in te stellen. Voorts geldt in het algemeen in EJ-zaken dat het GEA, in overeenstemming met artikel 429k lid 1 Rv, na afloop van de behandeling de dag bepaalt waarop het uitspraak zal doen. Partijen worden geacht deze dag te agenderen en bij het uitblijven van een uitspraak of van ontvangst van een beschikking tijdig navraag te doen bij de griffie.
2.3.
Ter zitting is aan de orde geweest dat, mocht later door DNA-onderzoek komen vast te staan dat de man niet de verwekker is van het kind, de rechterlijke beslissing ter zake van het levensonderhoud op de voet van artikel 1:401 lid 4 BW kan worden ingetrokken (zie het vonnis van dit Hof van 27 april 1999, NJ 1999, 809).
2.4.
Gelet op de aard van deze zaak worden de kosten gecompenseerd.

3.Beslissing

Het Hof verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep en compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J. de Boer, G.C.C. Lewin en A.N.G.N.E. Mijnssen, leden van het Hof, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2014 in Curaçao, in tegenwoordigheid van de griffier.