ECLI:NL:OGHACMB:2014:15

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 april 2014
Publicatiedatum
10 juni 2014
Zaaknummer
183 van 2014
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de omstandigheden van detentie in de strafcel van het Korrektie Instituut Aruba

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 17 april 2014 uitspraak gedaan in een verzoek van een gedetineerde, hierna te noemen [verzoeker], die zich in een strafcel bevond. [Verzoeker] had op 7 april 2014 een verzoek ingediend op grond van artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering, waarin hij stelde dat zijn opsluiting in de strafcel onder onmenselijke en inhumane omstandigheden plaatsvond. Hij verzocht het Hof om hem onmiddellijk uit de strafcel te plaatsen en eiste een schadevergoeding van Afl. 10.000,- per dag voor elke dag dat hij in de strafcel had doorgebracht.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 16 april 2014 heeft [verzoeker] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij de omstandigheden in de strafcel beschreef als onacceptabel. Hij noemde het gebrek aan basisvoorzieningen zoals een stoel, tafel en intercom, en beschreef de hoge temperaturen en de slechte hygiëne. Hij voegde eraan toe dat hij mishandeld was en dat hij dagenlang geen eten of drinken had gekregen. De gemachtigde van de minister van Justitie en de procureur-generaal hebben het verzoek van [verzoeker] betwist en aangevoerd dat de disciplinaire maatregelen die hem waren opgelegd gerechtvaardigd waren op basis van zijn gedragingen.

Het Hof heeft vastgesteld dat het verzoek van [verzoeker] ontvankelijk was, maar heeft geconcludeerd dat er geen bewijs was voor de stelling dat de detentieomstandigheden onmenselijk of inhumaan waren. De omstandigheden in de strafcel zijn onderzocht tijdens een schouw, en het Hof oordeelde dat de basisomstandigheden in het Korrektie Instituut Aruba goed waren. Het verzoek om schadevergoeding en om de strafcel te sluiten werd afgewezen, en het Hof verklaarde [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schadevergoeding. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: 183 van 2014
Beschikking van 17 april 2014
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN ARUBA,
CURAÇAO, SINT MAARTEN EN VAN BONAIRE
SINT EUSTATIUS EN SABA
b e s c h i k k i n g
op het verzoek ex artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba (KIA),
hierna te noemen: [verzoeker].
tegen:
de openbare rechtspersoon
HET LAND ARUBA en/of DE MINISTER VAN JUSTITIE,
hierna te noemen: het Land respectievelijk de minister,
gemachtigde: de heer A. Lumenier (Directie Wetgeving en Juridische Zaken).

1.De procedure

1.1
Namens [verzoeker] is op 7 april 2014 een verzoek ex artikel 43 Sv ter griffie van dit gerecht ingediend, dat er, samengevat, toe strekt het Land Aruba te gebieden hem onverwijld uit de strafcel te plaatsen omdat zijn verblijf aldaar als onmenselijk of inhumaan heeft te gelden. Alles op straffe van een bedrag van Afl. 10.000,= voor elke dag die hij in de strafcel heeft doorgebracht alsmede op straffe van een dwangsom van Afl. 20.000,= voor iedere dag die hij, na de door het Hof te geven beschikking in deze, in een strafcel doorbrengt.
1.2
Het verzoek is behandeld in raadkamer van woensdag 16 april 2014, alwaar [verzoeker], de (fgd) procureur-generaal en de procesgemachtigde van het land, dhr. A. Lumenier, zijn gehoord.
1.3
Tijdens de behandeling in raadkamer heeft [verzoeker] zijn verzoek toegelicht aan de hand van zijn pleitaantekeningen.
1.4
Het Hof heeft aansluitend aan de behandeling in raadkamer de situatie in de strafcel van het KIA onderzocht door daar een schouw te verrichten.
1.5
De beslissing is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoeker] is op 23 december 2009 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaren met aftrek van voorarrest voor het medeplegen van diefstal onder verzwarende omstandigheden. Voormelde aan [verzoeker] opgelegde gevangenisstraf wordt thans ten uitvoer gelegd in het KIA.
2.2
Bij beschikking van de Dienst Gevangeniswezen Aruba/Instituto Correctional Nacional (het ICN) d.d. 24 maart 2014 is besloten om [verzoeker] disciplinair te straffen met 28 dagen opsluiting in de strafcel met ingang van 24 maart 2014 tot 21 april 2014. Deze disciplinaire straf werd aan [verzoeker] opgelegd vanwege het weigeren om naar de cel te gaan, het dreigement brand te stichten, het in brand steken van twee cellen, het in brand steken en vernielen van een combitoilet in strafcel 1 en het in bezit hebben van marihuana.
2.3
Bij beschikking van het ICN d.d. 30 maart 2014 is besloten dat [verzoeker] aanvullende maatregelen zullen worden opgelegd vanwege het weigeren opgesloten te worden in de strafcel, de vernieling van het combitoilet in strafcel 3, de vernieling van een koperen waterleiding en de dreigement dat hij de volgende dag weer zal weigeren opgesloten te worden.

3.Standpunten partijen

3.1 [
verzoeker] heeft het woord gevoerd overeenkomstig de door hem overgelegde pleitaantekeningen. Hij heeft - kort samengevat - gesteld dat het verblijf in de strafcel inhumaan en onmenselijk is en in strijd is met alle internationale wetten/grondrechten. Hij heeft ter onderbouwing van zijn stelling aangevoerd dat de strafcel verstoken is van een tafel, een stoel, een intercom en dat het er verschrikkelijk warm is. Hij heeft verder aangevoerd dat het toilet het niet doet, dat er geen bewaking is bij de strafcellen, dat de strafcel vuil is en dat, om aandacht van een bewaker te krijgen er veel kabaal/lawaai moet worden gemaakt. Hij heeft voorts aangevoerd drie keren te zijn mishandeld toen hem verzocht werd de strafcel te betreden en hij heeft aangevoerd een aantal dagen geen eten en drinken te hebben gekregen. Hij heeft verzocht op grond van bovenstaande per direct uit de strafcel te worden gehaald.
[verzoeker] heeft zijn verzoek ter zitting gewijzigd/aangevuld, in dier voege dat hij het Hof tevens heeft verzocht een beslissing te geven over de rechtmatigheid van het voortbestaan van de strafcel en hij heeft het Hof verzocht de strafcel te sluiten.
3.2
De gemachtigde van de minister en/of het Land heeft het Hof verzocht om het verzoek van [verzoeker] af te wijzen.
De gemachtigde van de minister en/of het Land heeft – kort samengevat – daartoe aangevoerd dat [verzoeker] op grond van geldende wettelijke bepalingen disciplinaire straffen opgelegd heeft gekregen vanwege zijn gedragingen zoals vermeld in de beschikkingen van het ICN d.d. 24 maart 2014 en 30 maart 2014.
De gemachtigde van de minister en/of het Land heeft aangevoerd dat hij van het K.I.A. vernomen heeft dat de basisomstandigheden in het K.I.A. goed zijn. Voorts is aangevoerd dat de verzoeken die [verzoeker] heeft gedaan voor het krijgen van een intercom, een stoel en een tafel als onnodig moeten worden afgewezen. Ook is aangevoerd dat [verzoeker] stelt dat hij werd geslagen maar geen klacht heeft ingediend bij de Commissie van toezicht bij het Korrektie Instituut Aruba. De gemachtigde heeft tot slot aan het Hof in overweging gegeven een descente in het Korrektie Instituut te verrichten.
3.3
De procureur-generaal heeft hetgeen door de gemachtigde van de minister en/of het Land is aangevoerd onderschreven. De procureur-generaal heeft tevens - kort samengevat - aangevoerd dat het niet hebben van een stoel, tafel of intercom geen schending van enig fundamenteel mensenrecht is. Ook is aangevoerd dat het [verzoeker] zelf is geweest die zijn toilet heeft vernield en zijn matras in brand heeft gestoken. Voorts is er op gewezen dat het krijgen van slaag geen onderbouwing oplevert voor de stelling dat de omstandigheden in de strafcel inhumaan zijn. [verzoeker] heeft niet aannemelijk kunnen maken dat zijn grondrechten zijn geschonden.
De procureur-generaal heeft het Hof derhalve primair verzocht om het verzoek van [verzoeker] af te wijzen subsidiair een schouw te verrichten in het Korrektie Instituut Aruba.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1
Het Hof is ingevolge het derde lid van artikel 43 Sv bevoegd kennis te nemen van het onderhavige verzoek, aangezien [verzoeker] hoger beroep heeft ingesteld van het vonnis van de eerste rechter op grond waarvan hij thans is gedetineerd.
4.2
Blijkens artikel 43 Sv kan in alle gevallen, waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf geen regeling daaromtrent bevat, een verzoek tot het treffen van zodanige voorziening worden ingediend door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk aangaand belang heeft. Dit houdt in dat [verzoeker] in zijn verzoek kan worden ontvangen indien het aan het oordeel van het Hof voor te leggen geval aan twee cumulatieve voorwaarden voldoet. Ten eerste dient het Wetboek van Strafvordering geen regeling omtrent het geval te bevatten; op de tweede plaats moet het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maken. De memorie van toelichting op artikel 43 Sv geeft aan dat de stadia “
van opsporing tot en met executie” tot de “
strafrechtsbedeling” worden gerekend.
4.3.
Hetgeen hiervoor in nummer 4.2. is overwogen, brengt mee dat [verzoeker] niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot het toekennen van een schadevergoeding van Afl. 10.000,- per dag voor alle dagen gedurende welke hij opgesloten heeft gezeten in de strafcel. Dat verzoek valt immers niet binnen het bereik van een goede strafrechtsbedeling, en dus niet binnen het bereik van artikel 43 Sv. Dat dezelfde lot treft het ter zitting door [verzoeker] ingediende aanvullende verzoek aan het Hof om de strafcel te sluiten. Een en ander daargelaten dat een reeds ingediend verzoek ter zitting niet zonder meer kan worden gewijzigd dan wel aangevuld zonder de gedaagde partij een redelijke termijn te gunnen zich te verweren tegen dergelijke aanvullingen of wijzigingen.
4.4
De stelling van [verzoeker], dat zijn verblijf in de strafcel als - kort gezegd - onmenselijk of inhumaan heeft te gelden, brengt met zich dat [verzoeker] in zijn verzoek om uit de strafcel te worden geplaatst ontvankelijk is. In het vonnis krachtens welke [verzoeker] thans gedetineerd is ligt naar het oordeel van het Hof in het algemeen het mede uit het EVRM voortvloeiende beginsel besloten dat in geval van tenuitvoerlegging daarvan iedere veroordeelde (dus ook [verzoeker]) onder humane omstandigheden zijn detentie dient te ondergaan. Aldus valt onderhavige kwestie binnen de reikwijdte van de strafrechtsbedeling. Indien - zoals [verzoeker] stelt - sprake is van onmenselijke of inhumane detentieomstandigheden, brengt het belang van een goede strafrechtsbedeling verder mee dat een voorziening dringend noodzakelijk is.
Een andere regeling in het Wetboek van Strafvordering is voorts niet gebleken, althans biedt geen mogelijkheden bij voorzieningen die dringend noodzakelijk zijn.
De verdere beoordeling
4.5
Het Hof is van oordeel, mede gelet op wat is geconstateerd gedurende de gerechtelijke plaatsopneming in het K.I.A, meer in het bijzonder wat betreft strafcel 3 waar [verzoeker] thans verblijft, dat van de door [verzoeker] gestelde omstandigheden waaruit zou kunnen volgen dat sprake is van een onmenselijk of inhumane detentie in de strafcel niet is gebleken.
4.6
De slotsom luidt dat dit onderdeel van het verzoek van [verzoeker] als zijnde ongegrond zal worden afgewezen.
4.7
Er zijn voorts gronden gesteld noch gebleken die een ander oordeel kunnen rechtvaardigen.

5.De beslissing

Het Hof:
verklaart [verzoeker] niet- ontvankelijk in zijn verzoek tot schadevergoeding en in zijn verzoek de strafcel te sluiten;
wijst hetgeen meer of anders is verzocht af.
Deze beschikking is gewezen door mrs. H. Mol, J.J. Verhoeven en A.H.M. van de Leur, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en uitgesproken in raadkamer op 17 april 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.