Uitspraak
[VERHUURDER],
[HUURSTER],
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [eiser] tegen een vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (GEA) dat op 23 september 2013 is uitgesproken. [Eiser] heeft op 1 november 2013 per fax een akte van appel ingediend, waarin hij vier grieven tegen het vonnis heeft aangevoerd. De zaak betreft de verkoop van een woning op huurgrond en de vraag naar de economische eigendom van deze woning. Het Hof heeft op 2 december 2014 uitspraak gedaan.
Het Hof heeft vastgesteld dat [eiser] in hoger beroep kosteloos mag procederen, gezien het bewijs van onvermogen dat is overgelegd. De procedure tussen [eiser] en [verhuurder] is beoordeeld, waarbij het Hof heeft geconcludeerd dat de grieven van [eiser] niet slagen. Het GEA heeft terecht overwogen dat de economische eigendom geen zelfstandige betekenis heeft in het Burgerlijk Wetboek en dat de rechten van [koper] uit de koopovereenkomst met [erfgenaam geregistreerde] niet zonder medewerking van de erven konden worden overgedragen.
De grieven 3 en 4, die betrekking hebben op de vermeende schending van gebruiksrechten door [verhuurder], zijn eveneens afgewezen. Het Hof heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] tegen [verhuurder] niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat [verhuurder] gebruiksrechten heeft geschonden. De zaak tussen [eiser] en [huurster] is naar de rol verwezen om [eiser] in de gelegenheid te stellen recent bewijs over te leggen. Het vonnis bevestigt het eerdere vonnis voor zover het betreft de procedure tussen [eiser] en [verhuurder].