ECLI:NL:OGHACMB:2013:BZ4659

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 maart 2013
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
H92/2012
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van verdachte voor moord met voorbedachten rade en vuurwapenbezit in Curaçao

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 14 maart 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld voor moord en vuurwapenbezit. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van het slachtoffer op 22 september 2011 in Curaçao. Het Hof achtte bewezen dat de verdachte, na een periode van beraad, het slachtoffer met een vuurwapen heeft beschoten, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaar, waarbij het Hof rekening hield met de ernst van het delict en de impact op de nabestaanden.

De zaak kwam voor het Hof na een hoger beroep tegen een eerder vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. Tijdens de rechtszittingen werd onder andere de verklaring van getuigen en de bevindingen van de patholoog besproken. Het Hof concludeerde dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten. De verdachte had eerder een veroordeling voor een opiumdelict, maar dit werd niet ten nadele van hem meegewogen. Het Hof benadrukte de koelbloedigheid van de verdachte en de gevolgen van zijn daad voor de samenleving, wat leidde tot de uiteindelijke strafmaat.

Uitspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 13 juni 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]],
geboren op [datum] 1983 te Curaçao,
wonende te Curaçao,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Curaçao.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 18 januari 2012, 21 maart 2012, 2 mei 2012 en 29 mei 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 13 september 2012, 15 november 2012 en 21 februari 2013 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden, mr. J. Prevo en mr. S. Kersbergen, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 impliciet primair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:..
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof deels tot andere beslissingen komt.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 impliciet primair en 2 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1.
dat hij op 22 september 2011, in Curaçao, opzettelijk, met voorbedachten rade, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, twee schoten afgelost op die [slachtoffer] die daardoor een inschotwond in het hoofd en een inschotwond in de rug heeft opgelopen, tengevolge van welke verwondingen die [slachtoffer] is komen te overlijden;
2.
dat hij op 22 september 2011 in Curaçao, voorhanden heeft gehad een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930, zulks terwijl uitzonderingen, als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Vuurwapenverordening 1930 in dezen niet van toepassing waren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de hierna volgende bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Voor zover bij onderstaande bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers betreft het de doorgenummerde paginanummers van het proces-verbaal genaamd einddossier “Picaso”, opgemaakt door [ ], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao.
1. Pagina’s 16 en 17
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 september 2011 gesloten en getekend door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 22 september 2011 omstreeks 01:40 uur kreeg ik de opdracht naar de Winston Churchillweg te Curaçao te gaan alwaar een personenauto tegen een lichtmast zou zijn aangereden. Ter plaatse trof ik op korte afstand van een lichtmast een witte Mazda aan. In de auto trof ik een mannelijke bestuurder aan. Ik zag dat de man een op een schotwond gelijkend gat boven zijn linker oogkas had. Ter hoogte van zijn rechterborst zat eveneens een op een schotwond gelijkende wond. Ik constateerde dat de man geen hartslag had. Er kwamen twee dames aan die zeiden dat de man even daarvoor beschoten was op de Hispanjolaweg en daarna met de auto was weggereden.
2. Pagina’s 21 en 22
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 september 2011 gesloten en getekend door [ ], respectievelijk hoofdagent en agent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 22 september 2011 omstreeks 02:30 uur is door de politiearts dr. M.C. Moses de dood geconstateerd van de man die is aangetroffen in de auto die op de Winston Churchillweg tegen een lichtmast was gereden.
3. Pagina’s 27 en 28
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 september 2011 gesloten en getekend door [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
De dode man die op 22 september 2011 in zijn auto is aangetroffen bij een lichtmast op de Winston Churchillweg bleek in leven te zijn genaamd [slachtoffer], geboren op [datum] 1979.
4. Een geschrift, te weten een verslag van een obductie, opgemaakt 18 november 2011 door G.D. Zielinski, patholoog, betreffende een op 23 september 2011 uitgevoerde obductie op het stoffelijk overschot van [slachtoffer], geboren op [ ] 1979, voor zover inhoudende als bevindingen van de patholoog, zakelijk weergegeven:
Bij sectie is gebleken dat de overledene een doorschot had in de rug naar de rechterborst. Er was sprake van ernstige destructie van het tussengelegen weefsel waaronder perforatie van de rechterlong. Tevens is er veel bloed aangetroffen in de rechter borstholte. Daarnaast was er een inschot bij de linker wenkbrauw gepaard gaande met kleine oppervlakkige scheurtjes in de schedelbasis en een bloeding aan het oppervlak van het hersenweefsel aan de linker voorzijde. In het zadelgebied is een metalen projectiel aangetroffen. De man is overleden aan de gevolgen van weefselschade en bloedverlies tengevolge van schotletsels.
5. Pagina’s 35 en 36
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 september 2011 gesloten en getekend door [ ], agent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [G], afgelegd op 22 september 2011, omstreeks 02:20 uur, zakelijk weergegeven:
Ik woon op het adres [ ]6. Vannacht hoorde ik geschreeuw. Ik keek naar buiten en zag bij de Chinees aan de overkant een man en een vrouw discussiëren. Er stonden nog 4 à 5 mensen. Ik zag dat een man in een kleine witte auto stapte en wegreed. Binnen vijf minuten was hij terug en stapte uit de auto. Hij liep naar het slachtoffer. Hij richtte en schoot tweemaal. Ik hoorde twee schoten en zag twee steekvlammen. Het slachtoffer leek in elkaar te gaan zakken maar stapte in zijn auto en reed weg richting de Winston Churchillweg.
6. De verklaring van [G], als getuige afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de nacht van 21 op 22 september 2011 is er bij restaurant New Yang Yang geschoten. Ik woon tegenover het restaurant. De afstand van mijn huis tot het restaurant is ongeveer 6 meter. Ik heb gezien dat de man die heeft geschoten tussen de 1.70 m en 1.80 m lang was. Hij had donker kroeshaar, geen baard en hij had een donkere, maar niet een heel donkere huidskleur. Hij was mager, niet echt gespierd. Ik schat de man die heeft geschoten tussen de 30 en 40 jaar oud. Nadat de verdachte op verzoek van de voorzitter is gaan staan en de getuige de verdachte in zich heeft opgenomen: De man die ik heb zien schieten, lijkt op de verdachte die hier in de zittingszaal aanwezig is. U, voorzitter, zegt dat dat [verdachte] is.
7. De verklaring van [H], als getuige afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zat in de nacht van 21 op 22 september 2011 buiten naast restaurant New Yang Yang. [verdachte] had mij met zijn auto een lift gegeven naar het restaurant. Het was een kleine witte Toyota. Hij heeft mij daar afgezet en hij is tegen 23:00 uur bij het restaurant teruggekomen. [ X, U en Z] waren daar ook. Toen kwam [slachtoffer]. Hij heeft mij een paar kussen gegeven. Ik zei tegen hem dat hij moest ophouden. Toen sloeg hij me. Ik stond op. Iemand hield mij tegen. [slachtoffer] heeft me toen geschopt. [slachtoffer] liep naar zijn auto. Ik hoorde [verdachte] zeggen: “Weet je hoeveel zussen ik heb en dan doe je zoiets met een vrouw?” Ik zag dat [verdachte] een pistool hield tegen het hoofd van [slachtoffer], dat hij schoot en daarna schoot hij nog een keer. [slachtoffer] stapte in zijn auto en zei dat hij terug zou komen. Het schieten heeft na twaalf uur plaatsgevonden toen het restaurant al dicht was.
8. Pagina’s 68 t/m 72
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 september 2011 gesloten en getekend door [ ], respectievelijk brigadier en agent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van [O], zakelijk weergegeven:
Op 22 september 2011 zat ik met [X, Y, D, en Z] buiten bij het restaurant New Yang Yang na sluitingstijd. Op een gegeven moment arriveerde [slachtoffer]. [slachtoffer] viel [D] lastig. Hij heeft haar in het gezicht geslagen en hij heeft haar geschopt. [verdachte] zei tegen [slachtoffer] dat hij een vrouw niet op die manier mocht behandelen. [slachtoffer] legde toen zijn hand op het hoofd van [verdachte]. [verdachte] werd boos en zei dat hij even weg zou gaan maar dat hij weer terug zou komen. [verdachte] stapte in een kleine witte auto en reed weg. Na een korte periode kwam [verdachte] terug. [slachtoffer] liep naar [verdachte] en ze begonnen te discussiëren. Tijdens deze discussie hoorde ik twee schoten afgaan. Ik zag dat [slachtoffer] in zijn auto ging zitten en de Winston Churchillweg opreed. [verdachte] liep weg, maar kwam na een paar minuten terug. Ik vroeg aan [verdachte] “di berdat bo a hasi e koi?” (heb jij dat daadwerkelijk gedaan?). [verdachte] zei toen “ta asina ey mes” (zo is het gegaan). Hiermee bedoelde [verdachte] dat hij [slachtoffer] beschoten had.
9. Pagina’s 147 t/m 151
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 september 2011 gesloten en getekend door [ ], respectievelijk brigadier en hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Restaurant New Yang Yang is niet ver van mijn huis.
10. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 2 mei 2012, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben nooit bevoegd geweest een vuurwapen te dragen.
Bewijsoverwegingen
Het Hof acht bewezen dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit om [slachtoffer] om het leven te brengen, en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daartoe overweegt het Hof dat – zoals uit de bewijsmiddelen blijkt – de verdachte, na [slachtoffer] te hebben aangesproken op zijn gedrag jegens [D] en met hem te hebben gediscussieerd, in een auto is weggereden bij restaurant New Yang Yang en daarmee ongeveer vijf minuten later bij het restaurant is teruggekomen, dat hij vervolgens uit de auto is gestapt, een vuurwapen heeft getrokken en daarmee op [slachtoffer] heeft geschoten. De verdachte woonde destijds in de nabije omgeving van het restaurant. Het Hof gaat daarom ervan uit dat de verdachte naar huis is gereden om het vuurwapen te halen. In het tijdbestek waarin de verdachte naar huis en weer terug naar het restaurant is gereden, had hij voldoende tijd om zich te beraden op het te nemen of het reeds genomen besluit om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 impliciet primair: moord,
strafbaar gesteld bij artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 2: overtreding van het bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening 1930 gestelde verbod, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft [slachtoffer] vermoord. Hij heeft [slachtoffer] op koelbloedige wijze eerst in het hoofd en vervolgens in de rug geschoten. Daarmee heeft hij [slachtoffer] zijn meest kostbare bezit, zijn leven, ontnomen op een moment dat hij daarvan nog het grootste gedeelte voor zich had. Daarmee heeft de verdachte ook de nabestaanden van [slachtoffer] onherstelbaar leed toegebracht. De verdachte heeft één van de zwaarste misdrijven gepleegd die ons Wetboek van Strafrecht kent.
De verdachte is in 2003 veroordeeld voor een opiumdelict. Dit laat het Hof niet ten nadele van de verdachte meewegen.
Ten nadele van de verdachte neemt het Hof in aanmerking dat de verdachte de moord heeft gepleegd op de openbare weg in het bijzijn of in het zicht van anderen, waaronder bekenden van [slachtoffer] en argeloze buurtbewoners. Een onder deze omstandigheden gepleegde moord draagt ertoe bij dat gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving ontstaan of worden versterkt. Voorts overweegt het Hof ten nadele van de verdachte dat de verdachte na hetgeen heeft plaatsgevonden, zijn leven heeft voortgezet alsof er niets aan de hand was. Reeds kort nadat hij op [slachtoffer] had geschoten gedroeg de verdachte zich volgens de getuige [ ] alsof er niets aan de hand was (einddossier “Picaso”, pagina 72). Dit en de wijze waarop de verdachte [slachtoffer] heeft vermoord, getuigt van een koelbloedigheid die ernstig zorgen baart en die het Hof hem zwaar aanrekent.
Het Hof heeft kennis genomen van de rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht door de psychiater G.E. Matroos en de psycholoog M. van de Vorst. Zowel de psychiater als de psycholoog achten de verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Het Hof maakt dit oordeel tot het zijne.
Alles afwegende acht het Hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 13 juni 2012 en doet opnieuw recht als volgt:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen verklaard, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.J. van Kooten, M.T. Boerlage en J.P.C. van Dam van Isselt, leden van het Hof, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 14 maart 2013.