ECLI:NL:OGHACMB:2013:40

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
15 januari 2014
Zaaknummer
H-006/13
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen levenslange gevangenisstraf voor moord en poging tot moord in Sint Maarten

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Sint Maarten op 20 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een levenslange gevangenisstraf die eerder was opgelegd aan de verdachte. De verdachte was beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder moord en poging tot moord. Het Hof heeft de levenslange gevangenisstraf verworpen, omdat het de verdachte vrijsprak van twee van de ten laste gelegde moorden. Het beroep van de verdediging op nietigheid van de dagvaarding en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie werd afgewezen. Het Hof oordeelde dat er sprake was van een normschending, maar dat deze niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan poging tot moord op [B] en poging doodslag op [F], evenals vuurwapenbezit en deelname aan een criminele organisatie. Het Hof paste een strafvermindering toe van drie maanden vanwege het nadeel dat de verdachte had ondervonden door het heimelijk inzetten van opsporingsambtenaren in zijn cel. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 29 jaar en 9 maanden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 december 2013
Zaaknummer: H-006/13
Parketnummer: 100.00177/11 & ~II
Tegenspraak

GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE

van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
VONNIS
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 15 november 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1977 te Sint Maarten,
thans gedetineerd in het huis van bewaring in St. Maarten.
Procesgang en onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 6 juni en van 1, 15, 18, 22, 23, 25 en 26 oktober en van 15 november 2012, zoals daarvan blijkt uit de processen-verbaal van die terechtzittingen, alsmede van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 6 maart, 19 juni, 28 augustus en 26, 27 en 28 november en van 13 december 2013 in Sint Maarten.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. T.H.W. Stein, en van hetgeen door de verdachte en diens raadslieden, mrs. B.B. Brooks en M.C. Vaders, naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen, grotendeels om technische redenen wegens deels onjuist gestreepte bewezenverklaringen, en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte ter zake van het onder 1, 2, (II)1, (II)2, (II)3, (II)4 en (II)5 tenlastegelegde een levenslange gevangenisstraf zal opleggen. Voorts is gevorderd dat de inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer worden onttrokken.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, (II)1, (II)2, (II)3, (II)4 en (II)5 tenlastegelegde veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Voorts zijn inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, met inachtneming van de in eerste aanleg gevorderde en toegewezen wijziging, ten laste gelegd:….
Geldigheid dagvaarding
De verdediging heeft een beroep gedaan op de nietigheid van de dagvaarding. Daartoe is aangevoerd dat in strijd met het bepaalde in artikel 284 lid 2 Svartikel 258 lid 2 aan de verdachte op 31 januari 2012 om 15.00 uur de dagvaarding is betekend voor de terechtzitting in eerste aanleg, terwijl de verdachte zich op dat moment krachtens een (eerste) bevel gevangenhouding van zestig dagen in voorlopige hechtenis bevond en het gerechtelijk vooronderzoek nog gaande was.
Het Hof stelt vast dat de door de verdediging gestelde gang van zaken op zichzelf juist is. Gelet op het bepaalde in artikel 284 lid 2 Sv is daarom sprake van een normschending. Het standpunt van de procureur-generaal, dat voor het moment van dagvaarding de datum van het bevel verlengde gevangenhouding bepalend zou zijn in plaats van de executietermijn, wordt niet gevolgd. Immers, artikel 284 lid 2 Sv bepaalt dat de dagvaarding kan geschieden wanneer
de geldigheidsduurvan een bevel tot gevangenhouding reeds eenmaal of reeds tweemaal is verlengd.
Het Hof is van oordeel dat het beroep op nietigheid niet slaagt, nu de wet aan deze normschending niet de sanctie van nietigheid verbindt. Dit is ook zo beslist door de Hoge Raad in zijn arrest van 15 november 1994 (ECLI:NL:HR:1994:ZC9863) ten aanzien van de (toenmalige) Nederlandse pendant van artikel 284 lid 2 Sv, te weten artikel 258 lid 2 SvNL [1] . In genoemd arrest deed zich de situatie voor dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond krachtens een bevel gevangenhouding, dat eenmaal was verlengd, terwijl de dagvaarding was uitgebracht voordat de gevangenhouding tweemaal was verlengd. Dit was in strijd met de toentertijd in Nederland geldende bepaling van het tweede lid van art. 258tweede lid van artikel 258 Sv, dat qua strekking gelijk is aan artikel 284 lid 2 Sv. In zoverre komt het onderhavige geval overeen.
De Hoge Raad heeft met betrekking tot deze situatie het volgende overwogen: ‘Dit behoeft echter niet tot cassatie te leiden nu de wet geen sanctie verbindt aan dit vormverzuim en bovendien - zoals het Hof niet onbegrijpelijk heeft vastgesteld - niet is gebleken dat de verdachte door deze handelwijze in zijn belangen is geschaad’.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zeker in zijn belangen is geschaad, maar zij heeft dit standpunt niet uitdrukkelijk onderbouwd. Voor zover de verdediging hiermee heeft bedoeld te betogen dat eerst na het verstrijken van de in artikel 284 lid 2 Sv genoemde termijn sprake kan zijn van een redelijke en billijke beslissing met betrekking tot de beslissing tot verdere vervolging, vindt dat betoog geen steun in de wetsgeschiedenis, zoals tevens is overwogen door de Hoge Raad in het betreffende arrest. Ook is anderszins niet gebleken dat de verdachte van de normschending nadeel heeft ondervonden. In de door de verdediging genoemde uitspraken in eerste aanleg ziet het Hof geen grond anders te oordelen. Concluderend is het Hof van oordeel dat de dagvaarding van de verdachte geldig is.
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De verdediging heeft betoogd, zakelijk weergegeven, dat het opnemen van vertrouwelijke communicatie in het voertuig waarmee de verdachte en de medeverdachte [L] in Aruba werden vervoerd, en het opsluiten van twee infiltranten in de cel van de medeverdachte [R] onrechtmatig was en derhalve tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie (dan wel tot bewijsuitsluiting, dan wel tot strafvermindering) dient te leiden. Naar de kern genomen heeft de verdediging daartoe aangevoerd dat door het inzetten van deze opsporingsmethoden inbreuk is gemaakt op de in de artikelen 6 en 8 EVRM en 17 IVBPR verankerde grondrechten van de verdachte, zonder dat daarvoor een wettelijke regeling bestond. Evenmin is voldaan aan de eisen die worden gesteld door de thans in Sint Maarten geldende wetsbepalingen met betrekking tot bijzondere opsporingsbevoegdheden, waaronder de artikelen 177m en 177q Sv. Voorts heeft de verdediging in dit verband aangevoerd dat de [B]imaal toegestane duur van het opnemen van gesprekken is overschreden en dat de beslissing op het rechtshulpverzoek aan Aruba niet is afgewacht. Verder heeft zij erop gewezen dat de procureur-generaal en de hoofdofficier van justitie het gebruik van deze opsporingsmethoden hebben bevolen en heeft zij betoogd dat sprake is van willekeur en misbruik van macht en dat de belangen van de verdachte doelbewust zijn geschaad.
Het Hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat door middel van een technisch hulpmiddel vertrouwelijke communicatie is opgenomen en schriftelijk is weergegeven (A1, p. 31-32, 44 e.v., 49 e.v., 54 e.v., 65 e.v., 93 e.v. en 102 e.v.). De vertrouwelijke communicatie betreft (zes opnames van) gesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte [L] in de periode van 21 november tot en met 16 december 2011, variërend in duur van ruim zestien minuten tot ruim een uur en drie minuten. Deze opnames zijn gemaakt in een voor het transport van gedetineerden bestemd voertuig in Aruba, alwaar de verdachte en [L] toen gedetineerd waren. In het dossier bevinden zich bevelen tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie van een Sint Maartense officier van justitie en de Sint Maartense hoofdofficier van justitie, alsmede interregionale rechtshulpverzoeken aan de procureur-generaal van Aruba strekkende tot het bevorderen van de uitvoering van bedoelde bevelen (P8, p. 2800 e.v.).
Met het direct afluisteren is een meer dan beperkte inbreuk gemaakt op het fundamentele, door artikel 8 lid 1 EVRM gewaarborgde, recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (recht op privacy) van de verdachte. Zijn persoonlijke levenssfeer strekte zich immers uit tot de besloten ruimte van het voertuig voor gedetineerdentransport. Weliswaar kon de verdachte zich als gedetineerde in dat voertuig niet onbespied wanen en blijkt ook uit de opgenomen gesprekken dat hij en [L] zich bewust waren van de mogelijkheid dat zij werden afgeluisterd, daartegenover staat dat niet op voorhand ervan uit kon worden gegaan dat de af te luisteren gesprekken (uitsluitend) over misdrijven zouden gaan, mede gelet op de familiaire band tussen de verdachte en [L] en de duur van de opnames. Een inbreuk op het recht op privacy kan alleen worden gerechtvaardigd, indien is voldaan aan de vereisten van artikel 8 lid 2 EVRM, waaronder het vereiste dat de inbreuk bij de wet is voorzien. De bevoegdheid tot het maken van de inbreuk moet voldoende kenbaar en voorzienbaar zijn omschreven in de wet. Een opsporingsmethode als de onderhavige valt voorts, gelet op de inbreuk die ermee wordt gemaakt, onder de reikwijdte van artikel 9 Sv, dat bepaalt dat strafvordering alleen plaatsheeft op de wijze bij landsverordening voorzien. Op grond hiervan is het Hof van oordeel dat voor een opsporingsmethode als de onderhavige een regeling bij formele wet is vereist. De algemene taakstellende artikelen 184 en 185 Sv en artikel 2 Politieregeling 1999 (P.B. 1999 no. 79) kunnen de met deze opsporingsmethode gemaakte inbreuk niet legitimeren en kunnen dus niet gelden als wettelijke grondslag. Ook de Richtlijn Bijzondere Opsporingsmethoden van de Procureurs-generaal van de Nederlandse Antillen en van Aruba kan de inbreuk niet legitimeren nu het geen wet in formele zin is en ook geen grondslag vindt in een wet in formele zin. Voorts kan de inbreuk niet worden gelegitimeerd door enige in Nederland geldende wet of door enige in Sint Maarten (of Aruba) voorgenomen wetgeving. De voor de opsporingsmethode vereiste wettelijke regeling ontbrak derhalve. De slotsom is dat het opnemen van vertrouwelijke communicatie door middel van de onderhavige opsporingsmethode onrechtmatig is en een normschending oplevert als bedoeld in artikel 413 Sv, die naar haar aard niet vatbaar is voor herstel (vgl. GHvJ 12 februari 2009, ECLI:NL:OGHNAA:2009:BH3411).
De normschending leidt in de gegeven omstandigheden echter niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van het volgende.
Voorop moet worden gesteld dat niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging als in artikel 413 Sv voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Daarvoor is alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Van een dergelijk geval is hier naar het oordeel van het Hof geen sprake; dat door de normschending een eerlijke behandeling van de zaak van de verdachte niet mogelijk is en dat aan zijn recht daarop doelbewust of met grove veronachtzaming tekort is gedaan, is niet gebleken. Evenmin is aannemelijk geworden dat, zoals door de verdediging is gesteld, door het ontbreken van een tijdige en behoorlijke verslaglegging het Hof dit niet kan toetsen. De verdediging heeft deze stelling niet onderbouwd en de inhoud van het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting geeft aanleiding te veronderstellen dat het Hof op dit punt onvolledig of onvoldoende is geïnformeerd. Voorts is het Hof van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de hoofdofficier van justitie het gebruik van de onderhavige opsporingsmethode heeft bevolen, terwijl hij moet hebben geweten dat een wettelijke grondslag ontbrak, en dat aldus ‘het belang van de gemeenschap dat met name ook staande magistraten het wettelijk systeem in acht nemen’ (pleitnota, p. 17) is geschonden, niet meebrengt dat hier sprake is van een inbreuk van een zodanig fundamenteel karakter dat schending van dit belang tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet leiden, zoals in het geval bedoeld in het door de verdediging aangehaalde arrest van de Hoge Raad van 1 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1143, NJ 1999, 567.
Het verweer wordt dus verworpen. Van enige andere grond voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie is niet gebleken.
Wat betreft het heimelijk inzetten van opsporingsambtenaren als infiltranten in de cel van de medeverdachte [R] om stelselmatig informatie in te winnen, overweegt het Hof dat op vergelijkbare gronden de slotsom luidt dat het gebruik van deze opsporingsmethode een normschending oplevert als bedoeld in artikel 413 Sv. Daardoor is inbreuk gemaakt op de privacy van [R]. Aangezien niet de verdachte door deze normschending wordt getroffen in het belang dat artikel 8 EVRM beoogt te beschermen, zal hieraan geen rechtsgevolg worden verbonden.
Voor zover het door de verdediging gevoerde verweer met betrekking tot de opnames van vertrouwelijke communicatie en de infiltratie strekt tot bewijsuitsluiting, heeft de verdachte bij een beoordeling van dat verweer geen belang omdat de resultaten van deze opnames en de infiltratie niet voor het bewijs worden gebezigd.
Het nadeel dat de verdachte ten gevolge van de opnames van vertrouwelijke communicatie heeft ondervonden, zal worden gecompenseerd door middel van een strafvermindering van drie maanden. Het Hof acht dit gerechtvaardigd, mede en in het bijzonder gelet op het gewicht van het belang dat artikel 8 EVRM beoogt te beschermen, het aantal en de (totale) duur van de opnames en de omstandigheid dat het openbaar ministerie moet hebben geweten dat een wettelijke grondslag voor de inbreuk op de privacy van de verdachte ontbrak.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
Vrijspraak
Het Hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder (II)4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Ter toelichting daarvan dient in het bijzonder het volgende.
De medeverdachte [D] heeft verklaard dat de verdachte hem heeft verteld dat hij het slachtoffer [slachtoffer van feit 4] in de rug heeft geschoten, waarna het slachtoffer op de grond viel, en dat de medeverdachte [R] vervolgens meermalen op [slachtoffer van feit 4] heeft geschoten. Voorts heeft [D] verklaard dat de verdachte hem heeft verteld dat hij de bestuurder van de auto waarmee [slachtoffer van feit 4] was gekomen (het slachtoffer [ander slachtoffer van feit 4]) door het hoofd heeft geschoten. De verklaring van [D] vindt geen, althans onvoldoende, steun in de overige inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting. Niet kan met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte een van de schutters was. Anonieme bedreigde getuige A heeft verklaard dat hij/zij van de vrouw van de nagelsalon die aanwezig was bij de schietpartij heeft gehoord dat ([D] zelf) mensen onder schot hield en dat ene [x] en (de medeverdachte [R]) schoten. Verder valt uit de diverse getuigenverklaringen niet goed te destilleren hoeveel daders er waren en zijn andere personen dan de verdachte ook in beeld geweest als verdachte. Gelet daarop kan ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte als initiator c.q. opdrachtgever bij de moord(en) betrokken is geweest of anderszins bewust en nauw heeft samengewerkt met de daders. Tot slot is er geen forensisch-technisch bewijs dat rechtstreeks en in belastende zin in zijn richting wijst.
Bewezenverklaring
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, (II)1, (II)2, (II)3 en (II)5 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1.
dat hij tezamen en in vereniging met een ander, op
20 april 2011 te Sint Maarten,
ter uitvoering van het door hem, verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade, een persoon genaamd [B] van het leven te beroven,
opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen op en/of in de richting van die [B] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
ter uitvoering van het door hem, verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [F] van het leven te beroven,
opzettelijk meermalen met een vuurwapen op en/of in de richting van die [F] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
dat hij in of omstreeks de periode van 17 april 2011 tot 16 november 2011 te Sint Maarten,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens
voorhanden heeft gehad vuurwapen
sin de zin van de Vuurwapenverordening 1930 ;
(II)1.
dathij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2010 tot en met 16 november 2011 te Sint Maarten bestuurder (leider) was van een organisatie, welke organisatie werd gevormd door een samenwerkingsverband van personen, waartoe hij, verdachte, en/of [R] en/of [L] en/of [D] en/of [M] en/of [T] en/of [F] en/of [W] en/of een of meer andere perso(o)n(en) behoorden,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het opzettelijk handelen in strijd met verbodsbepalingen van de Vuurwapenverordening 1930, te weten : het voorhanden hebben van vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of
munitie, in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en/of
- het opzettelijk handelen in strijd met verbodsbepalingen van de Opiumlandsverordening 1960, te weten:
• het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Sint Maarten brengen (invoeren en/of uitvoeren) van cocaïne en/of hennep als bedoeld in artikel 1 van de Opiumlandsverordening 1960
,en/of
- het plegen van moord c.q. doodslag, als bedoeld in artikel 302 c.q. 300 van het Wetboek van Strafrecht;
(II)2.
dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, op
25 mei 2011 te Sint Maarten, langs de Waterfront Road,
opzettelijk, en met voorbedachte
nrade een persoon, genaamd [slachtoffer van feit 2], van het leven heeft beroofd,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer van feit 2], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer van feit 2] is overleden;
(II)3.
dat hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, op of omstreeks
7 juli 2011 te Sint Maarten, op of nabij de Fort Willem Road,
opzettelijk, en met voorbedachte
nrade een persoon, genaamd [slachtoffer van feit 3], van het leven heeft beroofd,
immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen kogels geschoten in het lichaam van die [slachtoffer van feit 3], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer van feit 3] is overleden;
(II)5.
dat
hijin of omstreeks de periode van 16 november 2011 tot en met 9 februari 2012
te Sint Maarten,
voorhanden heeft gehad
een revolver (merk Arminus, model HW9GR, kaliber 9 millimeter (knal)) en
een revolver (merk Taurus, kaliber .38 SPL)
en
een semi-automatisch geweer (merk PWA Milan IL, model Commando, kaliber 5.56 millimeter) en
/of
twee (jacht)geweren, (merk Remington, model 1100 6 KV5, kaliber 12 GA en merk Winchester, model Stainless Marine, kaliber 12 GA)
zijndevuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930 en een aanzienlijke hoeveelheid
,patronen,
zijndemunitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930
;.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (
cursief). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Voor zover geschriften worden gebruikt, worden deze slechts gebruikt in samenhang met de inhoud van andere bewijsmiddelen, die op hetzelfde feit of dezelfde feiten betrekking hebben.
In onderstaande bewijsmiddelen wordt verwezen naar de letter-cijfercombinatie van de deeldossiers en de paginanummers van het proces-verbaal inzake het onderzoek “Vesuvius”.

Feit 1

Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 april 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], respectievelijk inspecteur en brigadier van politie bij het Korps Politie Sint Maarten,
pv. nummer: 1104201850.AAN(E1 p. 52 e.v.), voor zover inhoudende als
aangifte van [F],zakelijk weergegeven:
Op woensdag 20 april 2011 omstreeks 15.00 uur ging ik boodschappen doen bij de Chinese supermarkt langs de kant van de weg. Ik ging bij de bushalte staan. Er kwam een grijze Honda CRV met donkere ruiten aanrijden. Ik kon niet zien wie de bestuurder was. Toen de auto dichterbij kwam zag ik dat de mij goed bekende man [verdachte] uitstapte en met een M-16 in zijn handen gericht op mij begon te schieten. Terwijl ik wegrende werd ik enkele keren geschoten. Ik kreeg een schot aan mijn linker heup, mijn linker elleboog en linker onderbeen.
Een proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 mei 2012 gesloten en getekend door [ ], brigadier van politie, benoemd tot buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Sint Maarten, dienstdoende bij het Recherche Samenwerkingsteam en [ ], brigadier van politie bij het Korps Politie Sint Maarten en dienstdoende bij bet Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1205151244.V01 (R1 bijlage 11, p. 8 e.v.), voor zover inhoudende als
aangifte van [F],zakelijk weergegeven:
Ik was samen met [B] toen er op mij werd geschoten bij de bushalte.
Een proces-verbaal van fotoconfrontatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 april 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], respectievelijk brigadier en agent van politie bij het Korps Politie Sint Maarten,
pv. nummer: 1104261855.AMB(E1 p. 61 e.v.), voor zover inhoudende als
relaas van die verbalisanten,zakelijk weergegeven:
Aangever [F] wees de foto aan van de verdachte afgebeeld op foto 5 en verklaarde dat deze persoon op 20 april 2011 omstreeks 15.00 uur in de wijk Dutch Quarter op hem had geschoten. De verdachte afgebeeld op foto 5 is genaamd [verdachte].
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 november 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], respectievelijk hoofdagent en brigadier van politie, benoemd tot buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Sint Maarten,
pv. nummer: 1111220900.V06(B2 p. 443 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte [F],zakelijk weergegeven:
On the 16th of April 2011, [Y] was shot on the property of Greg’s Bar Under the Sun. In the hospital it was mentioned that the shooter of [Y] had to be killed. The next day everybody went out looking for information to find out who the shooter was.
On the 18th of April, [L] got a message on his BB from an unknown person, that stated that [B] was the shooter of [Y] Jones. It was decided to go and look for [B] and that whoever found [B], would kill him.
On the 20th of April [L] called me on my cell phone and told me the following: “We got to roll, it ain’t nothing to talk about. I’m outside”. With that statement I knew that he meant that we had to go and look for [B]. I got in the car with [L]. I saw that he had a 9mm glock between the center console and the hand brakes of his car. He was driving his blue Ford Fusion. [verdachte] told us that he got information about the exact location where [B] was staying. [verdachte] said that [B] was staying by [z]’s house, the man who is missing a part of his right hand in Middle Region and that [B] is hanging out by the Supermarket in French Quarter. [verdachte] told [L] to call him if he saw [B]. We drove to Middle Region via the A.Th. Illidgeroad. In Middle Region [L] asked me to show him the house that belongs to [z]. I showed him the house. [L] drove by real slow checking. We then drove through Dutch Quarter to go and check the Supermarket in French Quarter. After that we drove to Kimoy in French Quarter. While chilling by Kimoy, [L] got a message on his BB. I think it was from [verdachte]. [L] told me that his cousin and them got [B]. [L] then called [verdachte]. I heard [L] say that if he was there he would not have missed. About the conversation between him and [verdachte] [L] told me that [R] was the driver of the silver jeep and that [verdachte] sat in the back passenger seat. He told me that [verdachte] got out and fired at [B] with AR-15 in Dutch Quarter after [B]. [L] told me that [B] got shot in the chest area, but he was wearing a bullet proof vest. [B] fell to ground and got up and ran away. [L] told me that [verdachte] try firing the gun again but it jammed. A next unknown man fired shots back at [verdachte]. He further told me that [R] fired shots from inside the jeep at the unknown man. [L] told me that the shot that [R] fired hit the man in his leg.
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 december 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], hoofdagenten van politie, benoemd tot buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Nederlandse Antillen, standplaats Sint Maarten, dienstdoende bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1112021100.V12 (B3 p. 746 e.v.), voor zover inhoudende als
verhoor van de verdachte [D],zakelijk weergegeven:
[verdachte] vertelde mij dat [slachtoffer van feit 4] hem had verteld dat [B] de moordenaar van zijn broer was. [verdachte] vertelde mij dat [slachtoffer van feit 4] een afspraak zou maken met [B] zodat [verdachte] [B] kon afschieten. [verdachte] vertelde mij dat hij de auto uit kwam en met een geweer wilde schieten op [B]. [verdachte] vertelde mij dat zijn vuurwapen weigerde en dat hij terugliep naar de auto. [verdachte] vertelde mij ook dat hij door de adrenaline vergeten was iets over zijn gezicht te doen zodat hij niet herkend kon worden. [R] schoot toen door het portierraam van de auto. Hierbij raakte [R] een andere jongen.
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 november 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], respectievelijk hoofdagent eerste klasse en hoofdagent van politie, benoemd tot buitengewoon agent van politie bij het Korps Politie Sint Maarten, dienstdoende bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1111221010.V04(B1, p 220 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte [R], zakelijk weergegeven:
De bestuurder van de auto bij Tan Tan is nooit uitgestapt. [B] viel inderdaad, maar droeg een vest. [B] heeft niet teruggeschoten maar had wel een vuurwapen. De persoon die op [B] wilde schieten kreeg storing aan zijn vuurwapen. Deze man boog zich over [B] heen, maar het vuurwapen van die man weigerde. De andere man probeerde de man met het vuurwapen te stoppen om niet op [B] te schieten. De bestuurder van de Jeep die werd gebruikt opende het vuur vanuit de auto op de man die trachtte de man te stoppen die op [B] wilde schieten. De bestuurder schoot dus door het gesloten rechter voorportierraam op deze man. De bestuurder schoot zeven keer op die man. Ik weet niet welk schot die man raakte, maar hij viel op de grond.

Feit 2 en feit (II)5

Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige H op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1204171215.GET.H(R1 p. 16 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
De mensen om [verdachte] heen liepen vaak met vuurwapens. Ik heb [verdachte] horen zeggen dat al deze wapens van hem waren. [verdachte] bewaarde zijn wapens op verschillende plaatsen en bij verschillende mensen, waaronder [ ] en [ ].
Een proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 januari 2012 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ], dienstdoende bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1201161500.G(C1 p. 401 e.v.) voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige [ ], zakelijk weergegeven:
In oktober 2011 was ik op een basketbalveld op St. Peters Road. Ik zag daar [ ], [R], [verdachte], [ ] en [ ]. Ik hoorde [verdachte] tegen [ ] zeggen dat hij die vuurwapens niet in zijn woning moest laten liggen. Ik hoorde [verdachte] tegen [ ] zeggen dat hij die vuurwapens goed had opgeborgen en dat de politie ze niet zou vinden.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 november 2011 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [R], standplaats Sint Maarten, werkzaam bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1111220900.V06(B2 p. 442 e.ev.) voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte [F], zakelijk weergegeven:
After the death of [Y], I was in the yard of [verdachte] and I saw a Smith & Wesson .45 caliber handgun, with mahogany handle on the front seat of [verdachte]’s white Hyundai Getz. (..)
The day that [verdachte] got locked up for the Dutch Quarter shooting, [ ] told me that he has to go fast by [verdachte]’s house to pick up the things. With the things I knew that he meant the AR-15 machine gun en the Smith & Wesson .45 handgun. [ ] hid [verdachte]s guns by his house in South Reward.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 11 mei 2012 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ], Zaaksdossier Wapens verdachte [verdachte] (J1) voor zover inhoudende,
als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Tijdens een huiszoeking op 16 november 2011 in de woning, gevestigd aan de [adres], zijn in beslag genomen:
  • revolver, merk Taurus, kaliber .38 special SPL, geladen met 5 scherpe patronen;
  • revolver, merk Arminus, model HW9GR, kaliber 9 mm en 2 patronen;
  • drie dozen inhoudende scherpe patronen (totaal 213) en 88 scherpe patronen.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 19 januari 2012 gesloten en getekend door verbalisant [ ] (O2 p. 576 e.v.) voor zover inhoudende,
als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Tijdens een huiszoeking op 19 januari 2012 op het erf en de panden, gevestigd aan de [ ] zijn in beslag genomen:
L2.01.01.01: geweer
L2.01.01.02; geweer
L2.01.01.03: geweer
L2.01.01.04 plastic zakken met munitieonderdelen
Een
proces-verbaal van technisch onderzoek i.v.m. vuurwapens en munitie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 november 2011 gesloten en getekend door verbalisant [ ], technisch rechercheur bij het Korps Politie Sint Maarten en werkzaam bij het Team Technische Opsporings- en herkenningsdienst op Sint Maarten
pv. nummer 11113011234.FTO(J1 p. 2 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De op 16 november 2011 in de woning van de verdachte [ ] in beslag genomen wapens en munitie heb ik onderzocht. De revolver, merk Arminus, model HW9GR, kaliber 9 mm is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930. De revolver, merk Taurus, kaliber .38 special SPL is een vuurwapen in de zin van de Vuurwapenverordening 1930. De in beslaggenomen scherpe patronen zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Een
proces-verbaal van technisch onderzoek i.v.m. vuurwapens en munitie, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 mei 2012 gesloten en getekend door verbalisant [ ], technisch rechercheur bij het Korps Politie Sint Maarten en werkzaam bij het Team Technische Opsporings- en herkenningsdienst op Sint Maarten
pv. nummer 1205121020.FTO(O2 . 183 e.v), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De op 19 januari 2012 in de woning van de verdachte [ ] in beslag genomen wapens heb ik onderzocht. Het betreffen een semi-automatisch geweer, merk PWA Milan IL, model Commando kaliber 5.56 mm (L2.01.01.01), een jacht/hagel geweer merk Winchester kaliber 12 GA model Stainless Marine (L2.01.01.03) en een jacht/hagel geweer, merk Remington 12 GA, model 1100 6KV5 kaliber 12 GA (L2.01.01.02), allen zijn de vuurwapens in de zin van de Vuurwapenverordening 1930. De voor onderzoek aangeboden patronen (L02.01.01.04) zijn munitie in de zin van de Vuurwapenverordening 1930.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 januari 2012 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ], dienstdoende bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1201191800.V02(B1 p. 128 e.v.) voor zover inhoudende, als
verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
De tijdens de huiszoeking op 16 november 2011 en 19 januari 2012 op het terrein aan de [adres] aangetroffen vuurwapens en munitie zijn van mij.

Feit (II)1

In aanvulling op de hiervoor vermelde bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en de hierna vermelde bewijsmiddelen ten aanzien van feit (II)2 en feit (II)3:
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 november 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], verbalisanten,
pv. nummer: 1111220900.V06(B2 p. 443 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte [F],zakelijk weergegeven:
[R] (Hof: [R]) is the hitman for [verdachte] (Hof: de verdachte). [T] (Hof: [T]) is one of [verdachte]’s boys. [M] (Hof: [M]) is a man that I know, living in South Reward. The day that [verdachte] got locked up for the Dutch Quarter shooting, [M] told me that he had to go fast by [verdachte]’s house to pick up the things. With the things I knew that he meant the AR-15 machine gun and the Smith & Wesson .45 handgun. [M] hid [verdachte]s guns by his house in South Reward.
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 december 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], verbalisanten,
pv. nummer: 1112021100.V12(B2 p. 749 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte [D],zakelijk weergegeven:
In mijn tuin lag een plastic tasje met een pistool. Ik wist dat dit vuurwapen van [verdachte] was. [verdachte] vertelde mij dat er veel politie was in St. Peters en dat hij geen risico wilde lopen. [verdachte] vertelde dat hij in de buurt was en hij daarom dat wapen in mijn tuin had neergelegd. Er lag trouwens ook nog een soort geweer in mijn tuin. Deze heeft [verdachte] er een tijdje terug neergelegd en hij zou hem op komen halen. Als u munitie hebt gevonden, dat is allemaal van [verdachte].
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 december 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], verbalisanten,
pv. nummer: 1112151155.GET(C1 p. 397 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de getuige [ E ],zakelijk weergegeven:
In oktober 2011 zag ik [F] (Hof: [F]), [R], [verdachte], [M] en [T] bij elkaar zitten. Ik hoorde [verdachte] tegen [T] zeggen dat hij die vuurwapens niet in zijn woning moest laten liggen. Ik hoorde [verdachte] tegen [T] zeggen dat als de politie die vuurwapens zou gaan vinden, ze er dan achter zouden komen dat die vuurwapens met de moorden te maken zou hebben. Ik hoorde [T] tegen [verdachte] zeggen dat hij die vuurwapens goed had opgeborgen en dat de politie deze niet zou vinden. Ik zag dat [T] een revolver tussen zijn broeksriem had.
Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 24 januari 2012 gesloten en getekend door [ ] en [ ], verbalisanten,
pv. nummer: 1201240940.AMB(C2 p. 418 e.v.), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten,zakelijk weergegeven:
Op 24 januari 2012 verklaarde [ ] het volgende tegenover ons:
Ik heb gezien dat [verdachte] 15 kilo weed had meegebracht. Dat was ongeveer 6 à 7 maanden geleden, het was goede weed. Ik heb het zelf ook geproefd. Het waren grote zakken. Volgens mij 10 zakken. [verdachte] had de weed gehaald samen met [M]. Ik werd op die dag gebeld door [M] om naar hen toe te komen. Ik ben met een jeep naar de boot gereden met daarachter een aanhangwagen. Dat werd mij gevraagd door [M]. Daarna ben ik met de Jeep en de weed naar de tuin van [verdachte] gereden. [verdachte] en [M] reden met een witte auto achter mij aan. [verdachte] bewaart de verdovende middelen op verschillende plekken in zijn tuin.
Van [M] heb ik gehoord dat zij cocaïne bewaarden in de motoren van de boot en dan richting het huis van [verdachte] reden. De vuurwapens bewaarden zij in de banden van de Hummer. Deze Hummer werd toen geïmporteerd en de vuurwapens zaten in de banden.
[M] werkt voor [verdachte] op de boot. Hij is de bootsman van [verdachte]. [M] kan heel goed varen en heeft geen vaarbewijs.
Van [D] (Hof: [D]) weet ik dat hij toen hij hier kwam helemaal niets had. Na een week of twee op Sint Maarten had hij een groot huis en een grote auto. Ook had hij veel geld bij zich. Ik heb dat zelf gezien toen hij bij [verdachte] thuis was. [D] had hele goede connecties om cocaïne te kopen. Ik heb [D] wel eens horen praten aan de telefoon in de tuin van [verdachte]. Daarna kwam hij terug bij [verdachte] en vertelde dan tegen [verdachte] dat alles goed was gegaan en dat het er over 2 dagen was. Na 2 dagen was er cocaïne bij [verdachte]. Deze zaten verpakt in een sporttas. Deze cocaïne werd gekocht van 2 Spanjaarden. Het werd getest door [D] en vervolgens werd het geld aan deze gasten meegegeven.
[D] staat naast [verdachte]. [D] is de man van het geld, hij brengt het geld binnen en wast het geld ook wit bij de bank, labor office en bij de government building. Er werken daar mensen die [D] kent. [T] op nummer 3, die past op [verdachte], een soort backup voor hem. [M] staat op nummer 4 en daarna de andere gasten. [R] doet alles wat [verdachte] zegt, hij springt voor hem maar doet echt alles voor [verdachte]. [F] praat teveel als hij drinkt. Voordat [D] kwam was [F] de man die [verdachte] vertrouwde. [F] heeft altijd een vuurwapen bij zich waar hij naar toe gaat. Ik heb dat zelf gezien bij hem.
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige A op 13 oktober 2011, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1110131214.GET.A(N1 p. 50 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 oktober 2011 gesloten en getekend door verbalisanten 1010 en 1110, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
Iedere keer als de groep van [verdachte] geld krijgt kopen ze ongeveer tien vuurwapens. [M] had granaten en een machinegeweer. Soms bewaart [M] vuurwapens voor hen. [verdachte] had ook een zwarte AR-15 en een AK-47. De AR-15 is een soort machinegeweer die je kan vouwen. [verdachte] is in het bezit van ontzettend veel vuurwapens. [verdachte] bewaart deze wapens op verschillende plaatsen bij mensen die hij vertrouwt.
Ik weet dat [R] altijd een vuurwapen bij zich heeft. Soms zijn de andere vuurwapens bij [x] en [D], omdat [verdachte] veel vertrouwen in hun heeft.
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige H op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1204171215.GET.H(R1 p. 16 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
De mensen om [verdachte] heen liepen vaak met vuurwapens. Ik heb [verdachte] horen zeggen dat al
deze wapens van hem waren. [verdachte] bewaarde zijn wapens op verschillende plaatsen en bij verschillende personen, waaronder [M] en [T].
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige D op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1204171600.GET.D(N1 p. 17 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 20 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1310 en 1410, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
Tot de groepering van [verdachte] behoren onder andere een man die [M] genoemd
wordt, een man met de bijnaam [T], een Jamaicaan die vaak bij [verdachte] was en een man met de voornaam [L] (Hof: [L]). Van personen die bij de groep van [verdachte] gehoord hebben, heb ik gehoord dat [verdachte] alles bepaalde. Ik heb van verschillende personen uit de groep van [verdachte] gehoord dat [verdachte] en zijn groep betrokken zijn bij meerdere liquidaties. Ik heb gehoord dat als er concurrentie komt op het gebied van de handel/transport van verdovende middelen, waarbij de verdovende middelen transporten van [verdachte] in gevaar komen, [verdachte] opdracht geeft om de concurrentie uit te schakelen door hen te vermoorden.
Het is algemeen bekend dat [verdachte] veel vuurwapens heeft. Ik heb hem zelf een aantal keren met verschillende vuurwapens in het openbaar gezien.
[verdachte] en zijn groep leefden van de verdovende middelenhandel en het rippen en
beroven van mensen die verdovende middelen of geld hadden. [verdachte] is ook betrokken bij
grote verdovende middelentransporten. Van een bekende van [verdachte] heb ik gehoord dat een poosje geleden een gehuurde of geleende boot van [verdachte] in St. [T] gepakt is met een grote hoeveelheid cocaïne. [M] en [ ] (Hof: [w]) voeren vaak op de kleinste boot van [verdachte]. [w] heeft mij zelf een keer verteld dat hij regelmatig met deze boot verdovende middelen vervoerde voor [verdachte].
Zoals ik al verteld heb zit [M] ook in de groep van [verdachte]. [M] had ook vaak vuurwapens en liep daarmee rond. Ik heb hem verschillende keren met een .38 en ook met een 9mm zien lopen.
De persoon op foto 4 ken ik onder zijn bijnaam ‘[T]’.
Opmerking verbalisanten: Foto 4 betreft de afbeelding van [T].
Een geschrift, te weten
een huurovereenkomst, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 oktober 2011 komen [verdachte] en een zekere [mm] overeen dat [verdachte] de hem in eigendom toebehorende boot “Conair 3” voor een jaar verhuurt aan deze [mm].
Een geschrift, te weten
een rapport, opgemaakt door rapporteur [ ] in opdracht van het Recherche Samenwerkingsteam en het Openbaar Ministerie te Sint Maarten, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 11 november 2011 is aan de kust van St. Thomas 321,8 kg cocaïne aangetroffen
door de autoriteiten van St.Thomas. De drugs waren afkomstig uit St. Maarten en waren
vervoerd met de Conair 3 van [verdachte]. Gelijktijdig met de inbeslagname van de
cocaïne worden er drie personen aangehouden, waaronder [mm].
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige J op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1204171925.GET.J(N1 p. 212 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 27 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
Ik heb [w] horen zeggen dat hij sinds 6 à 7 jaar samen met [M] en de eerder door mij genoemde Rastaman in opdracht van [verdachte], cocaïne en wapentransporten deed, vaak naar St. Thomas en Antigua met een boot van [verdachte]. Ongeveer 1-1.5 jaar geleden heeft [w], zoals ik hem hoorde zeggen, een grote partij vuurwapens voor [verdachte] opgehaald uit St. Thomas. [w] zei dat het om machineguns en andere zware vuurwapens ging. Voor deze drugs en wapentransporten gebruikte [w] een van de boten van [verdachte].
Een proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 januari 2012 gesloten en getekend door [ ] en [ ], verbalisanten,
pv. nummer: 1201161500.AMB(E2, p. 215 e.v.), voor zover inhoudende als
relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 2 mei 2011 stuurt [R] sms-berichten aan zijn vriendin Avi met de tekst:
“I home,i sea sick,vomitin straight U right avi,but da was a deal gone down on water, i kno i got alot of makin up2do”.
“after2night i’m free, with my pops in jail da place me second in command,and some calls i have2attend asap”.

Feit (II)2

Een proces-verbaal van de Technische Opsporings- en herkenningsdienst met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 november 2011 (F1 p. 11 e.v.), gesloten en getekend door technisch rechercheurs, [ ], [ ] en [ ],
pv. nummer:1111020900.FTO, voor zover inhoudende, als
relaas van de verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op woensdag 25 mei 2011 omstreeks 11u50 verzocht de meldkamer om een forensisch onderzoek te verrichten bij een schietpartij op de Waterfront Road, waarbij een slachtoffer nog teken van leven vertoonde. Wij troffen bij de uitmonding van een kreekje van Simpson Bay omstreeks 12.00 uur een man liggend op zijn buik aan met zijn schoenen in het water. De man vertoonde geen teken van leven. Wij vernamen dat omstanders het slachtoffer, toen het nog teken van leven vertoonde, op de walkant hebben gezet. Ter plaatse werden 4 zilverkleurige hulzen aangetroffen. De volgende dag werden door en op aanwijzing van getuigen nog 2 goudkleurige hulzen ter plaatse aangetroffen. Lijkschouwer Dr. M. Mercuur maakte een lijkschouwingsrapport op (Bijlage 1 bij het PV, inhoudende dat Dr. Mercuur om 12u15 de dood constateerde). De identiteit van de man werd vastgesteld via dactyloscopisch onderzoek (bijlage 2 bij het PV: Een proces-verbaal van de TOHD, voor zover inhoudende dat uit dactyloscopisch onderzoek onomstotelijk is gebleken dat het dodelijke slachtoffer in de zaak Waterfront Road van woensdag 25 mei 2011 [slachtoffer feit 2] geboren op [datum] 1978 in de Dominicaanse Republiek betrof).
Op zaterdag 28 mei 2011 onderzochten wij een donkerblauwe Chevrolet Tracker met
kentekenP-5098
alleen aan de achterzijde, aangetroffen achter struikgewas bij een inham op de L.B. Scott Road, naast de Under The Sun Bar & Carwash en tegenover Emilio Wilson Park, onzichtbaar vanaf de L.B. Scott Road, met achter het voertuig een looppad dat leidde naar het terrein naast Under the Sun Bar & Carwash. De auto bleek te zijn gestolen van een persoon genaamd [ ]. Er werden epitheelmonsters genomen vanaf onder andere het hoornpaneel bij het stuur (SVO 275-T26) en vanaf de versnellingshandel (SVO 275-T29).
Een geschrift, te weten
een rapport van het Analytisch Diagnostisch Centrum N.V.te Curaçao, opgemaakt en ondertekend door de patholoog Dr. G.D. Zielinski, betreffende een op 31 mei 2011 verrichtte obductie van [slachtoffer feit 2], datum overlijden 25 mei 2011, (F1, p. 5 e.v.) voor zover inhoudende, -zakelijk weergegeven-:
[slachtoffer feit 2] geboren [datum] 1978 Dominicaanse Republiek, is overleden als gevolg van weefselschade en bloedverlies ten gevolge van schotletsels. Er waren meerdere perforaties op het lichaam, een in het hoofd, meerdere op de borst en rechter bovenarm, rechter bovenrug en linker onderrug. In het lichaam werden 2 projectielen aangetroffen, terwijl er waarschijnlijk 3 projectielen in het lichaam zijn achtergebleven.
Een geschrift, te weten
een rapportd.d. 12 september 2011 van het Nederlands Forensisch Instituut,
1109120906.NFI(Q1, p. 163 e.v.), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De kogels in het lichaam van [slachtoffer feit 2] van het munitiemerk Federal en het type “Expanding Full Metal Jacket” zijn voorzien van een rubber neus onder de ingekerfde mantel, zodat deze openbreekt volgens een vast patroon. De op de plaats delict aangetroffen hulzen zijn van het kaliber .45 ACP. De 6 hulzen zijn zeer waarschijnlijk verschoten met een en het zelfde vuurwapen, vermoedelijk een semi-automatisch pistool van het kaliber .45 ACP Colt, model 1911 of een hiervan afgeleid model. De afvuursporen van de kogels passen bij dit type vuurwapen.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 6 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ], standplaats Sint Maarten, werkzaam bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1203061100.GET(F1, p. 126 e.v.) voor zover inhoudende, als
verklaring van [H], zakelijk weergegeven:
Op 25 mei 2011 was ik thuis in mijn woning op de tweede verdieping in een gebouw tegenover het Tropicana Casino te Sint Maarten toen het schietincident met de mij bekende [slachtoffer feit 2] plaatsvond op ongeveer 100 feet vanaf mijn woning. Ik had vrij zicht op de plaats waar alles gebeurde. Ik hoorde 2 schoten. Ik sprong op uit bed en keek uit het raam. Het bed stond zo ongeveer tegen het raam aan, dus na 1 of 2 seconden keek ik al naar buiten. Vanuit het slaapkamerraam keek ik recht naar de plaats waar [slachtoffer feit 2] werd neergeschoten. Ik zag de 2 honden van [slachtoffer feit 2] rennen in de richting van de woning van [slachtoffer feit 2]. Ik zag een persoon in het water liggen, ik zag het water nog bewegen. Ik dacht dat het [slachtoffer feit 2] was omdat zijn honden daar wegrenden. Ik zag twee personen dicht bij de waterkant staan op minder dan een meter van [slachtoffer feit 2]. Ik zag dat een van deze twee personen, de verst van mij verwijderde, een vuurwapen op [slachtoffer feit 2] richtte en nog 6 of 7 keer op [slachtoffer feit 2] schoot. Deze persoon stond bijna over [slachtoffer feit 2] heen gebogen en ik zag zijn arm, waarin hij het vuurwapen had, bewegen. Ik zag ook rook uit het wapen van deze man komen. [slachtoffer feit 2] lag in het water en ik zag ook dat het water steeds bewoog op het moment dat er geschoten werd. De andere persoon stond erbij en had zijn armen langs zijn lichaam hangen, met zijn vuurwapen ook in zijn rechterhand. Daarna renden ze rustig, zonder haast, naar een auto die bij het water stond, het was een blauwe jeep, mogelijk een Chevrolet Geo Tracker. Ik zag dat ze hun vuurwapens onder hun shirt wegstopten. Een dader had O-benen en was slank en had een shirt over zijn hoofd, ik kon zijn gezicht en nek niet zien. De andere was iets langer, met ook een shirt over zijn hoofd. De vuurwapens waren een soort firegun, net zoals de politie die heeft. De auto stond geparkeerd met de voorkant in de richting van de Waterfrontroad.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 28 mei 2011 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ],
pv. nummer: 1105281145.GET(F1, p. 173) voor zover inhoudende, als
verklaring van [ ], zakelijk weergegeven:
Op woensdag 25 mei 2011 was ik tussen 11.30 uur en 12.00 uur bij het appartementencomplex aan de Waterfrond Road naast Budget Marine, toen ik ongeveer 6 à 7 schoten hoorde uit de richting van Tire Center aan de Waterfront Road. Toen ik kort hierna de weg op reed zag ik een donkerblauwe SUV met hoge snelheid langsrijden, voorzien van kenteken P-5098. Ik schreef het nummer direct op, omdat ik omdat ik dacht dat de auto iets te maken had met de schoten die ik had gehoord en door de manier waarop de bestuurder van de auto reed. De ruiten waren zwaar verdonkerd. Het was een oude SUV, de kleur was verbleekt. Ik overhandig u het kenteken dat ik heb opgeschreven.
Een proces-verbaal bevinding Camerabeeld Comm System N.V. , in de wettelijke vorm opgemaakt en op 26 mei 2011 (F1 p. 158 e.v.), gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ],
pv. nummer: 1105261000.AMB, voor zover inhoudende, als
verklaring van de verbalisanten, -zakelijk weergegeven-:
Op de videobeelden gericht op de doorgaande weg Wellingtonroad is vast te stellen dat op 25 mei 2011, te (11u 16:31 + 26 minuten vertraging =) 11u42:31 een donkerblauwe jeep van het merk Chevrolet Tracker vanaf de Orange Grove Road linksaf de Wellington Road op rijdt en rechtdoor in de richting van Welfare Road rijdt. Op de
voorbumpervan dit voertuig werd geen kenteken gezien.
Een geschrift, te weten
een rapportd.d. 23 december 2011 van het Nederlands Forensisch Instituut (Q1, p. 200 e.v.,
1112231937.NFI), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het in de bemonstering van de versnellingspook van de Chevy verkregen DNA profiel matcht met het DNA profiel van de verdachte [R], met een berekende frequentie van kleiner dan één op één miljard.
Een geschrift, te weten
een rapportd.d. 23 december 2011 van het Nederlands Forensisch Instituut (Q1, p. 723 e.v.
1112132143.NFI), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het in de bemonstering van de airbag van de Chevy verkregen DNA profiel matcht met het DNA profiel van de verdachte [R], met een berekende frequentie van kleiner dan één op één miljard.
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige A op 13 oktober 2011, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1110131214.GET.A(N1 p. 50 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 oktober 2011 gesloten en getekend door verbalisanten 1010 en 1110, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
De moord op [slachtoffer feit 2] was in opdracht van [verdachte]. Er waren meerdere auto’s bij betrokken. Ze werkten als een team. [R] en een andere man hebben [slachtoffer feit 2] doodgeschoten. De rest stond op de uitkijk. Ik heb verschillende mensen waaronder [M] horen zeggen dat [R] één van de schutters was die [slachtoffer feit 2] heeft doodgeschoten.
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige H op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1204171215.GET.H(R1 p. 16 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
Ik kan mij herinneren dat [verdachte] kort nadat [slachtoffer feit 2] was vermoord gezegd heeft dat hij betrokken was bij de moord op [slachtoffer feit 2]. Ik heb [verdachte] horen zeggen dat bij de moord een .45 gebruikt was en dat zijn vriend [slachtoffer feit 2] had doodgeschoten. [verdachte] zei dat ze [slachtoffer feit 2] een poos gevolgd hadden, zodat ze wisten waar hij was.
Een proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 22 november 2011 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ], standplaats Sint Maarten, werkzaam bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 11112021100.V12(B3 p. 745 e.v.) voor zover inhoudende, als
verklaring van [D], zakelijk weergegeven:
Een dag of drie nadat [slachtoffer feit 2] werd vermoord vertelde [verdachte] mij dat [slachtoffer van feit 4] een afspraak met [slachtoffer feit 2] had geregeld, zodat [verdachte] [slachtoffer feit 2] dood kon maken. [verdachte] vertelde mij dat hij samen met [R] naar die plek was gegaan. [verdachte] vertelde mij verder dat hij tegen [R] had gezegd dat hij uit de auto moest stappen om [slachtoffer feit 2] dood te schieten. [verdachte] vertelde mij dat [R] uit de auto stapte en gelijk schoot toen hij [slachtoffer feit 2] zag. [verdachte] vertelde mij dat [slachtoffer feit 2] in het water lag.

Feit (II)3

Een proces-verbaal van technisch onderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 januari 2012 gesloten en getekend door [ ], verbalisant,
pv. nummer: 1201231651.FTO(G1 p. 8 e.v.), voor zover inhoudende als
bevindingen van verbalisant,zakelijk weergegeven:
Op donderdag 7 juli 2011, omstreeks 01.50 uur, werd door de meldkamer verzocht een forensisch onderzoek te verrichten bij een schietpartij met dodelijke afloop te Fort Willem ter hoogte van perceel [nr] Bij mijn aankomst ter plaatse zag ik een goudkleurige personenauto van het merk HYUNDAI”, type “ELANTRA” en voorzien van het kenteken M-3806, geparkeerd voor het perceel Fort Willem road no.[ ], met zijn motorkap in de zuidelijke richting. Het linker achterportier stond open. Het slachtoffer lag op zijn buik op het wegdek met zijn rechterbeen in een onnatuurlijke stand. Het slachtoffer vertoonde verschillende in- en uitschotverwondingen over zijn hele lichaam. Dr. R. Douglas, heeft het slachtoffer dood verklaard op de plaats delict. Op de plaats delict heb ik, verbalisant, de navolgende munitiedelen aangetroffen:
- bij het linker achterwiel van de personenauto “HYUNDAI” en op ongeveer 35 centimeter van het hoofd van het slachtoffer een huls voorzien van bodenstempel “W R A 66” (T-l);
- bij het rechter achterwiel van de personenauto “HYUNDAI” een huls voorzien van bodemstempel “W R A 66” (T-2);
- op ongeveer 30 centimeter van spoor no. T-2, een huls voorzien van bodemstempel “FEDERAL 45 AUTO +P” (T-3);
- op ongeveer 45 centimeter van spoor no. T-3, een huls voorzien van bodemstempel “FEDERAL 45 AUTO +P” (T-4);
- op ongeveer 60 centimeter vanaf de rechter voorwiel een huls voorzien van de bodemstempel “FEDERAL 45 AUTO +P” (T-5).
Dr. R. Douglas verrichtte dezelfde dag de lijkschouwing. De identiteit van het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer feit 3], geboren in de Dominicaanse Republiek op [datum] 1974 en gewoond hebbende op Fort Willem Road [ ] te Sint Maarten.
Op maandag 11 juli 2011, werd door de patholoog-anatoom dr. D. Zielinski, sectie verricht op het lichaam van het slachtoffer. Tijdens deze sectie heb ik, verbalisant, de volgende stukken van overtuiging veiliggesteld en in belang van het verder onderzoek in beslag genomen: 4 stuks projectiel .45 en 1 projectiel en 2 stuks deelmantel uit het lichaam van het slachtoffer.
Deze en andere SVO’s werden onderzocht door het NFI.
Een geschrift, te weten
een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt op 12 september 2011 door ing. P. Pieper, (Q2 p. 252 e.v.
1109121104.NFI) voor zover inhoudende als
bevindingen van genoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Drie hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘FEDERAL 45 AUTO +P’. Twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel ‘W R A 6 6’. Gezien dit bodemstempel en de afmetingen zijn de hulzen van het kaliber .45 ACP. De aanduiding ‘45 AUTO’ is hiervan een synoniem. De aanduiding +P staat voor een extra zware lading van de patroon. De letters ‘FEDERAL’ duiden op het gelijknamige munitiemerk en de letter ‘WRA’ duiden op het munitiemerk Winchester. De twee koperkleurige kogels passen het best bij het kaliber .45 ACP. De twee kogels zijn van het type Expanding Full Metal Jacket (EFMJ) van het munitiemerk Federal, welk type kogels is voorzien van een rubberneus onder de mantel, met de mantel ingekerfd zodat deze bij impact openbreekt volgens een vast patroon. Twee andere loden koperkleurige kogels passen het best bij het kaliber .38 Special en .357 Magnum. Het betreft hollow-point kogels. Conclusies:
- de hypothese dat de vijf hulzen (.45 ACP) zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen als de drie hulzen opgenomen in de LVKH onder nummer 7323 (zaak Shakespeare) is zeer veel waarschijnlijker dan dat de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
- er is gebruik gemaakt van minimaal twee verschillende vuurwapens: een kaliber .45 ACP en een kaliber .38 Special of .357 Magnum.
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 juli 2011 gesloten en getekend door [ ], verbalisant,
pv. nummer: 1107070240.GET(C2 p. 717 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de getuige [vriendin],zakelijk weergegeven:
Ik ben de vriendin van [slachtoffer feit 3]. Toen wij vannacht per auto voor onze woning kwamen, parkeerde [slachtoffer feit 3] de auto. Ik stapte uit en ik zag een onbekende auto die in mijn richting kwam met de grote verlichting aan. Kort hierna stopte de onbekende auto naast de auto van [slachtoffer feit 3]. Ik zag een onbekende man voor mij, die vanuit het achterportier achter de bestuurder van die auto stapte. Hij was gekleed in het zwart en had een zwart masker op. Hij liep heel snel in de richting van de auto van [slachtoffer feit 3]. Zonder iets te zeggen begon die man in de richting van [slachtoffer feit 3] te schieten. Ik was bang en ik lag meteen op de grond. Ik heb ongeveer 5 à 6 schoten gehoord. Ik bleef daar tot ik niets meer hoorde. Daarna rende ik in de richting van de auto van [slachtoffer feit 3] en ik zag hem op de grond naast zijn auto liggen.
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 7 juli 2011 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ],
pv. nummer: 1107070230.GET(C2 p. 719 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de getuige [vriendin],zakelijk weergegeven:
Toen deze auto stopte stonden we met de neuzen van de auto’s in dezelfde richting. Gelijke toen deze man uitstapte ben ik gaan rennen. Het duurde heel even, ik denk nu dat de gemaskerde man even wachtte tot ik weg was, want hij had mij makkelijk kunnen neerschieten. Ik hoorde schieten, ik denk vier maal en toen heel even niet en toen weer twee schoten.
Een proces-verbaal van bevindingen verklaring [P], in de wettelijke vorm opgemaakt en op 1 februari 2012 gesloten en getekend door verbalisanten [ ] en [ ], dienstdoende bij het Recherche Samenwerkingsteam,
pv. nummer: 1201310900.AMB(G1 p. 124 e.v.), voor zover inhoudende als
relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
[P] verklaarde ons het volgende. Op de dag van de moord lag ik in bed te slapen. Op een gegeven moment werd ik wakker daar ik het alarm van mijn auto hoorde. Mijn auto stond onder onze woning geparkeerd. Ik ben naar de voordeur gelopen. Toen ik uit het raampje keek zag ik de auto van mijn buurman [slachtoffer feit 3] geparkeerd staan. Ik zag dat de verlichting van de auto niet aanstond. Op dat moment hoorde ik het geluid van een draaiende motor aan de straatzijde van mijn woning. Ik ben toen naar het raam van de slaapkamer gelopen, welke grenst aan de straatzijde. Toen ik onderweg was naar de slaapkamer, hoorde ik geluiden onder mijn woning.
Toen ik uit het raam keek, zag ik dat de straatverlichting brandde. Ik zag dat naast mijn
woning een witte auto geparkeerd stond. Het betrof volgens mij een Toyota of een Hyundai, door de voorzijde denk ik meer een Toyota. De auto stond met de neus in de richting van Great Bay Resort. Ik zag dat de verlichting van de auto uit was. Op dat moment dacht ik dat er iemand bij mijn auto was. Ik liep toen in de richting van de voordeur, toen ik ineens drie schoten hoorde. Ik wist dat het schoten waren. Uit angst ben ik op de grond gaan liggen. Kort hierna hoorde ik een auto wegrijden. Toen ik dacht dat de auto weg was, ben ik wederom naar mijn voordeur gelopen. Toen ik uit het raampje keek, zag ik mijn buurman [slachtoffer feit 3], naast de linkerachterdeur van zijn auto liggen. Ik zag dat de deur van zijn auto nog open stond. [slachtoffer feit 3] lag toen tussen zijn auto en de gevel. De auto die naast mijn woning geparkeerd was, was toen ook al weg. Kort hierop kwam zijn vriendin gillend naar me toe.
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige I op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1204171717.GET.I(R1 p. 30 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
Het was in de periode dat er vele liquidaties op Sint Maarten werden gepleegd. Het was volgens mij tussen 22.00 en 01.45 uur en ik was op dat moment in de wijk Fort Willem in de omgeving van de straat die volgens mij de Fort Willem Road heet. Ik zag toen dat er uit de richting van het Great Bay Hotel een goudkleurige Hyundai Elantra aan kwam rijden. Kort daarop kwam deze Hyundai weer terugrijden in de richting van het Great Bay Hotel. Hooguit enkele minuten later zag ik een witte Nissan Almera ook vanuit dezelfde richting aankomen rijden, die halverwege keerde en ook weer terugreed in de richting van het Great Bay Hotel. In de tussenliggende tijd heb ik geen andere auto’s zien rijden. Ondanks het feit dat de straatverlichting knipperde zag ik dat de bestuurder van de witte auto een uit St. Peters afkomstige man was, die [R] heet. Ik schat de afstand waar vandaan ik het gezicht van [R] zag op enkele meters. Ik zag dat hij een grijs shirt droeg. Verder zag ik de witte auto zijn weg volgen in dezelfde richting als de door mij genoemde Hyundai Elantra. Kort daarop hoorde ik een aantal schoten. Ik schat dat het tussen de zes en acht schoten waren. Het geluid van de schoten kwam vanuit de richting waar zowel de door mij genoemde Hyundai Elantra als de witte auto waren gereden. Ik keek onmiddellijk in de richting waar de schoten vandaan kwamen. Ik zag toen dat de door mij genoemde Hyundai Elantra bij een woning geparkeerd stond. De auto’s stonden beide stil met de voorkant in de richting van de Little Bay Road. De woning(en) waar de auto’s stonden waren verlicht, ik kon daardoor goed zien dat het om de eerder door mij genoemde auto’s ging. Ik zag vervolgens dat twee personen wegrenden, ze kwamen zoals ik zag uit de richting van de Hyundai Elantra en renden in de richting van de witte auto. Op het moment dat ik deze personen zag wegrennen, heb ik geen andere personen in de omgeving van de twee genoemde auto’s gezien. Een van deze mannen droeg een grijs shirt waarvan de capuchon (hoody) over zijn hoofd was getrokken. Ik zag dat hij aan de bestuurderskant van de witte auto instapte. Deze persoon kwam qua postuur en het shirt dat hij droeg overeen met [R], die zoals ik al eerder verklaarde in de witte auto reed. Verder zag ik dat de andere man aan de passagierskant instapte. Deze man droeg zoals ik zag een donkergekleurde hoody en was qua postuur iets groter dan de bestuurder. Nadat de beide mannen in de auto zaten, hoorde en zag ik dat de witte auto met hoge snelheid wegreed in de richting van de Little Bay Road.
De man op foto 2 ken ik onder de naam [R] en hij is degene die ik in mijn verklaring heb herkend als de bestuurder van de witte Nissan Almera.
Opmerking verbalisanten: Foto 2 betreft de afbeelding van [R].
Een proces-verbaal van verhoor van anonieme / bedreigde getuige H op 17 april 2012, opgemaakt door mr. C.T.M. Luijks, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in dit Gerecht,
pv. nummer: 1204171215.GET.H(R1 p. 16 e.v.) met als bijlage een proces-verbaal van verhoor van deze getuige, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 23 maart 2012 gesloten en getekend door verbalisanten 1011 en 1020, voor zover inhoudende als
verklaring van een anonieme bedreigde getuige,zakelijk weergegeven:
Over de moord op de broer van [slachtoffer feit 2] heb ik [verdachte] het volgende horen zeggen. Ik hoorde hem zeggen dat hij en anderen de broer van [slachtoffer feit 2] gevolgd hebben naar zijn huis en dat hij toen hij uit zijn auto stapte werd neergeschoten. [verdachte] zei dat de broer van [slachtoffer feit 2] was doodgeschoten omdat hij twee Spaanstalige mannen uit Santo Domingo naar Sint Maarten had laten komen, om [verdachte] dood te laten schieten.
Een proces-verbaal van verhoor, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 2 december 2011 gesloten en getekend door [ ] en [ ], verbalisanten,
pv. nummer: 1112021100.V12(B3 p. 746 e.v.), voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte [D],zakelijk weergegeven:
Na de schietpartij op de broer van [slachtoffer feit 2] belde ik [verdachte] op dat ik naar hem toe kwam. [verdachte] vertelde mij dat [slachtoffer van feit 4] hem had verteld dat de broer van [slachtoffer feit 2] twee of drie Dominicanen had meegenomen om [verdachte] te vermoorden. [verdachte] vertelde mij dat hij had gedaan wat hij moest doen. [verdachte] vertelde mij dat hij het samen met [R] geregeld had. [verdachte] vertelde mij ook dat de vrouw wegrende en dat hij haar niet vermoord had, omdat zij er niets mee te maken had. [verdachte] vertelde mij dat de man dood was.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid verklaringen [F] / feit 1
De verdediging heeft betoogd, kort weergegeven, dat de verklaringen van [F] niet op de waarheid berusten. Het Hof vat dit betoog aldus op dat de door [F] afgelegde verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt.
Het Hof overweegt hieromtrent het volgende.
[F] heeft uitvoerige en gedetailleerde verklaringen afgelegd. In een aantal van die verklaringen heeft hij niet alleen anderen, onder wie de verdachte, maar ook zichzelf belast. Dit geldt onder andere voor de voor het bewijs gebezigde Engelstalige samenvatting van zijn verklaringen van 17, 18 en 20 november 2011 tegenover de politie. [F] heeft deze samenvatting ondertekend, in tegenstelling tot de in het Nederlands gestelde processen-verbaal van zijn verklaringen die hij niet heeft ondertekend omdat hij geen Nederlands kan lezen. Als beëdigd getuige heeft [F] op 14 februari 2012 tegenover de rechter-commissaris verklaard dat hij de politie de waarheid heeft verteld (B2, p. 502 e.v.). Het Hof acht het aannemelijk dat [F] onder invloed van bedreigingen door medeverdachten na 14 februari 2012 zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en voorts is teruggekomen van zijn eerdere verklaringen.
De verklaringen van [F] over hetgeen is voorgevallen op 20 april 2011, vinden bovendien steun in de andere bewijsmiddelen. De verklaring van [F] dat hij en anderen op zoek zijn gegaan naar [B], de vermeende moordenaar van [Y], vindt steun in de verklaring van de getuige [ ] dat ongeveer tien minuten nadat er op 16 april 2011 schoten waren gelost in de buurt van haar woning, een man die zij kent als [F] (de bijnaam van [F]) in gezelschap van twee andere mannen aan haar deur kwam en haar vroeg de man in haar tuin te omschrijven (C2, p. 554 e.v.), en in de omstandigheid dat na de moord op [Y] op 16 april 2011 de politie uit de mond van [F] heeft opgetekend: ‘[Y] got killed and nothing came out of it. Now it is [Y]. You all better find this man. If not we will take care of it ourselves’ (B2, p. 371). Voorts is in verband met de betrouwbaarheid van de verklaringen van [F] relevant dat voorafgaand aan het tap-gesprek van 14.23 uur op 20 april 2011 (waarin [L] tegen [F] zegt: ‘Yo we got to roll. (…) Yeah, it ain’t nothing to talk about. I’m in front of your house, let’s go’; E1, p. 185 e.v.) de verdachte tweemaal telefonisch contact heeft gehad met [L] (om 14.01 uur en 14.10 uur; E1, p. 194 e.v.) en dat rond 15.00 uur die dag de verdachte op [B] heeft geschoten.
Op grond van het voorgaande acht het Hof de Engelstalige samenvatting van de verklaringen van [F], zoals voor het bewijs gebezigd, betrouwbaar. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd, brengt het Hof niet tot een ander oordeel.
Het verweer wordt daarom verworpen.
Verklaring [R] / feit 1
Ten aanzien van de verklaring van de medeverdachte [R] over het schietincident bij supermarkt Tan Tan heeft de verdediging aangevoerd dat die niet berust op zogeheten daderwetenschap, maar op hetgeen [R] op de straat en uit de media heeft vernomen.
Het Hof overweegt hieromtrent het volgende.
De voor het bewijs gebezigde verklaring van [R] is betrekkelijk uitvoerig en wordt gekenmerkt door een groot aantal, sprekende details. Het is niet aannemelijk dat [R] (uitsluitend) op grond van horen zeggen of uit de media zo gedetailleerd en zo beeldend over het schietincident zou kunnen verklaren. Bovendien vindt deze verklaring steun in de verklaringen van de medeverdachten [F] en [D], de aangifte van [F] en de verklaring van de getuige [ ] (E1, p. 109 e.v.). Het Hof gaat daarom ervan uit dat [R] zelf de persoon is die hij in zijn verklaring als de bestuurder van de auto c.q. de Jeep aanduidt.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Voorbedachte raad / feit 1
Het Hof acht bewezen dat de verdachte met voorbedachte raad heeft geprobeerd [B] van het leven te beroven. Vast is komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op zijn besluit om [B] om het leven te brengen, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de verdachte had vernomen dat [B] de moordenaar van zijn broer was, dat hij daarna met behulp van anderen op zoek is gegaan naar [B], dat hij weer later bij supermarkt Tan Tan met een geweer uit een auto is gestapt, alwaar [B] zich bevond, en dat hij vervolgens in de richting van [B] heeft geschoten en dat hij nog een keer op hem probeerde te schieten, maar dat zijn wapen toen weigerde. In dit licht kan niet worden gezegd dat de verdachte heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Van contra-indicaties die erop wijzen dat de verdachte niet met voorbedachte raad heeft gehandeld en waaraan een zwaarder gewicht toekomt, is naar het oordeel van het Hof geen sprake.
Opzet / feit 1
Uit de verklaringen van [F] in samenhang met de verklaringen van [D] en [F] leidt het Hof af dat de verdachte in de richting van zowel [F] als [B], die samen bij de bushalte waren, heeft geschoten. Daarbij had de verdachte klaarblijkelijk het oog op [B], maar heeft hij tegelijkertijd willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [F] dodelijk zou raken. Aldus is sprake van voorwaardelijk opzet van de verdachte op de dood van [F].
Verklaringen [F], [F], [D] en [R] / feit 1
In zijn aangifte heeft [F] verklaard dat [verdachte] uit een auto stapte met een M-16 in zijn handen en op hem begon te schieten. De medeverdachte [F] heeft verklaard dat [L] ([L]) hem had verteld dat [verdachte] uitstapte en op [B] schoot met een AR-15. Het Hof acht deze verklaringen wat betreft het door de verdachte gebruikte wapen niet innerlijk tegenstrijdig nu uit beide verklaringen volgt dat de verdachte met een wapen heeft geschoten en uit de inhoud van het dossier blijkt dat een M-16 en een AR-15 typen geweren zijn die sterk op elkaar lijken.
De verklaringen van [F] en [F] dat de verdachte heeft geschoten zijn naar het oordeel van het Hof evenmin tegenstrijdig met de verklaring van de medeverdachte [D] dat [verdachte] hem had verteld dat hij uit de auto kwam met een geweer en daarmee wilde schieten (op [B]) maar dat zijn wapen weigerde en met de verklaring van de medeverdachte [R] dat de persoon die (op [B]) wilde schieten een storing kreeg aan zijn vuurwapen. Uit de verklaringen van [F] en [F] volgt dat de verdachte heeft geschoten. Uit de verklaring van [F] blijkt voorts dat daarna, toen de verdachte nog een keer probeerde te schieten, zijn wapen blokkeerde. Deze gang van zaken acht het Hof bewezen mede gelet op het feit dat zowel uit de verklaring van [F] als van [R] volgt dat [B] werd geraakt maar weer kon opstaan dankzij het feit dat hij een kogelvrij vest droeg, terwijl niet is komen vast te staan dat de medeverdachte [R] op [B] heeft geschoten. Het Hof gaat daarom ervan uit dat het door de verdachte gebruikte wapen weigerde, zoals ook blijkt uit de verklaringen van [D] en [R], nadat hij al een keer in de richting van en/of op [B] had geschoten. In zoverre is van innerlijke tegenstrijdigheid tussen de voor het bewijs gebezigde verklaringen dus geen sprake.
Alibi / feit 1
De verdediging heeft gesteld dat het voor de verdachte onmogelijk is geweest om omstreeks 15.00 uur het schietincident te plegen, omdat de verdachte, kort gezegd, zich elders bevond. De politie heeft dit alibi onderzocht door het horen van de betrokken getuigen, waaronder het dienstmeisje die de verdachte stelt te hebben weggebracht. Voorts zijn er camerabeelden bekeken om de gestelde gang van de verdachte na te gaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat de verdachte geen sluitend alibi heeft voor het tijdstip van de schietpartij op 20 april omstreeks 15.00 uur (E1 Proces-verbaal Zaaksdossier Tan Tan p. 46-50). De verdediging heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
Betrouwbaarheid verklaring [D]
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van [D] over de betrokkenheid van de verdachte bij de moord op [slachtoffer feit 2] niet op de waarheid berust en ongeloofwaardig is en daarom als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt. Meer specifiek heeft de verdediging aangevoerd dat de door [D] verklaarde gang van zaken door niets wordt bevestigd en dat zijn omschrijving niet overeenkomt met de werkelijke gang van zaken, zoals daarover door de andere getuigen is verklaard. Voor wat betreft de moord op [slachtoffer feit 3] heeft de verdediging tevens betoogd dat de verklaring van [D] ongeloofwaardig is en dat het steunbewijs niet redengevend is voor de betrokkenheid van de verdachte hierbij.
Dit betoog wordt niet gevolgd. Ter toelichting overweegt het Hof het volgende.
[D] is door de verdediging op 31 januari 2012 over zijn verklaring uitvoerig ondervraagd bij rechter-commissaris. Omtrent de redenen van zijn wetenschap heeft [D] consistent verklaard dat hetgeen hij heeft verklaard over de moord op [slachtoffer feit 2] en [slachtoffer feit 3] hij heeft gehoord van de verdachte en dat hij daarin geen wijzigingen wil aanbrengen. Voorts heeft [D] verklaard dat de politie hem geen beloftes heeft gedaan in ruil voor een verklaring. Het Hof acht de verklaring betrouwbaar nu die voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en objectieve gegevens uit nader onderzoek.
Het feit dat de ooggetuigen twee schutters hebben gezien op de plaats van de moord op [slachtoffer feit 2], van wie de signalementen niet overeenkomen met het signalement van de verdachte, sluit de door [D] verklaarde gang van zaken niet uit. In zowel zijn Nederlandse als Engelse verklaring heeft [D] verklaard dat de verdachte samen met de medeverdachte [R] naar de plek ging en dat de verdachte aan de medeverdachte [R] op voorhand had gezegd dat [R] de auto zou uitgaan om [slachtoffer feit 2] neer te schieten;
[verdachte] further said that he had told [R] from before hand, that upon arrival, [R] would get out of the car and shoot [slachtoffer feit 2]. And that is how it happened.(B3 p. 769) Dit impliceert dat de verdachte de auto niet is uitgestapt, maar dat hij de medeverdachte [R] daartoe opdracht heeft gegeven om [slachtoffer feit 2] neer te schieten. Dat de moord in opdracht van de verdachte plaatsvond wordt bevestigd door de anonieme bedreigde getuigen A en H en dat de medeverdachte [R] één van de schutters was wordt bevestigd door de anonieme bedreigde getuige A. De betrokkenheid van de medeverdachte [R] vindt belangrijke steun in het ander gebezigd bewijsmateriaal, zijnde de DNA-sporen van de medeverdachte [R] in de aangetroffen blauwe jeep, waarvan het kenteken is gezien door een ooggetuige en welke is geregistreerd door de camerabeelden in de nabijheid van de plaats delict. Uit de telecomanalyse van de opgevraagde printlijsten blijkt tot slot dat de verdachte op zijn initiatief voor en na het tijdstip van de moord telefonisch contact heeft gehad met de medeverdachte [R] (R5 p. 57).
Omtrent de reden van de moord op [slachtoffer feit 3] heeft [D] verklaard dat de broer van [slachtoffer feit 2] twee of drie Dominicanen had meegenomen om [verdachte] (de verdachte) te vermoorden. Dit wordt bevestigd door de anonieme bedreigde getuige H, die verklaart dat de reden voor het neerschieten van [slachtoffer feit 3] was, dat [slachtoffer feit 3] twee Spaanstalige mannen uit Santo Domingo had meegenomen om [verdachte] te laten doodschieten. Verder heeft [D] uit eigen beweging verklaard dat - kort nadat een van de broers in Fort William was vermoord - de medeverdachte [R] is staande gehouden tijdens een verkeerscontrole omdat hij zonder rijbewijs reed en dat de auto waarin hij reed in beslag is genomen. Dit specifieke gegeven wordt bevestigd door nader onderzoek (G1 p. 145). Volgens [D] heeft hij hierover telefonisch contact gehad met de medeverdachte Jones, hetgeen bevestigd wordt in een afgeluisterd telefoongesprek tussen de verdachte en [D] op 7 juli 2011 om 7.37 uur, waarin de verdachte zegt: ‘They there, the po….. police there stop on the hill, take the car from the man, I want to go, see if, what I can safe it, before they go with it huh…’. De verdachte heeft geen verklaring gegeven voor de inhoud van dit telefoongesprek, terwijl de versluierde bewoordingen van de verdachte passen in hetgeen [D] heeft verklaard, namelijk dat de verdachte diezelfde dag naar het terrein is gegaan om de betreffende huurauto zelf op te halen, omdat de medeverdachte [R] een vuurwapen in deze auto had achtergelaten, dat de medeverdachte [R] had gebruikt. Dat de verhuurder de auto zelf zou hebben opgehaald en er geen wapen is gevonden, zoals door de verdediging aangevoerd, doet aan de geloofwaardigheid van hetgeen [D] heeft verklaard niet af. Op dat moment bestond er voor de politie geen aanleiding om in de auto te gaan zoeken naar een wapen. Voorts sluit deze gang van zaken niet uit dat de verdachte op een ander moment het wapen uit de auto heeft gehaald. Bij het voorgaande neemt het Hof in aanmerking dat de verdachte op 7 juli om 9.44 uur aan de medeverdachte [R] een sms-bericht heeft gestuurd, inhoudende “Dont worry you still my young brother”(N1 p.270). De verdachte, noch de medeverdachte [R] heeft over dit bericht een verklaring gegeven, terwijl dit bericht is te begrijpen binnen de context van de verklaring van [D] dat de verdachte de medeverdachte [R] een pak slaag heeft gegeven, omdat hij het vuurwapen was vergeten. Het feit dat de medeverdachte [R] op 7 juli 2011 om 7.30 uur, ongeveer vijf uur na de moord op [slachtoffer feit 3], met een vuurwapen op de openbare weg rijdt biedt - indirect - steunbewijs aan het bewezenverklaarde.
Betrouwbaarheid verklaring getuige [ ] / feit (II)2
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van [ ] als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt, omdat hij bij de politie heeft verklaard de nummerplaat van de voorbijrijdende auto te hebben gezien, terwijl hij als getuige ter terechtzitting heeft verklaard dat hij een blaadje met het nummer erop heeft gekregen van een onbekende vrouw. Dit verweer wordt verworpen. Het door de verdediging opgemerkte verschil tussen beide verklaringen levert naar het oordeel van het Hof geen ongerijmde tegenstrijdigheid op. [ ] heeft consistent verklaard dat hij schoten heeft gehoord en daarna een auto voorbij heeft zien komen, die bijna een ongeluk had met een andere auto, die door een vrouw werd bestuurd. Met deze vrouw, zo leidt het Hof af uit het dossier, bedoelt [ ] mevrouw [K], die tevens als getuige is gehoord (F1 p. 171). In dat verhoor bevestigt [K] dat zij op 25 mei 2011 met een man heeft gesproken over het kenteken van een auto die haar bijna had aangereden. Hill heeft tot slot consistent verklaard dat hij het kenteken in zijn eerste contact met de politie heeft doorgegeven. Dit was het kenteken P-5098.
Ondervragingsrecht
De verdediging heeft aangevoerd, samengevat, dat inbreuk is gemaakt op het ondervragingsrecht van de verdediging, omdat een aantal van de verzochte en in hoger beroep toegewezen getuigen niet is gehoord. Volgens de verdediging mogen deze getuigen niet meewerken tot het bewijs tegen de verdachte. Naar het Hof begrijpt doelt de verdediging hiermee op de door deze getuigen tegenover de politie afgelegde verklaringen.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BZ4480), waarin de verdediging niet de gelegenheid had gehad een getuige te ondervragen het volgende overwogen:
“In het licht van het EVRM is het gebruik voor het bewijs van een ambtsedig proces-verbaal voor zover inhoudende een niet ter terechtzitting afgelegde, de verdachte belastende verklaring niet zonder meer ongeoorloofd en in het bijzonder niet onverenigbaar met art. 6, eerste lidart. 6, eerste lid en derde lidderde lid, aanhef en onder d, EVRM. Van die ongeoorloofdheid is geen sprake indien de verdachte niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad om een dergelijke verklaring op haar betrouwbaarheid te toetsen en aan te vechten door de persoon die de verklaring heeft afgelegd als getuige te (doen) ondervragen, doch die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dit laatste moet aldus worden begrepen dat reeds voldoende is als de betrokkenheid van de verdachte bij het hem tenlastegelegde feit wordt bevestigd door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs zal dan betrekking moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die de verdachte betwist (vgl. HR 29 januari 2013, LJN BX5539LJN BX5539).”
In aanmerking genomen bovenstaande maatstaf is het Hof, mede gelet op de geleverde inspanningen zoals blijkt uit de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting om onderstaande getuigen te traceren en te doen horen, van oordeel dat hun verklaringen tegenover de politie voor het bewijs kunnen worden gebruikt, nu deze verklaringen voldoende steun vinden in hierna genoemde andere bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien.
[F] / feit 1
De herkenning door deze getuige van de verdachte als degene die bij Tan Tan uit de auto stapte en heeft geschoten sluit aan bij de verklaring van [F]. Die verklaart dat de verdachte heeft verteld over de exacte locatie waar [B] verbleef en dat de verdachte moest worden gebeld als ze [B] zagen. [F] heeft [L] voorts horen zeggen in een telefoongesprek met de verdachte dat hij niet zou hebben gemist. Voorts heeft [D] verklaard dat de verdachte aan hem vertelde dat hij de auto uit kwam en met een geweer wilde schieten op [B].
Mede gelet op het voorgaande acht het Hof de verklaring van [F] betrouwbaar. Het Hof ontleent deze betrouwbaarheid voorts aan de omstandigheid dat [F] daags na de schietpartij bij Tan Tan reeds heeft verklaard dat hij de verdachte als goede bekende van hem als schutter heeft herkend. De herkenning is mogelijk, omdat de verdachte uit de auto stapte met een onbedekt gezicht, hetgeen steun vindt in de verklaring van [D]. De door de verdediging aangevoerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van [F] acht het Hof van ondergeschikt belang.
[ ] / feit (II)2
Deze getuige heeft niet belastend verklaard over de betrokkenheid van de verdachte. Dat deze getuige heeft gezien dat de schutters na de schoten op [slachtoffer feit 2] zijn gerend naar een blauwe jeep, geparkeerd in de richting van de Waterfront Road, sluit aan bij de verklaring van [ ], die na het horen van schoten een blauwe jeep met hoge snelheid op de Waterfront Road voorbij ziet rijden
.
[vriendin] en [P] / feit (II)3
Deze getuigen hebben niet belastend verklaard over de betrokkenheid van de verdachte. De getuige [vriendin] bevond zich als passagier in de auto met [slachtoffer feit 3]. Zij heeft gezien dat, nadat zij was uitgestapt, een auto naast de auto van [slachtoffer feit 3] stopte, die in dezelfde richting stond als de auto van [slachtoffer feit 3]. Uit deze auto stapte de schutter uit. De aanwezigheid van een auto met draaiende motor, met de neus in dezelfde richting, wordt tevens gezien door de getuige [p], alsmede door de anonieme bedreigde getuige I.
[K] / feit (II) 1
[C] heeft verklaard dat de groep van de verdachte vuurwapens bewaart en betrokken is bij de handel in drugs. Voor wat betreft het bewaren van vuurwapens wordt deze verklaring gesteund door de verklaringen van [F], die verklaart dat [M] in zijn huis vuurwapens van de verdachte heeft verborgen. Ook [D] heeft verklaard dat hij wapens van de verdachte in zijn tuin heeft verborgen. Op aanwijzing van [D] zijn er wapens in zijn tuin gevonden, die volgens [D] van de verdachte zijn. Voor wat betreft de handel in drugs sluit de verklaring van [C] aan bij de verklaring van de anonieme bedreigde getuige D, die verklaart dat de verdachte betrokken is bij grote verdovende middelentransporten. Deze verklaring vindt weer steun in de inbeslagname van 321,8 kilo cocaïne op 11 november 2011, aangetroffen aan de kust van St. Thomas en afkomstig van Sint Maarten en vervoerd met een boot, genaamd Conair 3, eigendom van de verdachte.
Gebruik verklaringen anonieme bedreigde getuigen
Het Hof gebruikt voor het bewijs: ten aanzien van feit 2 en (II)5 de verklaring van anonieme bedreigde getuige H, ten aanzien van feit (II)1 de verklaringen van anonieme bedreigde getuigen A, H, D en J, ten aanzien van feit (II)2 de verklaringen van de anonieme bedreigde getuigen A en H en ten aanzien van feit (II)3 de verklaringen van anonieme bedreigde getuigen I en H.
De anonieme bedreigde getuigen van wie de verklaringen voor het bewijs zijn gebezigd zijn verhoord op de voet van het bepaalde in artikel 261 lid 1 Sv. Het Hof motiveert gelet op het bepaalde in artikel 403 lid 1 Sv het gebruik van hun verklaringen tot het bewijs als volgt. Met betrekking tot de reden tot toekenning van anonimiteit heeft de rechter-commissaris voorafgaand aan het verhoor de bezwaren van de getuige tegen onthulling van diens identiteit onderzocht op de voet van het bepaalde in artikel 261 lid 5 Sv. Hij heeft de getuige hierop gehoord. De getuige heeft te kennen gegeven zich ernstig bedreigd te voelen met het oog op de door hem af te leggen verklaring. De rechter-commissaris heeft de door de getuige naar voren gebrachte bezwaren gegrond geacht. Het Hof verwijst verder naar de individuele processen-verbaal verhoor van anonieme/bedreigde getuige van de rechter-commissaris van voornoemde getuigen die zijn opgenomen in de bewijsmiddelen. Voorts heeft de toekenning van de beperkte anonimiteit geen afbreuk gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging. Op grond van artikel 261 lid 4 eerste zin dient de rechter-commissaris bij het verhoor van anonieme bedreigde getuigen erop toe te zien dat de getuige bij gelegenheid van het verhoor tegen herkenning wordt beschermd. De verdediging heeft aangevoerd dat de rechter-commissaris bepaalde vragen heeft belet. Niet gebleken is dat de rechter-commissaris daarin verder is gegaan dan nodig is ter bescherming tegen herkenning van de getuige. De verklaringen van de anonieme bedreigde getuigen mogen op grond van artikel 385 lid 4 Sv alleen als bewijsmateriaal worden gebezigd, indien belangrijke steun aan ander gebezigd bewijsmateriaal kan worden ontleend. Naar het oordeel van het Hof vinden de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de anonieme bedreigde getuigen de vereiste steun in de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de op naam gehoorde getuigen.
Dat de voor het bewijs gebezigde verklaringen van anonieme bedreigde getuigen zijn beïnvloed (‘besmet’) door berichtgeving in de pers of anderszins, is door de verdediging onvoldoende concreet onderbouwd en niet aannemelijk geworden.
Bij proces-verbaal van 14 mei 2013 heeft de rechter-commissaris die de anonieme bedreigde getuigen heeft verhoord verklaard dat er geen dubbeltellingen zijn tussen enerzijds de door de rechter-commissaris verhoorde bedreigde anderzijds de door hem verhoorde niet bedreigde getuigen. De verdediging heeft aangevoerd dat er wel sprake is van een dubbeltelling en heeft in dit verband de naam van een door de politie gehoorde getuige genoemd die ook als anonieme getuige zou zijn gehoord. Nu de verklaring van de genoemde getuige niet als bewijs wordt gebezigd, doet dit – wat daar verder ook van zij – niet terzake. Het Hof ziet overigens geen aanknopingspunten voor het oordeel dat een of meer van de anonieme bedreigde getuigen dezelfde personen zijn als een of meer van de op naam gehoorde getuigen.
Op grond van het voorgaande wordt het verweer ten aanzien van het gebruik van de verklaringen van anonieme bedreigde getuigen verworpen.
DNA / feit (II)2
De verdediging heeft gesuggereerd dat ‘iemand’ de Chevrolet Tracker, waarin het DNA van de medeverdachte [R] is aangetroffen, heeft neergezet vlakbij de Under The Sun Bar & Carwash, waar [Y] is neergeschoten, om [R] en de verdachte in verband te brengen met feit (II)2. Het Hof gaat aan deze suggestie voorbij, nu die door de verdediging onvoldoende concreet is onderbouwd en niet aannemelijk is geworden.
Alternatieve scenario’s
De verdediging heeft gesteld dat er alternatieve scenario’s mogelijk zijn voor wat betreft feit (II)2 en feit (II)3. Voor wat betreft feit (II)2 heeft de verdediging in het bijzonder gesteld dat er andere personen kunnen zijn geweest die [slachtoffer feit 2] hebben willen vermoorden, omdat [slachtoffer feit 2] geld schuldig zou zijn geweest aan Colombianen. Ook heeft de verdediging gesteld dat [B] een bedenkelijke rol heeft gespeeld. Voor wat betreft feit (II)3 heeft de verdediging in het bijzonder gesteld dat er anderen waren die belang hadden bij de moord op [slachtoffer feit 3].
Het Hof heeft de mogelijkheid dat er alternatieve scenario’s zoals door de verdediging gesteld zijn, die in strijd zijn met het bewezenverklaarde, onder ogen gezien en is tot het oordeel gekomen dat die mogelijkheid te zeer berust op aannames van de verdediging die geen steun vinden in de inhoud van het dossier. Hetgeen de verdediging in dit verband heeft gesteld, doet er niet aan af dat het Hof overtuigd is door de bewijsmiddelen. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
medeplegen van poging tot moord,
strafbaar gesteld bij artikel 302 jis 47 en 49 van het Wetboek van Strafrecht;
en:
medeplegen van poging tot doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 jis 47 en 49 van het Wetboek van Strafrecht;
2.
medeplegen van overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930 gepleegd verbod,meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die landsverordening jo artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht;
(II)1.
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, als bestuurder,
strafbaar gesteld bij artikel 146 lid 1 en lid 3 van het Wetboek van Strafrecht;
(II)2.
medeplegen van moord,
strafbaar gesteld bij artikel 302 jo 49 van het Wetboek van Strafrecht;
(II)3.
medeplegen van moord,
strafbaar gesteld bij artikel 302 jo 49 van het Wetboek van Strafrecht;
(II)5.
overtreding van een bij artikel 3 van de Vuurwapenverordening 1930 gepleegd verbod,meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, met de medeverdachte [R], schuldig gemaakt aan een poging tot moord op [B], van wie hij meende dat dit de moordenaar is van zijn broer [Y]. Op klaarlichte dag heeft hij in het openbaar met een geweer geschoten op deze [B]. Dat [B] daardoor niet om het leven gekomen is te danken aan het feit dat hij een kogelwerend vest droeg. Toen het vuurwapen van de verdachte vervolgens weigerde, heeft [B] kunnen ontkomen. Wel is een andere man die bij [B] stond ([F]) door kogels van de verdachte of [R] in zijn heup, elleboog en onderbeen geraakt terwijl hij wegrende. Aldus heeft de verdachte zich, met [R], ook schuldig gemaakt aan poging tot doodslag.
Voorts is de verdachte de opdrachtgever geweest van twee moorden, die op [slachtoffer feit 2] en zijn broer [slachtoffer feit 3]. Beide moordaanslagen hebben het karakter van liquidaties. [slachtoffer feit 2] is doodgeschoten toen hij op een ochtend met zijn honden aan het wandelen was bij Simpson Bay, en [slachtoffer feit 3] toen hij met zijn vriendin thuis kwam na een avond uit te zijn geweest. Beide slachtoffers zijn van dichtbij doorzeefd met kogels.
Ook heeft de verdachte gedurende een langere periode een grote hoeveelheid vuurwapens en munitie in zijn bezit gehad. Hij verborg deze wapens en munitie zelf of gaf die in bewaring aan anderen.
Tot slot heeft de verdachte gedurende een langere periode leiding gegeven aan een criminele organisatie die als oogmerken had de handel in verdovende middelen, verboden vuurwapenbezit en het plegen van levensdelicten.
Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft de verdachte zeer ernstige feiten gepleegd. De verdachte heeft de slachtoffers [slachtoffer feit 2] en [slachtoffer feit 3] hun meest fundamentele recht - het recht op leven - ontnomen en aan de nabestaanden groot verdriet en onherstelbaar leed toegebracht. Dat dit niet ook het geval is bij het slachtoffer [B] is een omstandigheid die niet aan de verdachte te danken is. Op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [F], die door de in zijn richting geloste schoten zware verwondingen heeft opgelopen, is op grove wijze inbreuk gemaakt. Deze delicten hebben in de Sint Maartense samenleving gevoelens van onveiligheid en onmacht veroorzaakt. De verdachte heeft met de activiteiten die hij met zijn criminele organisatie heeft verricht, de rechtsorde zeer ernstig geschokt.
Ten nadele van de verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat de verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte ter zake van het onder 1, 2, (II)1, (II)2, (II)3, (II)4 en (II)5 tenlastegelegde een levenslange gevangenisstraf zal opleggen. Het Hof acht oplegging van een levenslange gevangenisstraf niet gerechtvaardigd. Hierbij neemt het Hof mede in aanmerking dat, zoals overwogen onder het kopje
Vrijspraak, het Hof niet bewezen acht hetgeen aan de verdachte onder (II)4 is ten laste gelegd.
Op grond van het voorgaande acht het Hof een gevangenisstraf voor de dertig jaren passend en geboden. Zoals overwogen onder het kopje
Ontvankelijkheid openbaar ministerie, zal het nadeel dat de verdachte ten gevolge van de opnames van vertrouwelijke communicatie heeft ondervonden, worden gecompenseerd door middel van een strafvermindering van drie maanden. De verdachte zal derhalve worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de negentwintig jaren en negen maanden.
Inbeslaggenomen voorwerpen
Ten aanzien van de in beslaggenomen voorwerpen vermeld op de “Lijst van in beslag genomen goederen onderzoek Vesuvius” onder “L.B. Scott Road [nr], O. [ ], nrs. L.02.02.05.06 t/m L.04.01.01.02”, onder “L.B. Scott Road [nr], Zoeking 19 januari O. [ ], nrs. L2.01.01.01 t/m L2.01.01.05”, en onder “Zoeking 6 – 9 februari, nrs. L3.01.01.01 t/m L3.03.01.01”, zal onttrekking aan het verkeer worden gelast, omdat de feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 31, 38b, 38c, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten van 15 november 2012 en doet opnieuw recht;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder (II)4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, (II)1, (II)2, (II)3 en (II)5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de 29 (negentwintig) jaren en 9 (negen) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast onttrekking aan het verkeer van de in beslaggenomen voorwerpen vermeld op de “Lijst van in beslag genomen goederen onderzoek Vesuvius” onder “L.B. Scott Road [ ], O. [ ], nrs. L.02.02.05.06 t/m L.04.01.01.02”, onder “L.B. Scott Road [ ], Zoeking 19 januari O. [ ], nrs. L2.01.01.01 t/m L2.01.01.05”, en onder “Zoeking 6 – 9 februari, nrs. L3.01.01.01 t/m L3.03.01.01”.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, H.J. van Kooten en F.J. Lourens, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten op 20 december 2013.

Voetnoten

1.De inhoud van deze bepaling luidde als volgt: ‘Wanneer de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt krachtens een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding waarvan de geldigheidsduur reeds tweemaal is verlengd, kan de dagvaarding geschieden, ook al is het gerechtelijk vooronderzoek nog niet gesloten. Van de dagvaarding geeft de officier van justitie in dat geval schriftelijk kennis aan de rechter-commissaris. Door deze kennisgeving eindigt het gerechtelijk vooronderzoek. De artikelen 237-240 en 244 vinden alsdan geen toepassing’.