ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY7660

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 47794/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de minister van Justitie tegen uitspraak Gerecht in eerste aanleg van Curaçao inzake inbewaringstelling en verwijdering vreemdeling

In deze zaak heeft de minister van Justitie hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao, waarin het beroep van een vreemdeling gegrond werd verklaard. De vreemdeling was in bewaring gesteld en kreeg een toegang tot Curaçao ontzegging voor drie jaar. Het Gerecht vernietigde deze beschikking op 17 januari 2012. De minister heeft in zijn hoger beroepschrift enkel een algemene grief aangevoerd, zonder de specifieke gronden te vermelden waarop het hoger beroep berust. Dit is in strijd met de vereisten van artikel 15, vijfde lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De minister werd op dit verzuim gewezen en kreeg de kans om dit te herstellen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Het Hof oordeelt dat het niet aanvaardbaar is dat de gronden voor het hoger beroep pas ter zitting worden ingediend. Daarom wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van het Hof werd genomen in naam der Koningin en uitgesproken op 14 december 2012.

Uitspraak

HLAR 47794/12
Datum uitspraak: 14 december 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
de minister van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 17 januari 2012 in zaak nr. Lar 2011/47794 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 8 februari 2011 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) de inbewaringstelling en verwijdering van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) gelast en hem voorts voor drie jaar de toegang tot Curaçao ontzegd.
Bij uitspraak van 17 januari 2012 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (hierna: het Gerecht) het door de vreemdeling daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en die beschikking vernietigd.
Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij het Hof ingekomen op 27 februari 2012 hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 oktober 2012, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. J.J. Suares en mr. D.J. Victorina, beiden werkzaam in dienst van het land, en de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.R. Cheri, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In het hoger beroepschrift heeft de minister volstaan met het aanvoeren van wat hij zelf aanduidt als een algemene grief. Hij heeft daarin niet uiteengezet, met welke overwegingen in de aangevallen uitspraak hij zich niet kan verenigen en waarom dat zo is. Aldus heeft hij niet de gronden vermeld, waarop het hoger beroep berust en niet aan het bij artikel 15, vijfde lid, aanhef en onder c, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar), gelezen in verbinding met artikel 77, eerste lid, gestelde vereiste voor het instellen van hoger beroep voldaan. Bij brief van 25 juni 2012 is hij op dit verzuim gewezen en is hij tot en met 23 juli 2012 in de gelegenheid gesteld het te herstellen. Bij brief van 3 augustus 2012 is deze termijn verlengd tot 16 augustus 2012. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Uit een oogpunt van behoorlijke procesorde kan niet worden aanvaard dat de gronden van het hoger beroep voor het eerst ter zitting worden ingediend. Voor ambtshalve beoordeling van de aangevallen uitspraak is geen plaats, nu het hoger beroep, gelet op artikel 22, tweede lid van de Lar, niet ontvankelijk zal worden verklaard.
2.2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,