ECLI:NL:OGHACMB:2012:BW9268

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
21 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
H-164/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging en verkrachting met een gevangenisstraf van acht jaar

In deze zaak heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 21 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder was veroordeeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De verdachte is schuldig bevonden aan meerdere ernstige misdrijven, waaronder wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling, bedreiging met geweld en verkrachting. De feiten vonden plaats op 19 mei 2011, toen de verdachte twee vrouwen in hun woningen aanviel. Bij de eerste vrouw, [P.B.], heeft hij haar gedwongen om haar tante te bellen terwijl hij haar met een mes bedreigde en mishandelde. Bij de tweede vrouw, [A.Z.], heeft hij haar onder bedreiging met een mes verkracht. De verdachte heeft in zijn verdediging aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten zijn vanwege het geweld dat door de politie bij zijn aanhouding is gebruikt. Het Hof verwierp dit beroep, oordelend dat het gebruikte geweld geen normschending opleverde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest. Het Hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, die langdurig kunnen lijden onder de gevolgen van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 juni 2012
Zaaknummer: H-164/11
Parketnummer: 500.00566/11
Tegenspraak
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
S T R A F V O N N I S
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 2 september 2011 in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1974 in Colombia,
wonend in Curaçao,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring in Curaçao.
<u>Procesgang en onderzoek van de zaak </u>
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 augustus 2011, zoals daarvan blijkt uit het proces-verbaal van die terechtzitting, alsmede van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 17 november 2011, 12 januari 2012, 15 maart 2012, 10 mei 2012 en 31 mei 2012 in Curaçao.
Het Hof heeft kennis genomen van de vordering van de (waarnemend) procureur-generaal, mr. A.C. van der Schans, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.E. Martis naar voren is gebracht.
De procureur-generaal heeft gevorderd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, aan de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
In eerste aanleg is verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld.
<u>Tenlastelegging</u>
Aan de verdachte is ten laste gelegd:…
<u>Vonnis waarvan beroep</u>
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het Hof tot andere beslissingen komt.
<u>Ontvankelijkheid openbaar ministerie</u>
De verdediging heeft een beroep gedaan op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie op grond van de artikelen 24 en 27 van de Ambts- en geweldsinstructie KPNA en artikel 3 van het EVRM. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat het door de politie gebruikte geweld bij zijn aanhouding op 19 mei 2011 onnodig en excessief was en de handelwijze van de politie alleszins onmenselijk was. De verdediging heeft in dit verband gesteld dat de politie het eerste schot op de verdachte gelost direct nadat de verdachte het slachtoffer al had losgelaten en dat de politie de verdachte in totaal op zeven verschillende plekken op zijn lichaam met kogels heeft geraakt, inclusief twee keer in zijn onderrug. Het is niet in te zien hoe iemand die op enig moment met zijn rug naar de politie is toegekeerd, op dat moment een bedreiging kan zijn voor de politie, aldus de verdediging.
De door de verdediging gestelde gang van zaken is niet aannemelijk geworden. Uit de door de betrokken politieagenten, [P. en R.], ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde getuigenverklaringen leidt het Hof de volgende gang van zaken af. [P.] en [R.] voornoemd zijn het appartement van het slachtoffer binnengegaan nadat zij het slachtoffer om hulp hoorde schreeuwen. Zij zagen dat de verdachte het slachtoffer vasthad en een mes tegen haar hals hield. Zij hoorden de verdachte zeggen dat zij weg moesten gaan, omdat hij het slachtoffer anders iets zou aandoen. Zij hebben de verdachte meerdere keren gemaand om het mes neer te leggen, omdat zij anders zouden schieten. De verdachte heeft dit echter niet gedaan. In plaats daarvan heeft de verdachte het mes in de richting van de politieagenten gegooid. Op het moment dat het mes door de lucht vloog, heeft [P.] het eerste schot gelost. De verdachte is door dit schot geraakt. Niet gebleken is dat hij zich vervolgens heeft overgegeven aan de politie. De politieagenten zagen hem integendeel naar iets grijpen en op hen afkomen. Toen hebben zij nog een aantal keren geschoten. Uit de ter terechtzitting door de verdediging overgelegde verklaring van arts dr. Moses blijkt dat de verdachte is geraakt door in totaal drie kogels.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het door de politie gebruikte geweld bij de aanhouding van de verdachte op 19 mei 2011 niet een normschending oplevert als bedoeld in artikel 413 Sv. Het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie faalt derhalve. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de weg staan.
<u>Bewezenverklaring</u>
Het Hof acht bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 is ten laste gelegd, met dien verstande:
1. dat hij op 19 mei 2011 te Curaçao opzettelijk [P.B.] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk die [P.B.] in de woning te [adres] overmeesterd en die [P.B.] in de slaapkamer van die woning wederrechtelijk en tegen haar wil vastgehouden en <i>is</i> op die [P.B.] gaan zitten en zijn, verdachte’s, rechterarm met een mes in de hand om de keel van die [P.B.] geplaatst en geplaatst gehouden;
en
dat hij op 19 mei 2011 te Curaçao een ander, te weten [P.B.] door geweld en bedreiging met geweld gericht tegen die ander, wederrechtelijk <i>heeft gedwongen</i> iets te doen, namelijk het opbellen van [B.B.] (tante van die [P.B.]) en aan die [B.B.] te verzoeken naar de woning te [adres] te komen, bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte, die [P.B.] <i>heeft</i> geslagen en een mes aan die [P.B.] heeft getoond en die [P.B.] op het bed heeft geduwd.
2. dat hij op 19 mei 2011 te Curaçao, opzettelijk gewelddadig met gebruikmaking van een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931, N.K. [P.B.] heeft mishandeld, hebbende hij verdachte toen en daar met een mes, die [P.B.] gestoken en aan vingers gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [P.B.] pijn en lichamelijk letsel heeft bekomen;
3. dat hij op 19 mei 2011 te Curaçao [P.B.] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, hebbende hij, verdachte, toen aldaar opzettelijk:
-op die [P.B.] gezeten en
-stekende bewegingen gemaakt tegen die [P.B.] en
-een mes tegen de hals van die [P.B.] gehouden
-en dreigend tegen die [P.B.] en anderen heeft gezegd dat hij die [P.B.] zal vermoorden.
4. dat hij op of omstreeks 2 mei 2011 te Curaçao door geweld en bedreiging met geweld [A.Z.] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [A.Z.], hebbende verdachte zijn penis in de vagina en in de mond van die [A.Z.] gestopt en bestaande dat geweld <i>en die bedreiging met geweld</i> hierin dat verdachte die [A.Z.] heeft opgedragen zich te ontkleden en zijn, verdachte’s, hand op de mond van die [A.Z.] heeft gehouden en een mes aan die [A.Z.] heeft getoond en een kamerdeur waarin die [A.Z.] zich had opgesloten heeft openge<i>broken</i> en die [A.Z.] op het bed heeft geduwd en die [A.Z.] heeft aangemaand haar benen te spreiden, als gevolg waarvan voor die [A.Z.] een dreigende situatie is ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd (<i>cursief</i>). De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
<u>Bewijsmiddelen</u>
Het Hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts wordt gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
<b>Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3</b>
<i>In onderstaande bewijsmiddelen wordt verwezen naar paginanummers in het proces-verbaal inzake het onderzoek "[adres]", opgemaakt op 24 juni 2011 door [ ], brigadier bij het Korps Politie Curaçao.</i>
Pagina 9 tot en met 12
Proces-verbaal van verhoor aangeefster, in de wettelijke vorm opgemaakt op 19 mei 2011 door [ ], hoofdagent bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [P.B.]:
Gisteren 18 mei 2011 werd ik omstreeks 22:30 door een kennis naar mijn appartement overgebracht. Het adres van mijn appartement is [adres] op Curaçao. Omstreeks 2:00 uur ging ik baden en kort daarna viel ik in slaap. Op een gegeven moment hoorde ik een geluid in mijn kamer waardoor ik wakker werd. Het geluid was net zoals iemand op de vloer gesprongen was. Op dat moment stond ik van mijn bed op en begon te schreeuwen. Tegelijkertijd kwam de man van achter het gordijn aan. De man viel mij aan door mij met kracht op mijn bed te duwen. Op dat moment zag ik dat genoemde man [verdachte] betrof. Hij is een vriend van mijn tante genaamd [B.B.]. Ik zag dat hij een zilverkleurig tafelmes in zijn hand hield. Hij bedreigde mij met bedoeld mes. Hij verzocht mij om stil te blijven en om [B.B.] voor hem op te bellen. Hij bleef persisteren om [B.B.] op te bellen. Ik belde [B.B.] op. Ik verzocht [B.B.] om vlug naar mijn woning te komen. [B.B.] vertelde mij dat zij niet naar mijn woning zou komen. Hierna werd de verbinding verbroken. Vervolgens werd ik door [B.B.] opgebeld. [B.B.] vroeg mij of [verdachte] aanwezig was. Ik kon haar niet bevestigend beantwoorden daar hij het mes aan mijn hals hield. Ik moet zeggen dat ik de hele tijd door [verdachte] mishandeld werd. Hij sloeg mij met zijn vlakke hand hard aan mijn gezicht waardoor ik heel veel pijn ondervond. Hierna zag [verdachte] dat de politie ter plekke was. Hij werd zo woedend en vertelde aan mij om de deur niet open te maken anders zou hij mij vermoorden. Vervolgens ging hij op mij zitten en begon stekende bewegingen met het mes in zijn hand tegen mijn lichaam te doen waardoor ik veel pijn ondervond. Eveneens trachtte hij mij met het mes mijn hals te snijden waardoor ik veel pijn had ondervonden. Tijdens al deze handelingen trachtte ik het mes van hem te nemen doch was het mij niet gelukt het mes van hem weg te nemen. Hierdoor had ik een snijwond aan mijn linker pink en ringvinger opgelopen. Toen de politie de deur had opengebroken, ging [verdachte] op mij liggen en hield het mes wederom ter hoogte van mijn hals. Hij vertelde de politie om weg te gaan anders zou hij mij vermoorden. Ik had aan niemand toestemming om mij van mijn vrijheid te beroven gegeven, en mij met een wapen te mishandelen. Door de handelingen van [verdachte] had ik heel veel pijn ondervonden en voel nog steeds pijn.
Pagina 83 tot en met 86
Proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt op 24 (het Hof begrijpt:) mei 2011 door [ ] en [ ], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Op 19 mei 2011 ging ik naar het huis van [P.B.] omdat ik dacht dat [B.B.] bij haar was. Ik ging het huis van [P.B.] via een openstaand raam naar binnen. Toen ik binnen was schreeuwde [P.B.] omdat er iemand binnen was gekomen. [P.B.] vroeg aan mij wat ik van haar wou hebben. Ik antwoordde haar dat ik geen problemen met haar wil hebben en dat zij haar tante voor mij moest roepen (het Hof begrijpt gelet op de vertaling: bellen). De politieagenten kwamen naar binnen. Ik verschool mij toen achter [P.B.]. Ik pakte toen een mes die ik naast mij had gezet. Ik moet vertellen, dat toen ik via het raam de woning binnendrong ik het mes op de grond zag. Ik pakte deze en legde deze naast mij op bed. Ik plaatste het mes aan de hals van [P.B.]. Ik zei toen tegen de politie om niet naar binnen te komen, anders zal ik haar vermoorden.
<b>Ten aanzien van feit 4</b>
Pagina 28 tot en met 31
Proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt op 3 mei 2011 door […] en […], beiden brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [A.Z.], geboren op [datum] 1963:
Ik verblijf tijdelijk als toerist te Curaçao. Ik verblijf bij een vriendin van mij op het adres [adres]. Mijn vriendin is genaamd [L.M.]. Ik ben vandaag bij het Bureau Jeugd en Zeden Zaken gekomen om aangifte te doen van verkrachting. Het was zondag 1 mei op maandag 2 mei in de ochtend. Ik was aan het slapen toen plotseling een mij onbekende man met de verlichting van een mobiele telefoon op mij wees. Hij zei tegen mij om mij uit te kleden. Ik kleedde mij helemaal uit. Hij had zijn hand op mijn mond gedaan om te voorkomen dat ik kon schreeuwen en tegelijkertijd zou hij een mes in zijn hand hebben. Tijdens het lopen naar de andere kamer versnelde ik mijn passen en deed de deur op slot maar het gelukte hem de deur te breken door deze hard te slaan. Toen hij de deur had ingeslagen duwde hij mij op het bed en zei tegen mij om op het bed te gaan slapen. Op dat moment kwam hij op mij slapen en vroeg mij om mijn benen te spreiden anders zou hij mij doodsteken. Hij kon me niet penetreren want zijn penis was slap hij trachtte meerdere malen maar kon geen erectie krijgen. Hierna vroeg hij mij om hem te pijpen. Hij had steeds het mes in zijn hand. Zijn penis werd toen een beetje stijf en probeerde hij weer mij vaginaal te penetreren. Dit keer is het hem wel gelukt om mij te penetreren maar kon niet doorgaan want zijn penis werd weer slap. Hij werd op dat moment kwaad en agressief maar ik trachtte hem te kalmeren want ik was doodsbang dat hij mij zou vermoorden. Hierna moest ik van hem weer op zijn penis zuigen en telkens kwam hij weer op mij af om mij te penetreren en dit deed hij verschillende keren, hoeveel keren kan ik niet zeggen, ik was bang.
Pagina 32 tot en met 34
Proces-verbaal van aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt op 20 mei 2011 door […], brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van [A.Z.]:
Ik heb de verdachte gezien. Het was de man die met mijn vriendin [L.M.] vroeger samenwoonde. Hij is genaamd [verdachte]. Ik heb hem op die bewuste dag herkend, doch heb ik aan jullie niet gezegd dat hij de verdachte was. Dat komt omdat hij me had bedreigd.
Pagina 112 tot en met 116
Proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt op 30 mei 2011 door R.B. Lovert, brigadier bij het Korps Politie Curaçao, inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van verdachte:
Ik ben bij die woning van [L.M.] op die bewuste dag gegaan en ik heb die vrouw verkracht. Ik geen condoom gebruikt. Hierna liet ik de vrouw baden om mogelijk achtergebleven sporen weg te maken en hierna ben ik weggegaan.
<u>Bewijsoverwegingen</u>
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte in zijn verdediging is geschaad omdat hij de aangeefsters [P.B.] en [A.Z.] niet als getuige heeft kunnen horen, omdat zij het eiland (Curaçao) hebben verlaten.
Dit betoog moet worden verworpen. Het Hof heeft het verzoek van de verdediging om [P.B.] en [A.Z.] als getuigen te horen door de rechter-commissaris ter terechtzitting van 17 november 2011 toegewezen. De rechter-commissaris heeft vervolgens bericht dat zij niet meer op het eiland wonen. Vervolgens heeft de raadsman van de verdachte ter terechtzitting van 10 mei 2012 afstand gedaan van deze getuigen.
Ook heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de bekennende verklaring van de verdachte ten aanzien van feit 4 uitgesloten dient te worden als bewijs. Daarbij heeft de verdediging naar voren gebracht dat het gaat om het afleggen van een bekentenis in afwezigheid van een raadsman.
Het Hof deelt dit standpunt niet. Uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris blijkt dat bij de voorgeleiding van de verdachte in het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de voortzetting van de inverzekeringstelling van de verdachte de (toenmalige) advocaat van de verdachte, mr. E.B. Wilsoe, op 27 mei 2011 aanwezig is geweest. De verdachte is derhalve in de gelegenheid is geweest om zijn advocaat te raadplegen voorafgaand aan het verhoor op 30 mei 2011 waarbij hij de voor het bewijs gebezigde verklaring van 30 mei 2011 heeft afgelegd. Voorts heeft de verdachte ter terechtzitting van 31 mei 2012 verklaard dat hij deze verklaring heeft ondertekend, en dat hij dit heeft gedaan omdat hij de politie vertrouwde. Er is geen grond voor het oordeel dat de verdachte gedwongen is om deze verklaring te ondertekenen.
Tot slot is het verweer dat de verdachte ten aanzien van feit 4 een alibi heeft omdat de verdachte en [B.B.] de hele nacht van 1 op 2 mei 2011 samen in de woning van de verdachte te Souax waren, op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden.
<u>Strafbaarheid van het bewezenverklaarde</u>
Het bewezenverklaarde levert op:
1. opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, strafbaar gesteld bij artikel 295 van het Wetboek van Strafrecht
en
een ander door geweld en door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen,
strafbaar gesteld bij artikel 297 lid 1 sub 1e van het Wetboek van Strafrecht;
2. mishandeling met gebruik van een wapen als bedoeld bij het tweede lid van artikel 1 van de Wapenverordening 1931,
strafbaar gesteld bij artikel 314a van het Wetboek van Strafrecht;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 298 van het Wetboek van Strafrecht;
4. verkrachting,
strafbaar gesteld bij artikel 2:197 van het Wetboek van Strafrecht.
De bepalingen van het Wetboek van Strafrecht zijn toegepast die golden op het tijdstip waarop de feiten zijn begaan, met uitzondering van feit 4, waarop de bepalingen van het huidige Wetboek van Strafrecht zijn toegepast als de voor de verdachte gunstigste bepalingen.
Het bewezenverklaarde is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
<u>Strafbaarheid van de verdachte</u>
De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.
<u>Oplegging van straf </u>
Bij de bepaling van de straf heeft het Hof rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, met de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en met de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Meer in het bijzonder heeft het Hof daarbij het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft bij twee verschillende vrouwen een zeer forse en indringende inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Beide keren is de verdachte 's nachts de huizen waarin de vrouwen zich bevonden binnengedrongen en heeft hij zich bewapend met een mes. Een slachtoffer werd gegijzeld en gedwongen om haar tante (verdachtes ex-vriendin) te bellen. Toen de politie kwam werd zij, met het mes op haar keel, ingezet als schild, waarbij zij heeft moeten vrezen voor haar leven en letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft op het andere slachtoffer zijn seksuele driften botgevierd door haar onder bedreiging met een mes te verkrachten.
Feiten als de onderhavige brengen gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. Slachtoffers van dergelijke misdrijven kunnen bovendien nog langdurig lijden onder de (geestelijke) gevolgen daarvan. Voor beide slachtoffers moet het een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. De verdachte heeft derhalve ernstige feiten gepleegd.
Volgens de door de psychiater G.E. Matroos over de verdachte uitgebrachte rapportage kan het plegen van het delict volledig aan de verdachte worden toegerekend, is er geen sprake van psychopathologie bij de verdachte en wordt de kans op recidive niet verhoogd aanwezig geacht. Het Hof neemt deze bevindingen van de psychiater over en maakt deze tot de zijne. De psycholoog J. Mesman heeft in de door haar over de verdachte uitgebrachte rapportage geconcludeerd dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is gezien zijn grote afhankelijkheid en zijn emotioneel mindere stabiliteit. Deze conclusie wordt buiten beschouwing gelaten, mede in aanmerking genomen dat de verdachte ter terechtzitting op 31 mei 2012 heeft verklaard zich geheel niet in dat beeld te herkennen.
Ten voordele van de verdachte houdt het Hof rekening met het feit dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Op grond van het voorgaande acht het Hof na te melden straf passend en geboden.
<u>Toepasselijke wettelijke voorschriften</u>
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62 en 1:136 sub a van het Wetboek van Strafrecht.
<b>BESLISSING</b>
Het Hof:
vernietigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 2 september 2011 en doet opnieuw recht als volgt:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (ACHT) jaren;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.P. de Haan, J. de Boer en M.T. Boerlage, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en in tegenwoordigheid van de griffier ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 21 juni 2012.