ECLI:NL:OGHACMB:2011:BR7078

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
EJ 442/10-H-91/11
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van hoger beroep wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, hebben de appellanten, de naamloze vennootschap Exploitatiemaatschappij Palu di Mangel N.V. en een tweede appellant, hoger beroep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao. De appellanten hebben hun beroepschrift op 11 januari 2011 ingediend, maar hebben het griffierecht te laat betaald, namelijk op 13 januari 2011. Dit leidde tot de vraag of het hoger beroep ontvankelijk was.

Tijdens de zitting op 5 april 2011 heeft het Hof vastgesteld dat de appellanten op de laatste dag van de appeltermijn hun griffierecht niet tijdig hadden voldaan, wat volgens de wet leidde tot verval van het hoger beroep. De appellanten voerden aan dat er sprake was van een misslag van de griffie, maar dit verweer werd verworpen omdat het niet onderbouwd was. Het Hof oordeelde dat het hoger beroep vervallen was en droeg de griffier op de aantekening in het algemeen register door te halen.

De beslissing van het Hof hield ook in dat de appellanten in de proceskosten van de geïntimeerde, de stichting Korpodeko, werden veroordeeld. De kosten werden begroot op NAF. 1.700,- aan gemachtigdensalaris. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting in Curaçao en op schrift gesteld op 11 april 2011.

Uitspraak

ZAAKNR: EJ 442/10-H-91/11
UITSPRAAK: 5 april 2011 (mondeling) en 11 april 2011 (schriftelijk)
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en
van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Beschikking in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ PALU DI MANGEL N.V.,
gevestigd in Curaçao,
2. [appellant sub 2],
wonend in Curaçao.
voorheen verweerders, thans appellanten,
gemachtigde: mr. S.C. Limon,
- tegen -
de stichting
KORPORASHON PA DESAROYO DI KORSOU,
gevestigd in Curaçao,
voorheen verzoekster, thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.R. Hammoud.
Partijen worden hierna Palu di Mangel, [appellant sub 2] en Korpodeko genoemd.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en verzocht, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao (verder: GEA), wordt verwezen naar de tussen partijen in deze zaak gewezen beschikkingen van 4 en 30 november 2010.
1.2 Palu di Mangel en [appellant sub 2] zijn in hoger beroep gekomen van die beschikkingen door indiening op 11 januari 2011 van een beroepschrift.
1.3 Op de voor behandeling bepaalde dag, 5 april 2011, zijn Palu di Mangel en [appellant sub 2] verschenen bij hun gemachtigde, en is Korpodeko verschenen bij haar gemachtigde. Bij die gelegenheid zijn vragen van het Hof beantwoord en hebben partijen hun standpunten toegelicht. Na schorsing voor beraad heeft het Hof meteen ter terechtzitting van 5 april 2011 uitspraak gedaan.
1.4 Op 5 april 2011, na de terechtzitting en uitspraak, heeft het Hof een brief met bijlagen ontvangen van de gemachtigde van Palu di Mangel en [appellant sub 2], waarbij mr. Limon heeft verzocht het appel niet vervallen te verklaren, niet tot doorhaling over te gaan en de zaak weer op de rol te plaatsen. Op 6 april 2011 heeft de gemachtigde van Korpodeko, door het Hof tot een reactie in de gelegenheid gesteld, bezwaar gemaakt tegen toewijzing van dat verzoek.
2. Ontvankelijkheid
2.1 Hieronder volgen de gronden van de op 5 april 2011 ter terechtzitting gedane uitspraak strekkend tot verval van appel en opdracht aan de griffier tot doorhaling van de zaak in het algemeen register, zoals op die terechtzitting verwoord.
2.2 Palu di Mangel en [appellant sub 2] hebben – in deze zaak waarin krachtens art. 3: 268 lid 3 BW geen hogere voorziening is toegelaten en indien wordt uitgegaan van een (lange) appeltermijn van zes weken – op de laatste dag van de appeltermijn, 11 januari 2011, hun beroepschrift ingediend. Dit brengt met zich dat zij ingevolge artikel 429o in verbinding met artikel 270 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), op straffe van verval van het hoger beroep, uiterlijk op die datum het griffierecht hadden moeten betalen. Uit een op het beroepschrift geplaatste stempel en een zich bij de stukken bevindende kwitantie blijkt echter dat Palu di Mangel en [appellant sub 2] het griffierecht op 13 januari 2011 hebben betaald. Het ter behandeling gevoerde verweer dat zulks op een misslag van de griffie zou moeten berusten, wordt verworpen nu dat niet is onderbouwd en ook overigens niet is gebleken van een misslag van de griffie. Uit een en ander volgt dat ingevolge artikel 270 lid 5 Rv het hoger beroep is vervallen en de aantekening in het algemeen register moet worden doorgehaald. De gronden van het beroep behoeven geen beoordeling meer en Palu di Mangel en [appellant sub 2] zullen worden veroordeeld in de proceskosten van Korpodeko.
2.3 Dat uit de bij de brief van 5 april 2011 van de gemachtigde van Palu di Mangel en [appellant sub 2] gevoegde bijlagen blijkt dat op 11 januari 2011 wel reeds NAF. 1.000,- is betaald, brengt niet anders met zich alleen al omdat het Hof geen uitgesproken eindbeslissingen ongedaan kan maken..
BESLISSING:
Het Hof:
verstaat dat het hoger beroep is vervallen;
draagt de griffier op de aantekening in het algemeen register door te halen;
wijst af het verzoek tot niet-vervallenverklaring van het appel;
veroordeelt Palu di Mangel in de proceskosten in hoger beroep van Korpodeko, tot op heden begroot op NAF. 1.700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Curaçao uitgesproken op 5 april 2011 in tegenwoordigheid van de griffier en op schrift gesteld op 11 april 2011.