ECLI:NL:OGEAM:2025:36

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
SXM202500648
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag op een schip in kort geding

In deze zaak heeft de eiseres, Georgiana Marine (C.I.) Limited, een kort geding aangespannen om het op 12 juni 2025 gelegde conservatoir beslag op haar schip op te heffen. Dit beslag was gelegd door de gedaagde, die werkzaamheden aan boord van het schip had verricht en zich beroept op een vordering van USD 17.680. De eiseres stelt dat het schip stil ligt in de hurricane belt en dat er een acuut belang is bij het opheffen van het beslag om de veiligheid van het schip en de bemanning te waarborgen. De eiseres heeft een aanvullende verzekering moeten afsluiten vanwege de risico's van het orkaanseizoen. De gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat het beslag moet blijven liggen totdat hij volledig is betaald. De rechter heeft geoordeeld dat de eiseres voldoende zekerheid moet stellen voor de opheffing van het beslag. De rechter heeft het beslag opgeheven onder de voorwaarde dat de gedaagde een bedrag van USD 8.881,28 in consignatie moet storten. De rechter heeft ook bepaald dat de gedaagde voor 12 juli 2025 een procedure moet aanhangig maken en dat bij het uitblijven van bewijs van deze procedure, het bedrag in de consignatiekas zal worden vrijgegeven aan de eiseres. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van de eiseres.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202500648
Vonnis in kort geding d.d. 27 juni 2025
inzake
GEORGIANA MARINE (C.I.) LIMITED,
gevestigd en kantoorhoudende op de Cayman Eilanden,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.T. Leon,
tegen
[gedaagde],
[woonplaats],
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna eiseres en gedaagde worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Eiseres heeft op 17 juni 2025 een verzoekschrift ingediend. Daarna heeft zij op 25 en 26 juni nog aanvullende stukken (producties 10 t/m 13) ingediend.
Vervolgens heeft op 27 juni 2025 de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij gedaagde en de gemachtigde van eiseres zijn verschenen en het woord hebben gevoerd.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Gedaagde heeft werkzaamheden verricht aan boord van het vaartuig [G] (hierna: het schip). Werkgever van gedaagde was Levanto Crew Limited die de door haar gecontracteerde bemanning inzet op schepen.
Eiseres heeft het desbetreffende contract overgelegd. Daaruit volgt dat gedaagde met ingang van 21 mei 2025 tot 5 juli 2025 op dit schip zou worden ingezet. De werkzaamheden van gedaagde zijn op 31 mei 2025 geëindigd.
2.2.
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat hij te weinig betaald heeft gekregen en heeft aan de rechter in Sint Maarten verlof gevraagd om conservatoir beslag te mogen leggen op het schip. Dat verlof is op 11 juni 2025 verleend. Daarna heeft gedaagde op 12 juni 2025 conservatoir beslag laten leggen op het schip, ter zekerheid van een vordering, die door de voorzieningenrechter voorlopig begroot was op USD 17.680.
2.3.
Gedaagde heeft na het gelegde beslag een bedrag van USD 2.600 ontvangen van eiseres en een bedrag van EUR 5.374. Partijen zijn het erover eens dat het beslag nu nog ligt voor een betwist bedrag van USD 8.881,28.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
het op 12 juni 2025 gelegde conservatoir beslag op het schip [G] op te heffen na ontvangst van de zekerheid genoemd onder B;
te bepalen dat in plaats daarvan zekerheid wordt gesteld door storting van USD 8.881,28 in consignatiekas van het Gerecht;
te bepalen dat gedaagde voor 12 juli 2025 een procedure aanhangig moet maken in het geschil tussen gedaagde en eiseres en het bewijs van het aanhangig maken van een procedure uiterlijk 18 juli 2025 moet overleggen bij het Gerecht en eiseres;
te bepalen dat bij het uitblijven van dergelijk bewijs, het bedrag in de consignatiekas zal worden vrijgegeven aan eiseres;
te bepalen dat, indien een procedure aanhangig wordt gemaakt, uitbetaling aan gedaagde dan wel eiseres slechts plaatsvindt op grond van een onherroepelijke rechterlijke beslissing van de Cayman Eilanden en/of van de bevoegde rechter in Sint Maarten;
althans een zodanige voorziening te treffen met betrekking tot het voorgaande zoals het Gerecht in goede justitie zal vermenen te behoren en gedaagde hoofdelijk in de kosten van deze procedure te veroordelen, waaronder begrepen een bedrag aan salaris gemachtigde.
3.2.
Eiseres legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Het schip ligt momenteel stil in [naam water] ten gevolge van het gelegde beslag en kan het eiland niet verlaten. Het orkaanseizoen is begonnen op 1 juni 2025. Daarom bestaat er een acuut belang bij het opheffen van het beslag zodat het schip uit de hurricane belt kan vertrekken om de veiligheid van schip en bemanning te waarborgen.
Eiseres heeft al een aanvullende verzekering moeten sluiten voor USD 10.000 per maand, omdat het schip zich nog in de hurricane belt bevindt.
Eiseres doet een beroep op artikel 705 Rv.
3.3.
Gedaagde voert tot zijn verweer dat zijn werkgever hem niet zijn volledige loon heeft betaald. Het beslag mag worden opgeheven, als hij volledig is voldaan. In het verlof heeft het Gerecht hem al een bedrag van USD 17.680 toegekend.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Bij een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag geldt het volgende juridische kader.
De opheffing wordt onder meer uitgesproken bij verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag blijkt, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid wordt gesteld. [1]
Het ligt op de weg van degene die opheffing van een conservatoir beslag vordert om aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gestelde vordering ondeugdelijk is. Daarbij dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn. Van de rechter kan overigens niet worden gevergd dat hij in zijn vonnis mede een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis aangewende rechtsmiddel. (vgl. HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1559, NJ 2007/483)
Met summierlijk blijken van de ondeugdelijkheid van het ingeroepen
recht of de onnodigheid geeft de wetgever aan dat de beslagene een en ander niet
behoeft te bewijzen, maar dat aannemelijk maken voldoende is: de rechter moet de
overtuiging krijgen dat de beslaglegging op een ondeugdelijke pretentie berust c.q.
onnodig was.
4.2.
Gedaagde heeft onderbouwd dat zijn vordering bestond uit het nog uit te betalen loon en de boete wegens opzegging. Deze bedragen heeft eiseres inmiddels betaald. Gedaagde wenst daarnaast nog doorbetaling van zijn loon over de periode dat hij was aangesteld, dat is nog ruim een maand. Hij stelt ten onrechte te zijn ontslagen.
4.3.
Eiseres heeft onvoldoende aangevoerd om te kunnen komen tot het oordeel dat de vordering van gedaagde ondeugdelijk is.
4.4.
De afweging van de belangen van beide partijen leidt ertoe dat het beslag nog blijft liggen, maar moet worden opgeheven, indien voldoende zekerheid zal worden gesteld. Voor de hoogte van die zekerheid wordt aangesloten bij het bedrag dat in het verlof wordt vermeld, verminderd met de inmiddels gedane betalingen. Ter zitting heeft gedaagde ingestemd met betaling op de derdenrekening van het kantoor van de advocaat van eiseres, BZSE in Sint Maarten.
4.5.
Slack zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Hij had deze procedure in kort geding immers kunnen voorkomen door tijdig mee te werken aan opheffing van het beslag. Dat was hem eerder aangeboden.
Deze kosten worden aan de zijde van Georgiana Marine CI Limited tot op heden begroot op:
explootkosten Cg 240,50
griffierecht Cg 450,00
salaris gemachtigde
Cg 1.000,00+
totaal: Cg 1.690,50

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
5.1.
heft op het op 12 juni 2025 gelegde conservatoir beslag op het schip [G], zodra een bedrag van USD 8.881,28 zal zijn gestort op de derdenrekening van advocatenkantoor BZSE te Sint Maarten;
5.2.
bepaalt dat [gedaagde] het
bewijsvan het aanhangig maken van een procedure uiterlijk 18 juli 2025 moet doen toekomen aan Georgiana Marine CI Limited of haar advocaat;
5.3.
bepaalt dat bij het uitblijven van dergelijk bewijs, het bedrag op de derdenrekening van advocatenkantoor BZSE zal worden vrijgegeven aan Georgiana Marine CI Limited;
5.4.
bepaalt dat, indien een procedure aanhangig wordt gemaakt, uitbetaling aan [gedaagde] dan wel Georgiana Marine CI Limited slechts plaatsvindt op grond van een rechterlijke beslissing van de Cayman Eilanden en/of van de bevoegde rechter in Sint Maarten;
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van dit kort geding, aan de zijde van de Georgiana Marine CI Limited tot op heden begroot op Cg 1.690,50:
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, rechter, bijgestaan door J.F.M. Becker, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2025.

Voetnoten

1.Artikel 705 Rv., tweede lid.