ECLI:NL:OGEAM:2025:21

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
28 april 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
SXM202300608-LAR00063/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongewenstverklaring en terugkeerverbod met gebrek aan wettelijke grondslag

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mrs. B. Brooks en T. Heymans, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die eiser op 5 juni 2023 als ongewenst vreemdeling heeft verklaard en hem een terugkeerverbod van drie jaren heeft opgelegd. Eiser heeft eerder rechtmatig verblijf gehad in Sint Maarten, maar werd op 5 juni 2023 aangehouden tijdens een controle. Na het ontbreken van verblijfspapieren werd hij in vreemdelingenbewaring geplaatst. Eiser heeft op 7 juni 2023 beroep ingesteld tegen de verwijderingsbeschikking en de ongewenstverklaring. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 maart 2025 heeft eiser gesteld dat er een gebrek aan wettelijke grondslag is voor de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod, en verzocht om vernietiging van deze onderdelen van de beschikking.

Verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.M. Marica, heeft tijdens de zitting aangegeven dat de beroepsgronden geen doel treffen, behalve met betrekking tot de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod. Het Gerecht heeft geoordeeld dat er inderdaad een gebrek aan wettelijke grondslag is voor de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod, waardoor deze onderdelen van de verwijderingsbeschikking niet in stand kunnen blijven. Het beroep is gegrond verklaard, en de verwijderingsbeschikking is vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan eiser.

De uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer en is openbaar uitgesproken op 28 april 2025. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, met een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 28 april 2025
Zaaknummer: SXM202300608-LAR00063/2023

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

In het geding van:

[eiser],

eiser,
gemachtigden: mrs. B. BROOKS en T. HEYMANS,
tegen

DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,

gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

Procesverloop

Bij beschikking van 5 juni 2023 heeft verweerder de bewaring van eiser bevolen met het oog op zijn verwijdering.
Bij verwijderingsbeschikking van 5 juni 2023 heeft verweerder eiser aangemerkt als ongewenst vreemdeling met een terugkeerverbod van drie jaren.
Eiser heeft op 7 juni 2023 beroep ingesteld tegen voornoemde beschikkingen. Daarna zijn de gronden aangevuld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft bij brief van 10 maart 2025 stukken overgelegd.
De eerder geplande mondelinge behandeling op 21 oktober 2024 heeft op verzoek van partijen niet plaatsgevonden. De zaak is die dag op verzoek van partijen aangehouden.
De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden ter zitting van 17 maart 2025. Namens eiser zijn verschenen mr. B. Brooks en mr. A. Richardson. Verweerder is bij zijn gemachtigde mr. C.M. Marica verschenen, die via een videoverbinding deelnam aan de behandeling
De uitspraak is bepaald op heden.

Overwegingen

Feiten
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de [nationaliteit] nationaliteit.
1.2.
Eiser heeft in 2009 tot 2010 en in 2014 rechtmatig verblijf gehad in Sint Maarten. De laatst aan hem verleende verblijfsvergunning was geldig tot 1 februari 2014.
1.3.
Op 5 juni 2023 is eiser staande en aangehouden in het kader van een controle. Nadat eiser geen verblijfspapieren kon tonen is eiser diezelfde dag gehoord door de Immigratiedienst. Na dit verhoor is eiser in vreemdelingenbewaring geplaatst en heeft verweerder de verwijderingsbeschikking genomen en de maatregel van bewaring opgelegd.
1.4.
Het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening is bij uitspraak van het Gerecht van 16 juni 2023 afgewezen. Eiser is kort hierna uit Sint Maarten verwijderd.
Beroep en beoordeling
2. Tijdens de mondelinge behandeling is namens eiser bevestigd dat de beroepsgronden uitsluitend nog gericht zijn tegen de verwijderingsbeschikking, voor zover eiser daarbij ongewenst is verklaard en aan hem een terugkeerverbod is opgelegd. Eiser heeft ter zitting – met verwijzing naar de uitspraak van het Hof van 29 november 2024, ECLI:NL:OGHACMB:2024:237 – gesteld dat hiervoor een wettelijke grondslag ontbreekt, zodat de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod dienen te worden vernietigd. Eiser verzoekt tevens om een proceskostenveroordeling.
3. Verweerder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de beroepsgronden geen doel treffen, behoudens met betrekking tot de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod. Voor deze laatste onderdelen refereert verweerder zich aan het oordeel van het Gerecht. Nu eiser – mede gelet op de terecht opgelegde bewaring en terechte verwijdering – voor het overgrote deel in het ongelijk zal worden gesteld, verzoekt verweerder om een proceskostenveroordeling achterwege te laten.
4. Het Gerecht oordeelt als volgt. Gelet op het verhandelde ter zitting ligt thans uitsluitend nog ter beoordeling voor het beroep voor zover gericht tegen de ongewenstverklaring en het terugkeerverbod. Met eiser is het Gerecht van oordeel dat een deugdelijke wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt, waardoor verweerder niet bevoegd was om eiser naast verwijdering ook ongewenst te verklaren en hem voor de duur van drie jaren de binnenkomst tot Sint Maarten te ontzeggen. Deze onderdelen van de verwijderingsbeschikking kunnen daarom niet in stand blijven.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De verwijderingsbeschikking van 5 juni 2023 zal worden vernietigd voor zover eiser daarbij ongewenst is verklaard en hem een terugkeerverbod van 3 jaren is opgelegd.
6. Anders dan verweerder stelt, is er naar het oordeel van het Gerecht voldoende aanleiding voor toekenning van een proceskostenvergoeding. Het beroep is immers gegrond en voornoemde beschikking van verweerder komt deels voor vernietiging in aanmerking. Het Gerecht stelt de proceskosten vast op een bedrag van NAf 1.400,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van NAf 700,--). Ook dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht van NAf 150,-- te vergoeden.

De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de verwijderingsbeschikking van 5 juni 2023 voor zover eiser daarbij ongewenst is verklaard en is bepaald dat hem voor de duur van drie jaren de binnenkomst in Sint Maarten wordt ontzegd;
veroordeelt verweerder tot vergoeding aan eiser van een bedrag van NAf 1.400,-- aan proceskosten en NAf 150,-- aan betaalde griffierechten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 28 april 2025.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.