ECLI:NL:OGEAM:2025:121

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
10 november 2025
Publicatiedatum
4 december 2025
Zaaknummer
SXM202500585-LAR00090/2025
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fictieve afwijzende beschikking en inhoudelijke beschikking inzake openbaarheid van bestuur

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit drie partijen gevestigd en wonend in Sint Maarten, beroep ingesteld tegen de fictieve afwijzende beschikking van de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten. Dit beroep volgde op een verzoek om documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) dat op 3 april 2025 was ingediend. De Minister heeft op 30 mei 2025 een inhoudelijke beschikking gegeven, waarin enkele documenten zijn verstrekt, maar eisers zijn van mening dat deze beschikking onvolledig is. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 september 2025, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Minister. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de Minister na het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking alsnog een inhoudelijke beslissing heeft genomen, waardoor het belang van eisers bij het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking is komen te vervallen. Het Gerecht heeft het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen de inhoudelijke beschikking ongegrond verklaard, omdat eisers geen afzonderlijk beroep hebben ingesteld tegen deze beschikking. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat de Minister voldoende heeft voldaan aan het Lob-verzoek door de relevante documenten te verstrekken en dat de eisers onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat er nog andere documenten beschikbaar zijn. De uitspraak is gedaan door rechter B. Martinez-Hammer op 10 november 2025.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 10 november 2025
Zaaknummer: SXM202500585-LAR00090/2025

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

UITSPRAAK

In het geding van:

1. [eiseres],

gevestigd te Sint Maarten,
eiseres sub 1,

2. [ eiser A],

wonende te Sint Maarten,
eiser sub 2,

3. [eiser B],

wonende te Sint Maarten,
eiser sub 3,
tezamen te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. Z.J.A. BARY
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR VAN SINT MAARTEN,
gezeteld te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. G.B. SIMMONS-DE JONG.

Procesverloop

Eisers hebben verweerder bij brief van 3 april 2025 verzocht om documenten op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (hierna: Lob).
Bij e-mailbericht van 16 mei 2025 heeft verweerder aan eisers een overzicht verstrekt naar aanleiding van het Lob-verzoek, en tevens medegedeeld dat op korte termijn een volledige beslissing op het Lob-verzoek zal worden genomen.
Op 26 mei 2025 hebben eisers bij beroepschrift met producties beroep ingesteld tegen het met een afwijzende beschikking gelijkgestelde uitblijven van een beschikking (hierna: de fictieve afwijzende beschikking).
Bij beschikking van 30 mei 2025 (hierna: de inhoudelijke beschikking) heeft verweerder een beslissing genomen op het Lob-verzoek van eisers en documenten verstrekt.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, met producties.
Eiseres hebben op 7 september 2025 bij akte met producties de gronden aangevuld.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2025, waarbij de zaak gelijktijdig met de zaak geregistreerd onder zaaknummer SXM202500297-LAR00045/2025 is behandeld. Voor eisers zijn verschenen eiser sub 2 in persoon en eiser sub 3 per videoverbinding, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door T. Snyders en G. Barnes. Partijen hebben ter zitting op schrift gestelde pleitaantekeningen overgelegd.
Uitspraak is (nader) bepaald op vandaag.

Overwegingen

Wat is relevant om te weten in deze zaak?

1.1
Eiseres sub 1 is eigenaar van een aantal percelen grond in Cupe Coy en realiseert daar – op grond van een door verweerder afgegeven bouwvergunning – het bouwproject ‘West Vue’. Op 11 maart 2025 heeft verweerder per direct aan bouwstop aan eisers opgelegd, vanwege het ontbreken van civil works permits. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit handhavingsbesluit (zaaknummer SXM202500297-LAR00045/2025) en stellen in die procedure onder meer dat zij ongelijk worden behandeld ten opzichte van andere bouwprojecten in Sint Maarten.
1.2
Eisers hebben in het Lob-verzoek d.d. 3 april 2025 om de volgende documenten verzocht:
- alle aanvragen voor een civil works permit;
- verleende civil works permits en afgewezen aanvragen daarvoor;
- afgegeven bouwstopbevelen of ander ‘bestuurlijk handhaven’;
telkens met alle onderliggende documentatie. Deze documenten zijn opgevraagd voor twaalf in het verzoek vermelde projecten/activiteiten in Sint Maarten, alsmede voor twee concreet vermelde scholen. Voorts is verzocht om civil works permits alsmede aanvragen daartoe voor een aantal concreet afgegeven bouwvergunningen.
1.3
Bij e-mailbericht van 16 mei 2025 is namens verweerder aan eisers te kennen gegeven dat verweerder nog niet in staat is om volledig te beslissen op het Lob-verzoek. Wel is een overzicht verstrekt op basis van het Lob-verzoek, waarin per project/activiteit/bouwvergunning is vermeld welke documenten al dan niet beschikbaar zijn. Aangekondigd is verder dat een volledige beslissing op het verzoek volgende week zal worden verzonden.
1.4
Na het door eisers ingestelde beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking heeft verweerder de inhoudelijke beschikking genomen, waarbij verweerder een aantal verzochte documenten heeft verstrekt. Daarbij heeft verweerder tevens te kennen gegeven dat er geen (andere) aanvullende of adviserende documenten beschikbaar zijn.
Beoordeling van het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking
2. Tussen partijen is niet in geschil – en ook het Gerecht stelt vast – dat verweerder na het door eisers ingestelde beroep tegen de fictieve afwijzende beslissing heeft beslist op het Lob-verzoek van eisers middels de inhoudelijke beschikking. Dit brengt mee dat het belang van eisers bij het beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking is komen te ontvallen. Gelet hierop zal het Gerecht het beroep, voor zover gericht tegen de fictieve afwijzende beschikking, niet-ontvankelijk verklaren.
Beroep tegen de inhoudelijke beschikking?
3.1
Vaststaat dat eisers geen afzonderlijk beroep hebben ingesteld tegen de inhoudelijke beschikking. Wel voeren eisers aan dat met de inhoudelijke beschikking niet volledig is tegemoet gekomen aan het beroep, nu de inhoudelijke beschikking in hun visie onvolledig is. Eisers zijn van mening dat het eerder ingestelde beroep aldus moet worden opgevat dat dit mede is gericht tegen de inhoudelijke beschikking.
3.2
Verweerder stelt dat de e-mail van 16 mei 2025 en de inhoudelijke beschikking deelbesluiten betreffen op het Lob-verzoek van eisers. Nu tegen het deelbesluit van 30 mei 2025 niet afzonderlijk beroep is ingesteld door eisers, zijn zij niet-ontvankelijk in hun beroep voor zover dit is gericht tegen het besluit van 30 mei 2025. Verweerder wijst erop dat er geen bepaling in de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) is opgenomen, die maakt dat het eerder ingestelde beroep mede geacht moet worden te zijn gericht tegen de nadien genomen beschikking.
3.3
Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling. De inhoudelijke beschikking betreft gelet op zijn inhoud een reële beschikking die is gegeven na het door eisers ingestelde beroep tegen de fictieve afwijzende beschikking. Omdat met deze nieuwe beschikking niet volledig wordt tegemoet gekomen aan het beroep ziet het Gerecht, anders dan voorheen, aanleiding om de bezwaren van eisers tegen de nieuwe beschikking mee te beoordelen in de lopende procedure. De reden hiervoor is gelegen in de wenselijke rechtsbescherming van belanghebbende(n), de proceseconomie en het voorkomen van nieuwe procedures, alsmede in rechtseenheid op het gebied van het procesrecht met de andere landen binnen het Koninkrijk. Het beroep van eisers wordt gelet op het vorenstaande mede geacht te zijn gericht tegen de inhoudelijke beschikking.
Beoordeling van het beroep tegen de inhoudelijke beschikking
4.1
Eisers voeren aan dat de inhoudelijke beschikking onduidelijk en onvolledig is, nu een aantal ongespecificeerde documenten zijn verstrekt en daarbij is geconcludeerd dat indien eisers nog andere stukken nodig hebben, zij bij verweerder een afspraak moeten maken. Concreet ontbreken volgens eisers interne notities/beleidsregels omtrent vergunningen en handhaving, instructies aan- en rapporten van de inspectieafdeling, bewijs van gegeven bouwstopbevelen of een duidelijk antwoord dat geen bouwstopbevelen zijn afgegeven ten aanzien van de projecten/activiteiten, alsmede gegevens van vergelijkbare projecten waarbij niet gehandhaafd is en verslagen van overleg/besluitvorming. Daarbij hebben eisers in een nader ingediende productie gewezen op een aantal concrete bouwprojecten in Sint Maarten, waarover verweerder nog geen duidelijkheid heeft gegeven.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat alle opgevraagde documenten, voor zover die bij verweerder bekend zijn, aan eisers zijn verstrekt bij de inhoudelijke beschikking. Ook heeft verweerder middels het eerder verstrekte overzicht antwoord gegeven op het Lob-verzoek van eisers over de vraag welke documenten al dan niet bestaan en beschikbaar zijn.
4.3
Het Gerecht komt tot de volgende beoordeling. Voorop staat dat de tekst van het Lob-verzoek leidend is voor het antwoord op de vraag welke documenten onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Het Gerecht stelt vast dat in het Lob-verzoek is verzocht om documenten omtrent civil works permits ten aanzien van een aantal concreet opgesomde projecten/bouwactiviteiten, alsmede van een aantal concreet opgesomde (afgegeven) bouwvergunningen. Verweerder heeft met het verstrekte overzicht voldoende inzichtelijk gemaakt over welke documenten hij al dan niet beschikt, waarbij onderscheid is gemaakt tussen de verzochte projecten/bouwactiviteiten en afgegeven bouwvergunningen. Bij de inhoudelijke beschikking heeft verweerder vervolgens de documenten verstrekt overeenkomstig dit overzicht. Anders dan eisers hebben betoogd, heeft verweerder op deze wijze voldoende duidelijk op het Lob-verzoek beslist. De ontbrekende stukken die eisers in beroep concreet hebben benoemd (zie hiervoor onder 4.1), betreffen naar het oordeel van de het Gerecht grotendeels stukken die buiten de reikwijdte vallen van het Lob-verzoek. Zo is door eisers verwezen naar (meer algemene) interne notities en beleidsregels omtrent vergunningen en handhaving. Uit het Lob-verzoek blijkt echter niet dat algemene notities of beleid ook onder het verzoek vallen. Verder is in de overgelegde producties voor een deel verwezen naar concrete projecten/bouwactiviteiten die niet staan vermeld in het Lob-verzoek. Naar het oordeel van het Gerecht vallen eventuele documenten over niet eerder gespecificeerde projecten/bouwactiviteiten niet onder de reikwijdte van het Lob-verzoek. De stelling van eisers, dat de inhoudelijke beschikking om voorgaande redenen onvolledig is, slaagt dan ook niet.
4.4
Voorts twisten partijen over de vraag of er al dan niet documenten beschikbaar zijn, die wel zijn verzocht maar niet verstrekt. Blijkens de standpunten over en weer concentreert het geschil zich daarbij op de vraag of er al dan niet documenten beschikbaar zijn over projecten waarbij bestuurlijke handhaving aan de orde was door verweerder of daarvan juist is afgezien. Het Gerecht overweegt hierover het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (onder meer de uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:98), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
4.5
Het Gerecht acht de mededeling van verweerder dat er niet meer documenten zijn die onder het verzoek vallen van eisers niet ongeloofwaardig. In het overzicht heeft verweerder per activiteit of afgegeven bouwvergunning voldoende inzichtelijk gemaakt of ten behoeve daarvan een aanvraag voor een civil works permit is ingediend en zo ja, voor welke activiteiten een civil works permit is afgegeven. Het Gerecht heeft onvoldoende aanknopingspunten om deze informatie voor onjuist te houden. Voorts heeft verweerder te kennen gegeven en voldoende toegelicht dat een bouwstop of ander bestuurlijk handhaven voor deze projecten of bouwvergunningen niet aan de orde is geweest. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat bestuurlijk handhaven in de vorm van een bouwstop bijzonder is en de afgelopen jaren niet vaak is voorgekomen. Eisers hebben deze stellingen van verweerder niet (gemotiveerd) bestreden. Eisers hebben dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat bepaalde opgevraagde documenten toch onder verweerder berusten.
4.6
Tenslotte hebben eisers nog betoogd dat de mededeling van verweerder in de inhoudelijke beslissing, dat indien eisers nog andere stukken nodig hebben zij daarvoor een afspraak moeten maken, geen houdt snijdt nu het niet aan eisers maar aan verweerder is om zorgvuldig te onderzoeken welke documenten beschikbaar zijn. Hoewel het Gerecht eisers volgt in de stelling dat het in beginsel aan verweerder is om naar aanleiding van een voldoende gespecificeerd Lob-verzoek de benodigde documenten te verzamelen, leidt dit niet tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Zoals ook uit het overzicht blijkt, heeft verweerder bij een viertal van de door eisers opgesomde projecten/bouwactiviteiten te kennen gegeven dat meer duidelijkheid nodig is over de activiteiten waarnaar eisers verwijzen, om te kunnen voldoen aan het verzoek. Dit verzoek om meer duidelijkheid acht het Gerecht zorgvuldig en begrijpelijk, mede gelet op de algemene bewoordingen van het Lob-verzoek ten aanzien van deze activiteiten. Onder de gegeven omstandigheden lag het dan ook op de weg van eisers om op deze punten meer duidelijkheid te geven aan verweerder over hun verzoek. Dit hebben eisers echter nagelaten; in plaats daarvan hebben zij kort na het verstrekte overzicht beroep ingesteld tegen de fictieve afwijzende beschikking. Dat eisers geen nadere duidelijkheid hebben gegeven omtrent de vier projecten/bouwactiviteiten waardoor mogelijk documenten niet zijn overgelegd, dient dan ook voor hun rekening en risico te blijven.
4.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep, voor zover gericht tegen de inhoudelijke beschikking, ongegrond is.
Conclusie
5.1
Het beroep, voor zover gericht tegen de fictieve afwijzende beschikking, is niet-ontvankelijk. Het beroep, voor zover gericht tegen de inhoudelijke beschikking, is ongegrond.
5.2
Eisers hebben verzocht om een proceskostenvergoeding. Voor een proceskostenveroordeling bestaat slechts aanleiding voor zover deze kosten zijn gemaakt voor het instellen van beroep tegen de fictieve afwijzende beslissing. Daarbij is van belang dat kan worden vastgesteld dat verweerder niet-tijdig, dat wil zeggen binnen de daarvoor in de Lob gestelde termijn, (volledig) heeft beslist op het Lob-verzoek van eisers. Daarbij is van het opschorten van de wettelijke beslistermijn of het anderszins (in onderling overleg) verlengen van de beslistermijn niet gebleken. Voor vergoeding van overige proceskosten bestaat geen aanleiding.
5.3
De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten stelt het Gerecht met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht vast op Cg 175,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van Cg 700,- en een wegingsfactor van 0,25 vanwege de eenvoud van de zaak). Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eisers Cg 150,- dient te betalen als vergoeding van het door hen gestorte griffierecht.

Beslissing

Het Gerecht:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de fictieve afwijzende beschikking, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de inhoudelijke beschikking, ongegrond;
- bepaalt dat verweerder aan eisers zal betalen een bedrag van Cg 175,- en een bedrag
van Cg 150,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 10 november 2025.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.