Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
1.de naamloze vennootschap OCEAN DRIVE PROPERTIES N.V.,
2.[R],
3.[M],
4.de naamloze vennootschapST. MAARTEN QUARTER DEVELOPMENT COMPANY N.V.,
5.[X],
De vordering tegen Heyliger was al toegewezen, die tegen SMQDC al afgewezen.
1.Het verloop van de procedure
:-tussenvonnis van 23 oktober 2023 (het Eerste tussenvonnis)
- tussenvonnis van 27 mei 2025 (het Tweede tussenvonnis)
- akte van ODP van 19 augustus 2025
- akte van Zebec van 19 augustus 2025
- rolbeslissing van 2 september 2025
- akte na rolbeslissing van Zebec van 16 september 2025
- antwoord-akte van ODP van 16 september 2025.
2.De tussenstand in de verschillende procedures
2.1. SMQDC heeft zich in deze procedure op het standpunt gesteld dat met de vaststellingsovereenkomst van 25 augustus 2015 het geschil met Zebec ook voor haar was geëindigd. In het Eerste tussenvonnis is dat standpunt gehonoreerd. De vordering tegen SMQDC moet daarom worden afgewezen.
In het Tweede tussenvonnis is daar nog aan toegevoegd dat Zebec bij eindvonnis in de proceskosten van SMQDC zal worden veroordeeld.
[X] werd vervolgens toegelaten tegenbewijs te leveren.
In het Tweede tussenvonnis heeft het Gerecht vastgesteld dat [X] dat bewijs niet heeft geleverd en daaruit de conclusie getrokken dat de vordering jegens [X] zal worden toegewezen en dat hij als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
Verder zijn alle beslissingen in deze zaken aangehouden. Dat betekent, dat nu verder zal worden geoordeeld in deze procedure, met betrekking tot alleen deze partijen, voor zover het de inhoudelijke kant van de zaak betreft.
3.De feiten
“After discussions parties agreed that the exclusivity is meant as protection against the other stores who would like to sell the same products. With an appeal on those exclusivity rights Consortium can object against selling of same products by other shops."Onder deze producten worden volgens dezelfde notulen verstaan:
"(...) electronics, cameras, jewelry, watches and liquor (and tobacco)."
SMH Cruise deelde bij brief van 7 augustus 2009 mee dat het Memorandum als beëindigd moest worden beschouwd. DFW heeft zich hierbij neergelegd.
4.De grondslag van de vordering jegens R&M en ODP
R&M hebben onrechtmatig jegens Zebec gehandeld doordat zij [X] in zijn rol als allesbepalende persoon in de haven, de betaling van steekpenningen in het vooruitzicht hebben gesteld om het project te verkrijgen. Dat zij tot betaling van steekpenningen bereid waren, volgt zowel uit de gang van zaken bij het Harbour Arcade gebouw als uit de gang van zaken met betrekking tot dit project. Het is verder niet goed voorstelbaar dat [X] zich heeft toegelegd op het elimineren van Zebec als ontwikkelaar, terwijl hij niet op voorhand zou hebben verzekerd dat hij aldus de door hem gewenste illegale inkomsten naderbij bracht. Het moet er dus voor worden gehouden dat R&M enerzijds en [X] anderzijds zich op voorhand hebben verstaan over de opbrengst voor [X] als hij erin zou slagen het project aan eerstgenoemden toe te spelen. Dat R&M er wellicht geen idee van hebben gehad op welke wijze [X] de ontwikkeling door Zebec zou saboteren en zich vermoedelijk in het geheel niet om de positie van Zebec hebben bekommerd, is daarbij niet relevant. Het risico dat [X] zodanig te werk zou gaan dat Zebec daarvan schade zou lijden was zodanig groot, dat zij zich van [X] hadden moeten distantiëren, in plaats van zich met hem te verstaan over een herhaling van de Harbour Arcade constructie.
5.De beoordeling van dit geschilProcessueel, de akte van 19 augustus 2025 van Zebec
De verwijzing naar de rol was uitsluitend bedoeld om bij akte antwoord te geven op die vraag. ODP heeft dat gedaan en meegedeeld zich volledig te kunnen vinden in dat voornemen.
De inhoud van de akte van Zebec gaat echter veel verder en zal daarom niet bij de beoordeling worden betrokken.
Ook in de Commitment Agreement ontbreekt een dergelijke kwijting. Dit verweer wordt daarom verworpen.
Inhoudelijk
Vertaald naar deze zaak is daarmee ook voldoende duidelijk dat ODP heeft geprofiteerd van de wanprestatie van SMQDC jegens Zebec. Het gaat om een zeer lucratief contract, gelet op de bedragen die hiermee gemoeid zijn. Tijdens het pleidooi heeft ODP verklaard dat de kans om daar te ontwikkelen haar al USD 10 miljoen waard was. Maar ook is duidelijk dat de wanprestatie van SMQDC niet is veroorzaakt door het sluiten van de overeenkomst met ODP.
Uit alle verklaringen en de dossierstukken rijst zonder meer het beeld op dat [X] er de hand in heeft gehad dat het contract tussen Zebec en SMQDC geen doorgang heeft gevonden. En dat dat het geval was nadat Zebec (in de persoon van bestuurder [G]) [X] in maart 2014 in de Maho Sunset Beach Bar te kennen had gegeven niet te willen meewerken aan de frauduleuze opzet van de huurconstructies via vennootschappen van [X]. De vraag daarbij is of R&M met deze opzet van [X] of deze gang van zaken bemoeienis hebben gehad. Zebec stelt van wel en heeft daartoe een aantal argumenten aangevoerd.
Steekpenningen
Evenals Zebec vindt het Gerecht deze verklaring ongeloofwaardig. Allereerst omdat [M] niet kon verklaren welke persoon van Frivol die introductie dan had gedaan en daarnaast, omdat er kennelijk geen einde aan de ‘beloning’ zat, terwijl het hier ging om een aanzienlijk bedrag, waartegenover verder geen enkele prestatie stond. Ten tijde van zijn verhoren in 2021 was het bedrag volgens zijn eigen verklaring inmiddels opgelopen tot USD 717.000,-. [6] Uit het strafrechtelijk onderzoek is gebleken dat [X] feitelijk de UBO van Frivol was. [7] Het Gerecht concludeert hieruit dat het bedrag van USD 5.000,- per maand moet worden beschouwd als steekpenningen die Harbour Arcade aan [X] diende te betalen. In hun conclusie van dupliek betogen R&M dat een dergelijk bedrag gebruikelijk en proportioneel was, maar dat betoog wordt op geen enkele wijze onderbouwd, zodat het Gerecht daar verder aan voorbijgaat.
Naar het oordeel van het Gerecht staat voldoende vast dat R&M en [X] een constructie hadden opgetuigd die het mogelijk maakte dat R&M vastgoed in handen kregen, dat verhuurden, waarbij een deel van de huuropbrengst zonder enige tegenprestatie werd overgemaakt naar een bedrijf van [X].
ODP heeft daarop gemotiveerd verweer gevoerd. Onder verwijzing naar wat het Gerecht hiervoor onder 5.17 heeft overwogen, gaat het Gerecht hier verder niet op in. Ook hier geldt namelijk dat zo een overschrijding geen onrechtmatig handelen van ODP of R&M ten opzichte van Zebec oplevert.
Een en ander geldt temeer, omdat Zebec tijdens haar pleidooi zelf heeft onderbouwd dat het de eigenaar van Diamond International was, die als huurder bij aannemer Liccom heeft aangedrongen op vergroting van het winkeloppervlak van 500 naar 600 meter in het Bastion Zuid.
slotsom
De vordering van Zebec tegen R&M en ODP zal daarom worden afgewezen.
proceskostende procedure Zebec/R&M en ODP
Cg 24.000,00+ (4,0 punten x Cg 6.000)