ECLI:NL:OGEAM:2024:86

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
SXM202400021-LAR00001/2024
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging terugkeerverbod wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 16 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.R. Bommels, en de Procureur-Generaal, vertegenwoordigd door mr. R.J. Boswijk. Eiser had beroep ingesteld tegen een beschikking van 23 november 2023, waarin zijn uitzetting werd bevolen met een verbod tot terugkeer in Sint Maarten. Eiser, geboren in Anguilla en met de Britse nationaliteit, heeft nooit rechtmatig verblijf gehad in Sint Maarten en was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 10 maanden wegens poging tot doodslag en wapenvergrijpen. Eiser is op 24 november 2023 vervroegd voorwaardelijk in vrijheid gesteld en vertrok naar Anguilla.

Eiser betwistte het terugkeerverbod voor onbepaalde tijd, stellende dat hij geen gevaar voor de openbare orde vormt en dat het verbod een ongerechtvaardigde inmenging in zijn familie- en gezinsleven is. De Procureur-Generaal gaf aan dat het terugkeerverbod zonder termijn in strijd was met het evenredigheidsbeginsel en verzocht om een termijn van 10 jaar te verbinden aan het verbod. Het Gerecht oordeelde dat het terugkeerverbod zonder termijn onaanvaardbaar was en vernietigde de beschikking voor zover deze het terugkeerverbod betrof. Het Gerecht besloot dat het terugkeerverbod voor een termijn van 10 jaar moest gelden, rekening houdend met de ernst van de gepleegde misdrijven en de persoonlijke omstandigheden van eiser. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een evenwichtige belangenafweging tussen de rechten van de vreemdeling en de openbare orde van Sint Maarten.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 16 september 2024
Zaaknummer: SXM202400021-LAR00001/2024
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[eiser],
eiser,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL,
tegen
DE PROCUREUR- GENERAAL,
verweerder,
gemachtigde: mr. R.J. BOSWIJK.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 23 november 2023 waarbij verweerder de uitzetting van eiser heeft bevolen met een verbod tot terugkeer in Sint Maarten vanaf 24 november 2023 (het terugkeerverbod).

2.Het verloop van de procedure

2.1.
Met een op 4 januari 2024 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier ingediend pro forma beroepschrift (met producties) heeft eiser tegen voormelde beschikking beroep ingesteld als bedoeld in artikel 7 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Op 20 juni 2024 zijn de gronden aangevuld.
2.2.
Op 17 juli 2024 heeft verweerder een verweerschrift (met producties) ingediend.
2.3.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 26 augustus 2024. Eiser is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Verweerder is verschenen bij diens gemachtigde.
2.4.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Feiten

- Eiser is geboren op [geboortedatum] te Anguilla en heeft de Britse nationaliteit. Eiser heeft zich blijkens de basisadministratie persoonsgegevens op 12 januari 1990 in Sint Maarten gevestigd.
- Eiser heeft nimmer rechtmatig verblijf gehad in Sint Maarten.
- Bij onherroepelijk vonnis van 25 februari 2021 is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren en 10 maanden met aftrek van voorarrest, wegens poging tot doodslag en het overtreden van het verbod gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening, meermalen gepleegd.
- Eiser is door de Minister van Justitie op 24 november 2023 vervroegd voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
- Op 24 november 2023 is eiser vertrokken naar Anguilla.

4.Het geschil

4.1.
Eiser heeft het Gerecht verzocht het beroep gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van het daarin opgenomen terugkeerverbod en verweerder te veroordelen in de kosten van het geding. Eiser is het niet eens met het aan hem opgelegde terugkeerverbod voor onbepaalde tijd en voert daartoe aan dat hij geen gevaar oplevert voor de openbare orde. Eiser wijst daarvoor op het feit dat hij – op basis van positieve adviezen – vervroegd voorwaardelijk in vrijheid is gesteld. Verder leidt de uitzetting met het terugkeerverbod voor onbepaalde tijd volgens eiser tot een ongerechtvaardigde inmenging op zijn familie- en gezinsleven. Eiser heeft zijn hele leven op Sint Maarten gewoond, heeft zijn sociale vangnet hier en heeft ook een kind dat woonachtig is op Sint Maarten. Het is onder deze omstandigheden onvoorstelbaar dat er een terugkeerverbod voor onbepaalde tijd is opgelegd. Ook betwist eiser gelet op bovengenoemde omstandigheden het in het verweerschrift ingenomen standpunt dat een termijn van 10 jaar dient te worden verbonden aan het terugkeerverbod. Tenslotte heeft de gemachtigde van eiser ter zitting nader verduidelijkt dat het beroep zich ook richt tegen de – in zijn visie – onrechtmatige uitzetting van eiser, nu hij geen gevaar vormde voor de openbare orde en dit ten onrechte niet is getoetst door verweerder.
4.2.
Verweerder heeft in zijn verweerschrift het standpunt ingenomen dat de bestreden beschikking ten aanzien van het terugkeerverbod voor onbepaalde tijd dient te worden vernietigd wegens strijd met het evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat per abuis geen termijn aan het terugkeerverbod is verbonden. Verweerder verzoekt het Gerecht om zelf in de zaak te voorzien en een termijn van 10 jaren te verbinden aan het terugkeerverbod. Daarbij heeft verweerder gewezen op zijn vaste gedragslijn, waarin als uitgangspunt een termijn van 10 jaar wordt gehanteerd. Voorts heeft verweerder in zijn verweerschrift, aan de hand van de in de rechtspraak van het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) geformuleerde ‘guiding principles’, een aantal omstandigheden meegewogen en getoetst aan de situatie van eiser. Verweerder komt – rekening houdend met de aard en ernst van het feit, de recidive en de persoonlijke omstandigheden van eiser – tot de conclusie dat met het verbinden van een termijn van 10 jaar aan het terugkeerverbod sprake is van een fair balance tussen het belang van eiser enerzijds en het Sint Maartense belang anderzijds.
5.
De beoordeling
Ontvankelijkheid
5.1.
Het Gerecht overweegt dat voor zover de bestreden beschikking ziet op de uitzetting het is uitgewerkt. Eiser is op 24 november 2023 naar Anguilla vertrokken. Nu eiser Sint Maarten heeft verlaten en eiser niet heeft gesteld welk belang er voor hem nog is gemoeid met de rechterlijke toetsing van de uitzetting, zal het Gerecht het beroep voor zover dat is gericht tegen dit onderdeel van de beschikking – vanwege gebrek aan belang – niet-ontvankelijk verklaren. Het van de bestreden beschikking onderdeel uitmakende terugkeerverbod is niet uitgewerkt en in zoverre is het beroep wel ontvankelijk.
Het terugkeerverbod
5.2.
Op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de Ltu kunnen personen, voor wie ingevolge de Ltu toelating is vereist en wier verblijf met het oog op de zedelijkheid, de openbare orde of de publieke rust of veiligheid niet wenselijk wordt geacht, worden uitgezet. Op grond van het tweede lid van datzelfde artikel geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de procureur-generaal, houdende het bevel Sint Maarten binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten met verbod daarin terug te keren.
5.3.
Zoals eerder overwogen in de uitspraak van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao van 13 juli 2018 (ECLI:NL:OGEAC:2018:173) dient verweerder bij het toepassen van zijn bevoegdheid op grond van artikel 15, tweede lid, van de Ltu in een concreet geval het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen. Dit betekent dat de nadelige gevolgen voor de betrokkene niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de met de beschikking te dienen doelen. Met partijen is het Gerecht van oordeel dat, nu het terugkeerverbod ertoe strekt onder bedreiging van straf eiser te verhinderen Sint Maarten, ook als kort verblijf als toerist, weer binnen te komen, het onaanvaardbaar, en dus in strijd met het evenredigheidsbeginsel, is dit verbod zonder beperking in de tijd op te leggen.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat de bestreden beschikking is genomen in strijd met het evenredigheidsbeginsel, omdat daarin geen termijn is verbonden aan het terugkeerverbod. Het beroep is daarom gegrond en de bestreden beschikking moet worden vernietigd voor zover dit het terugkeerverbod betreft.
5.5.
Het Gerecht zal hierna bezien of er aanleiding is met toepassing van artikel 50, vierde lid, van de Lar zelf in deze zaak te voorzien, mede gelet op het gemotiveerde verzoek van verweerder om hiertoe over te gaan en een termijn van 10 jaar te verbinden aan het terugkeerverbod.
5.6.
Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting uiteengezet dat hij zich thans op het standpunt stelt dat het terugkeerverbod voor een periode van tien jaar zou moeten worden opgelegd. Daarbij heeft verweerder groot gewicht toegekend aan de aard en ernst van de door eiser gepleegde misdrijven waarvoor hij in 2021 onherroepelijk is veroordeeld, en ook aan diens strafrechtelijk verleden, waaruit blijkt van meervoudige recidive gepleegd toen eiser meerderjarig was en waarvoor hij eerder ook is veroordeeld tot een forse gevangenisstraf van 10 jaren. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van eiser heeft verweerder meegewogen dat eiser ten tijde van de uitzetting 33 jaar in Sint Maarten woonachtig is geweest waarbij nimmer sprake is geweest van een rechtmatig verblijf, en dat eiser zich gedurende zijn detentie redelijk goed heeft gedragen. Deze persoonlijke omstandigheden beschouwt verweerder, in onderlinge samenhang bezien, als een neutrale factor in de te verrichten belangenafweging. Tenslotte heeft verweerder acht geslagen op de gezinssituatie van eiser voor zover die uit de stukken en het aangevoerde bekend is, en daarbij rekening gehouden met Anguilla als het land van uitzetting. Verweerder heeft geconcludeerd dat dit geen matigende factoren zijn die in het kader van de belangenafweging moeten leiden tot afwijking naar beneden, nu niet is gebleken van ‘more than the normal emotional ties’ tussen eiser en zijn op Sint Maarten verblijvende familieleden en er voorts geen objectieve belemmering bestaat voor eiser om zijn privé- en gezinsleven in Anguilla uit te oefenen.
5.7.
Het Gerecht stelt voorop dat de vaste gedragslijn van verweerder, inhoudende dat als uitgangspunt een (maximum) termijn van 10 jaar aan het terugkeerverbod wordt gekoppeld, niet onredelijk wordt geacht. Naar het oordeel van het Gerecht verzet het evenredigheidsbeginsel zich in het onderhavige geval, gelet op de uit eisers strafrechtelijke veroordeling blijkende zeer ernstige inbreuk die hij heeft gemaakt op de openbare orde, zijn strafrechtelijk verleden en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor uiteengezet, niet tegen het opleggen van een terugkeerverbod van 10 jaar. Er is in dit verband onvoldoende grondslag voor de door eiser betrokken stelling, dat hij geen gevaar vormt voor de openbare orde. De omstandigheid dat eiser – op basis van positieve adviezen van het Centraal College voor de Reclassering en de directeur van het huis van bewaring – vervroegd voorwaardelijk in vrijheid is gesteld is daartoe onvoldoende, reeds nu deze vervroegde invrijheidsstelling blijkens de schriftelijke besluitvorming is ingegeven door een tekort aan celcapaciteit en bij de advisering reeds rekening werd gehouden met het feit dat eiser bij vervroegde invrijheidsstelling zou worden uitgezet.
5.8.
Het Gerecht is verder van oordeel dat voor zover met het terugkeerverbod voor de duur van tien jaar een inmenging plaatsvindt in het familie- of gezinsleven van eiser als beschermd op grond van artikel 8 van het EVRM dit beantwoordt aan de “fair balance” die dient te worden gevonden tussen het belang van de vreemdeling enerzijds en het algemeen belang van Sint Maarten anderzijds.
5.9.
Het Gerecht is ten aanzien van de verrichte belangenafweging van oordeel dat verweerder de persoonlijke omstandigheden van eiser op navolgbare en inzichtelijke wijze heeft afgewogen. Daarbij heeft verweerder in redelijkheid mogen meewegen dat eiser zijn privéleven op Sint Maarten heeft opgebouwd gedurende onrechtmatig verblijf, wat aan eiser kan worden tegengeworpen. Uit het verhandelde ter zitting is voorts gebleken dat de drie in de basisadministratie geregistreerde kinderen van eiser bij hun moeder in Nederland wonen. Op de zitting is namens eiser nog naar voren gebracht dat zijn verloofde en hun 6-jarige dochter thans woonachtig zijn in Sint Maarten. Deze omstandigheid leidt echter niet tot een andere uitkomst, nu verweerder bij zijn afweging heeft mogen betrekken dat eiser geacht kan worden zich te handhaven in het land van herkomst en dat geen objectieve belemmering bestaat voor eiser om zijn privé- en gezinsleven met zijn vriendin en kind aldaar uit te oefenen.
5.10.
De slotsom is dat het Gerecht het beroep deels niet-ontvankelijk en deels gegrond zal verklaren en de bestreden beschikking zal vernietigen wat betreft het terugkeerverbod. Het Gerecht zal bepalen dat het terugkeerverbod heeft te gelden voor een termijn van tien jaar en dat deze uitspraak in zoverre in de plaats zal treden van het vernietigde gedeelte van de bestreden beschikking.
5.11.
Omdat het beroep deels gegrond is en de bestreden beschikking partieel wordt vernietigd, ziet het Gerecht aanleiding voor een gematigde proceskostenveroordeling. Tevens zal worden bepaald dat aan eiser het gestorte griffierecht moet worden vergoed.
6.
De beslissing
Het Gerecht:
-verklaart het beroep tegen de bestreden beschikking voor zover dat betrekking heeft op de uitzetting niet-ontvankelijk;
-verklaart het beroep voor het overige gegrond;
-vernietigt de bestreden beschikking voor zover verweerder daarbij een terugkeerverbod aan eiser heeft opgelegd;
-bepaalt dat het eiser met ingang van 24 november 2023 voor een termijn van tien jaar is verboden terug te keren naar Sint Maarten en dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de bestreden beschikking;
-bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag van NAf 700,-- aan proceskosten en een bedrag van NAf 150,-- aan gestort griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Martinez-Hammer, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 16 september 2024.
Informatie over hoger beroep
• Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.
• Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
• Het hoger beroep moet worden ingediend bij het Gerecht dat de uitspraak heeft gedaan.
• De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
- het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
- een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
- vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
• Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment worden ingediend.
• Voor het instellen van het hoger beroep is griffierecht verschuldigd.