ECLI:NL:OGEAM:2023:88

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
SXM202301131-LAR 138/2023 SXM202301145-LAR 143/2023
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen maatregel van bewaring en verwijderingsbeschikking aan ongewenst vreemdeling met afwijzing van aanvraag voor verblijf bij echtgenote

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 1 november 2023 uitspraak gedaan over de maatregel van bewaring en een verwijderingsbeschikking tegen een verzoeker, geboren op [geboortedatum], met de Jamaicaanse nationaliteit. De verzoeker was op 18 oktober 2023 staande gehouden tijdens een algemene controle door de Immigratiedienst, waarbij hij geen verblijfsdocumenten kon tonen. Hierop is hij in vreemdelingenbewaring geplaatst en is een verwijderingsbeschikking genomen, waarin hij als ongewenst vreemdeling werd aangemerkt. De verzoeker had eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf, maar deze was in 2014 verlopen en zijn verlengingsaanvraag was afgewezen. In 2022 heeft hij een aanvraag ingediend voor verblijf bij zijn echtgenote, maar deze is op 16 augustus 2022 afgewezen. Het bezwaar dat hij hiertegen heeft gemaakt, is op 30 oktober 2023 ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter oordeelde dat de staandehouding rechtmatig was en dat de maatregel van bewaring en de verwijderingsbeschikking gerechtvaardigd waren, gezien het feit dat verzoeker sinds 2014 geen rechtmatig verblijf meer had en geen zicht op legalisering van zijn verblijfstatus. De verzoeken om voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van oordeel was dat er onvoldoende grond was om aan te nemen dat het beroep tegen de beschikking op bezwaarschrift zou slagen. De uitspraak benadrukt dat gezinsleven dat is opgebouwd tijdens onrechtmatig verblijf niet wordt beschermd onder artikel 8 EVRM.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 1 november 2023
Zaaknummers :SXM202301131-LAR 138/2023 SXM202301145-LAR 143/2023
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN BESLISSING
op het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen van:
[verzoeker],
thans verblijvende in vreemdelingendetentie te Sint Maarten,
verzoeker,
gemachtigde: mr. R.M. STOMP,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelend te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikkingen van verweerder van 18 oktober 2023 tot het opleggen van de maatregel van bewaring en een verwijderingsbeschikking, inhoudende dat verzoeker wordt aangemerkt als ongewenst vreemdeling en waarin is bevolen dat verzoeker met ingang van 18 oktober 2023 in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering en waarbij aan hem gedurende drie jaar de toegang tot Sint Maarten wordt ontzegd.
De beschikking van verweerder van 30 oktober 2023 waarbij verweerder het bezwaarschrift van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor verblijf bij echtgenote, ongegrond heeft verklaard.

2.Procesverloop

Namens verzoeker zijn op
24oktober 2023 en op 31 oktober 2023 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier verzoekschriften (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
Op 27 oktober 2023 heeft verweerder een verweerschrift met producties ingediend.
Bij e-mail bericht van 30 oktober 2023 heeft verzoeker aanvullende producties in het geding gebracht.
Mondelinge behandeling van de verzoeken heeft plaatsgevonden ter zitting van 31 oktober 2023. De verzoeken zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. De gemachtigde van verzoeker was via videoverbinding aanwezig. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd. Tevens was voor verweerder aanwezig de heer R. Salome, coördinator grensbewaking. Verweerder heeft een pleitnota overgelegd.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Feiten

Verzoeker is geboren op [geboortedatum] en heeft de Jamaicaanse nationaliteit.
Op 18 oktober 2023 is verzoeker op de Welfare Road te Cole Bay staande gehouden tijdens een algemene controle van verweerder. Nadat verzoeker geen verblijfspapieren kon tonen is hij naar de Mobile Control Unit Office gebracht. Verzoeker is om 11:40 uur gehoord door de Immigratiedienst. Na dit verhoor is verzoeker in vreemdelingenbewaring geplaatst en heeft verweerder de ministeriele verwijderingsbeschikking genomen en de maatregel van bewaring opgelegd. De beschikking vreemdelingenbewaring (en ook de verwijderingsbeschikking van diezelfde datum) is op dezelfde datum aan hem uitgereikt. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld. Op dat beroep is nog niet beslist.
Verzoeker heeft een vergunning tot tijdelijk verblijf (hierna: vttv) gehad met als doel arbeid in loondienst als attendant bij Oil Mop Enviormental Services St Maarten N.V., de laatste geldig tot 24 januari 2014. Zijn verlengingsaanvraag van 24 november 2014 is op 6 januari 2015 afgewezen. Op 20 januari 2022 heeft verzoeker een aanvraag ingediend voor verblijf bij echtgenote. Deze aanvraag is op 16 augustus 2022 afgewezen. Het bezwaar dat verzoeker op 21 januari 2023 daartegen heeft gemaakt, is op 30 oktober 2023 ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft vanaf 2014 tot zin aanvraag op 20 januari 2022 geen rechtmatig verblijf gehad op Sint Maarten en ook geen aanvraag ingediend ter legalisering van zijn verblijf.

4.Beoordeling

De voorzieningenrechter overweegt en oordeelt voorshands als volgt.
4.1.
Volgens artikel 85 van de Lar kan, op verzoek van de indiener van een beroep- of bezwaarschrift, het Gerecht de beschikking geheel of gedeeltelijk schorsen of ter zake een voorlopige voorziening treffen, als de uitvoering van de beschikking voor de belanghebbende onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Landsverordening houdende regeling van de toelating tot en uitzetting uit Sint Maarten (hierna: Ltu) kan de Minister van Justitie personen uit Sint Maarten verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen over toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de Ltu kan de betrokkene, indien hij naar het oordeel van de minister gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien naar zijn oordeel gegronde vrees bestaat dat betrokkene zal trachten zich aan zijn verwijdering te onttrekken, op bevel van de minister ter verzekering van zijn verwijdering in bewaring worden gesteld.
In het beleid dat verweerder ter zake heeft uitgewerkt in de Richtlijnen van verweerder met betrekking tot de toepassing van de Ltu en het Toelatingsbesluit van mei 2012 (hierna: de Richtlijnen) is opgenomen dat de maatregel van bewaring wordt toegepast als deze onvermijdbaar is. Vereist is dat de bewaring noodzakelijk is in het belang van de openbare orde, de openbare rust of de nationale veiligheid. Er wordt pas besloten tot inbewaringstelling indien niet met een lichter controlemiddel kan worden volstaan. Inbewaringstelling zal over het algemeen gerechtvaardigd zijn indien zonder toepassing van de bewaring de vreemdeling zich vrijwel zeker aan de verwijdering zal onttrekken.
4.2.
Allereerst ligt de vraag voor of de staandehouding van betrokkene rechtmatig was. Uit voormelde ambtsedig opgemaakte proces-verbaal alsmede de ter zitting onder ede afgelegde verklaring door immigratieambtenaar mevrouw K.P. Paula, staat vast dat verzoeker is staande gehouden tijdens een algemene controle van verweerder. Deze controle word uitgevoerd in een wijk en bij een supermarkt waarvan het de Immigratiedienst bekend is dat er zich vaak personen ophouden die geen legale verblijfsstatus in Sint Maarten hebben. Bij de controle zijn alle aangetroffen personen (voor zover niet weggerend zonder achterhaald te worden) gecontroleerd. Verzoeker vestigde daarbij de aandacht op zich door weg te lopen toen verzoeker de immigratieofficieren zag, aldus het proces-verbaal. De voorzieningenrechter ziet voorshands geen enkele aanleiding te twijfelen aan de waarnemingen zoals opgenomen in het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal en zoals ter zitting verklaard door Paula. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is de staandehouding rechtmatig. Uit de nadere controle bleek vervolgens dat verzoeker geen verblijfsvergunning heeft om legaal op het eiland te verblijven, waarop hij is aangehouden ter zake van het overtreden van de Ltu.
4.3.
Vast staat dat verzoeker op het moment van staande- en aanhouding niet in het bezit was van een geldig verblijfsdocument voor Sint Maarten. Voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring is verzoeker gehoord. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat op basis van dat gehoor de Immigratiedienst op goede gronden kon aannemen dat verzoeker niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel voor Sint Maarten en aldus hem mocht beschouwen als een persoon die, zoals verweerder in de bestreden verwijderingsbeschikking aangeeft, op grond van artikel 19 lid 1 Ltu uit Sint Maarten kan worden verwijderd. Van enige onrechtmatigheid in de procedure is niet gebleken.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder in redelijkheid de verwijderingsbeschikking zonder vertrektermijn kon nemen en de maatregel van bewaring ter fine van verwijdering kon opleggen. Verzoeker heeft de hem geboden vertrektermijn in 2014 en in 2022 ongebruikt laten verstrijken.
4.5.
Vervolgens ligt de vraag voor of de opgelegde maatregel van bewaring passend en geboden is. Vast staat dat verzoeker sedert 24 januari 2014 geen rechtmatig verblijf meer heeft gehad op Sint Maarten. De recente aanvraag tot tijdelijk verblijf die verzoeker heeft ingediend, is afgewezen omdat niet aan het middelenvereiste is voldaan en omdat verzoeker niet voldeed aan het uitlandigheidsvereiste. Zoals hiervoor is overwogen staat vast dat verzoeker geen gebruik heeft gemaakt van de hem geboden vertrektermijn.
Het voorgaande, tezamen in onderlinge samenhang bezien, brengt mee dat er voldoende reden is voor verweerder om aan te nemen dat verzoeker zich aan het toezicht zal onttrekken. Dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden gevolgd.
4.6.
Ten aanzien van hetgeen verzoeker heeft gesteld met betrekking tot het zicht op legalisering van zijn verblijf overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Uit de stukken die verweerder heeft overgelegd blijkt dat verzoekers aanvraag van 20 januari 2022 voor een vttv voor verblijf op Sint Maarten is afgewezen bij beschikking van 16 augustus 2022. Het bezwaar dat verzoeker op 21 januari 2023 daartegen heeft gemaakt, is op 30 oktober 2023 ongegrond verklaard. Het beroep tegen deze beschikking, zoals de gemachtigde van verzoeker heeft ingesteld, heeft naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter weinig tot geen kans van slagen. De aanvraag van 20 januari 2022 heeft te gelden als eerste aanvraag en verweerder heeft dan ook terecht het uitlandigheidsvereiste tegengeworpen. Voorts heeft verweerder kunnen concluderen dat ten tijde van het nemen van de beslissing op het bezwaarschrift verzoeker niet voldeed aan het inkomensvereiste. Gezien vaste jurisprudentie dient uit de overgelegde financiële stukken te blijken van daadwerkelijk uitbetaalde inkomsten. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat dit niet het geval is. Nu sprake is van een ex-tunc toetsing, kunnen financiële stukken die in de beroepsfase worden overgelegd, zoals ter zitting is aangeboden, verzoeker niet baten (vgl. ECLI:NL:OGHACMB:2015:16). Op grond van hot voorgaande is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat er onvoldoende grond is om aan te nemen dat het beroep tegen de beschikking op bezwaarschrift zal slagen. Dit heeft voorts tot gevolg dat niet kan worden geoordeeld dat er zich op legalisering is.
4.7.
Nu zicht op legalisering van verblijfsstatus ontbreekt, heeft verweerder niet ten onrechte de verwijderingsbeschikking genomen.
4.8.
Voor wat betreft het beroep van verzoeker op artikel 8 EVRM, te weten bescherming van zijn familie- en gezinsleven, is het volgende van belang. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat sprake is van een gezinsleven waaraan verzoeker daadwerkelijk invulling geeft, dan nog blijft het een feit dat dit gezinsleven is ontstaan op een moment dat verzoeker hier te lande geen rechtmatig verblijf had. Verzoeker is immers in 2021 gehuwd, terwijl hij al sinds 2014 zonder legale verblijfsstatus alhier verbleef. Het is vaste jurisprudentie dat gezinsleven opgebouwd tijdens onrechtmatig verblijf niet wordt beschermd door artikel 8 EVRM. Daarnaast is hetgeen verzoeker heeft gesteld omtrent de gezondheid van zijn echtgenote onvoldoende om als bijzondere omstandigheid te gelden.
4.9.
Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet is gebleken dat er geen redelijk uitzicht op verwijdering bestaat.
4.10.
Gezien het vorenstaande en alle omstandigheden beschouwend acht de voorzieningenrechter voorzetting van de aan verzoeker opgelegde bewaring met het oog op verwijdering rechtmatig en is er geen grond om de gevraagde voorzieningen te treffen. De verzoeken worden afgewezen.
Landsverordening administratieve rechtspraak

5.De beslissingHet Gerecht:

in de zaak met zaaknummer SXM202301131-LAR 138/2023:
wijst de verzochte voorzieningen af;
in de zaak met zaaknummer SXM202301145-LAR 143/2023:
wijst de verzochte voorzieningen af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Drenth, rechter in het Gerecht in eerste aanleg to Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 1 november 2023.
Tegen deze beslissing is gem Roger beroep mogelijk.