ECLI:NL:OGEAM:2023:83

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
SXM202300870
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopig getuigenverhoor in civiele zaak tussen Resort of the World N.V. en het Land Sint Maarten

In deze zaak heeft Resort of the World N.V. (ROTW) op 17 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, met het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Dit verzoek is behandeld op de zitting van 1 november 2023. ROTW heeft rechten van erfpacht op verschillende percelen in Sint Maarten en heeft onderhandeld met het Land Sint Maarten over de heruitgifte van deze rechten. ROTW stelt dat het Land niet reageert op verzoeken tot verlenging van de termijn van het erfpachtbesluit en wil opheldering over geruchten dat het Land bepaalde percelen liever aan derden in erfpacht zou willen uitgeven. Het verzoek is door het Land betwist, waarbij het Land aanvoert dat ROTW niet-ontvankelijk is omdat het erfpachtbesluit door het verstrijken van de termijn vervallen is. Het Land stelt ook dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde en dat ROTW misbruik maakt van haar bevoegdheid.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat ROTW er niet in is geslaagd om duidelijk en concreet te maken over welk feitelijk gebeuren de getuigen gehoord zouden moeten worden en waarom deze getuigen daarover mogelijk zouden kunnen verklaren. Het verzoek is afgewezen, en ROTW is veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden zijn begroot op NAf 2.500,-. De beslissing is gegeven door mr. G. Drenth op 29 november 2023.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
Zaaknummer: SXM202300870
Beschikking van 29 november 2023
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
RESORT OF THE WORLD N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
verzoekster, hierna ook: ROTW,
gemachtigden: mr. J. Veen en mr. M.O. Kortenoever,
tegen
de openbare rechtspersoon
HET LAND SINT MAARTEN,
zetelend in Sint Maarten,
verweerder, hierna ook: het Land,
gemachtigde: mr. Z. Bary.

1.Het verloop van de rechtszaak

1.1.
Verzoekster heeft op 17 augustus 2023 een verzoekschrift bij de griffie ingediend. Het verzoek is, na uitstel in overleg met partijen, behandeld op de zitting van 1 november 2023. Op de zitting heeft de rechter gesproken met:
- [ naam] en [naam] zijdens verzoekster, bijgestaan door de gemachtigde Veen;
- de gemachtigde van het Land.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is zijdens het Land een verweerschrift ingediend. Mr. Veen heeft zich bediend van overgelegde pleitnotities.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
ROTW heeft rechten van erfpacht op een aantal percelen in de wijk [naam]. Het betreft de percelen K1/1959, K2/1959, K3/1953, 180/1970 en 003/1980 (nadien gesplitst in drie percelen 336/1991, 290/1991 en 003/1980 rem). De naamloze vennootschap Marone N.V. heeft het recht van erfpacht op perceel 090/1973 rem. De naamloze vennootschap Madco N.V. heeft het recht van erfpacht op perceel 170/2016. Laatstgenoemde vennootschappen willen deze rechten prijsgeven onder de voorwaarden dat een recht van erfpacht op deze percelen wordt uitgegeven ten gunste van ROTW. Het Land is eigenaar van alle genoemde percelen.
2.2.
ROTW en het Land hebben onderhandeld over heruitgifte van de rechten van erfpacht op de genoemde percelen.
2.3.
Bij brief van 25 november 2021 heeft het Land aan ROTW bericht geen bezwaar te hebben tegen het beëindigen en gelijktijdig heruitgeven van het erfpacht, gesplitst in 4 afzonderlijke erfpachtrechten (hierna: het erfpachtbesluit). In het erfpachtbesluit zijn onder andere bepalingen opgenomen over de canon en de bestemming. Verder vermeldt het erfpachtbesluit:
“t. Dit besluit vervalt, indien de inschrijving van de aktes van de erfpachtverlening en vervallenverklaring van de huidige daarmee corresponderende erfpachtrechten in de daartoe bestemde Openbare Registers niet binnen zes (6) maanden na dagtekening van dit besluit heeft plaatsgevonden;
u. Indien voor het verstrijken van de in onderdeel t. genoemde termijn de erfpachter daartoe een met redenen omkleed schriftelijk verzoek indient, kan de Minister besluiten deze termijn te verlengen;’
2.4.
ROTW heeft op 3 mei 2022 een verlengingsverzoek gedaan en nadien diverse herinneringen gestuurd. ROTW heeft op 2 december 2022 opnieuw om verlenging van de termijn verzocht. Daarop is geen reactie gekomen. Tussen deze data en nadien is er nog wel gecorrespondeerd tussen ROTW en het Land over aanverwante kwesties, zoals de perceelsgrenzen en (gesteld) verschuldigde canon.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Verzoekster vraagt het Gerecht om een voorlopig getuigenverhoor te bevelen teneinde de getuigen [naam], [naam], [naam], [naam] en [naam] te horen.
3.2.
Verzoekster legt aan dit verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag. Tussen ROTW en het Land bestaat overeenstemming over de verlenging en heruitgifte van rechten van erfpacht op de percelen in [naam], neergelegd in het erfpachtbesluit. Het Land reageert echter niet op verzoeken tot verlenging van de termijn van het erfpachtbesluit of op de vraag van ROTW of het Land uitvoering zal gaan geven aan het erfpachtbesluit. ROTW wil opheldering over wat er op de achtergrond speelt en zij wil duidelijkheid verkrijgen over de geruchten die er gaan dat het Land bepaalde percelen liever aan derden in erfpacht zou willen uitgeven en daarom niet reageert op brieven. ROTW wil een bodemprocedure aanspannen tegen het Land waarin zij nakoming vordert van de afspraken die vastliggen in het erfpachtbesluit en eventuele aanvullende schadevergoeding. ROTW wil op voorhand weten of het zinvol is deze procedure aan te spannen en zij wil bewijs verzamelen ter ondersteuning van stellingen, waaronder de stelling dat er geen reden is voor het Land het erfpachtbesluit niet na te leven, aldus nog steeds ROTW.
3.3.
Verweerder brengt hier, samengevat, het volgende tegenin. ROTW is niet-ontvankelijk in haar verzoek. Het erfpachtbesluit is door het verstrijken van de termijn vervallen. De Minister moet nog een nieuw besluit nemen over de verlenging en heruitgifte van de rechten van erfpacht. De procedure van het voorlopig getuigenverhoor staat niet open voor het horen van de mensen die betrokken zijn bij een lopend besluitvormingsproces. Zij worden beschermd door de Landsverordening Openbaarheid van Bestuur. ROTW heeft ook geen belang bij het horen van ambtenaren die de Minister adviseren, omdat het de Minister is die uiteindelijk de beslissing neemt.
3.4.
Het verzoek dient ook op inhoudelijke gronden afgewezen te worden, aldus het Land. ROTW maakt misbruik van bevoegdheid door op basis van geruchten ambtenaren te willen gaan horen over wat een Minister wel of niet zal gaan beslissen. ROTW probeert hiermee ook informatie te verzamelen om in een andere zaak, tussen Madco N.V. en het Land, te gebruiken. ROTW heeft geen in rechte te respecteren belang bij het onderzoeken van geruchten die rondgaan over een nog te nemen beslissing door de Minister. Er is sprake van een ‘fishing expedition’ om op goed geluk een verklaring uit te lokken over het Land.
Het verzoek is ook in strijd met de goede procesorde, omdat ROTW heeft verzuimd de verlopende termijn veilig te stellen. Via een zijdeur probeert zij nu alsnog de Minister te dwingen tot verlenging of heruitgifte van de rechten van erfpacht. Een ander zwaarwichtig belang dat tot afwijzing van het verzoek moet leiden, is dat de Minister en ambtenaren hun werk moeten kunnen doen zonder te hoeven vrezen als getuige gehoord te worden. Zelfs op grond van de LOB hoeft informatie uit documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad of die over tot personen herleidbare beleidsopvatting gaan, niet verstrekt te worden.
Tot slot is het verzoek in zijn geheel en per persoon onvoldoende concreet onderbouwd, aldus nog steeds het Land.

4.De redenen voor de beslissing

4.1.
Op grond van artikel 166 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan het Gerecht op verzoek van een belanghebbende onverwijld een voorlopig getuigenverhoor bevelen, in de gevallen waarin bij de wet het bewijs door getuigen is toegelaten.
4.2.
Een voorlopig getuigenverhoor is bedoeld om de verzoeker ervan in staat te stellen duidelijkheid te krijgen over bepaalde feiten waarvan hij in een eventuele procedure de bewijslast heeft, zodat hij zijn proceskansen beter kan inschatten. Het verzoekschrift moet de aard en het beloop van de vordering vermelden en de feiten of rechten die de verzoeker wil bewijzen. Dit moet de verzoeker zodanig doen, dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden en voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het getuigenverhoor betrekking zal hebben. De verzoeker hoeft niet al in het verzoekschrift nauwkeurig aan te geven welke feiten en stellingen hij aan de voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en over welke feiten hij getuigen wil laten horen. Hij hoeft zich ook niet uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en de omvang van door hem geleden schade. Wel moet hij voldoende duidelijk, en dus ook concreet, vermelden over welk (feitelijk) gebeuren de getuigen zullen worden gehoord en, zo nodig, waarom de te horen getuigen hierover mogelijk kunnen verklaren. Als een verzoek voldoende concreet en ter zake dienend is en feiten bevat die zich lenen voor getuigenverhoor, zal de rechter het verzoek toewijzen, tenzij er feiten en omstandigheden zijn op grond waarvan de rechter moet aannemen dat van de bevoegdheid om een voorlopig getuigenverhoor te verzoeken misbruik wordt gemaakt, dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat het verzoek afstuit op een ander, zwaarwichtig, bezwaar of dat de verzoeker bij toewijzing van het verzoek onvoldoende belang heeft.(vgl. ECLI:NL:GHDHA:2023:998)
4.3.
Het Gerecht is van oordeel dat verzoekster er niet in is geslaagd duidelijk en concreet te maken over welk feitelijk gebeuren de getuigen gehoord zouden moeten worden en waarom juist deze getuigen daarover mogelijk zouden kunnen verklaren. Hetgeen ROTW naar voren brengt als doel van het voorlopige getuigenverhoor betreft enerzijds een juridische stellingname (dat ‘er geen valide redenen zijn om niet na te komen’) en is anderzijds zo vaag en onbepaald (het verkrijgen van ‘opheldering over wat er op de achtergrond speelt en duidelijkheid over de geruchten’) dat onduidelijk is waarover het getuigenverhoor nu zou moeten gaan. Het verzoek zal daarom worden afgewezen. De overige weren van het Land kunnen onbesproken blijven.
4.4.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal ROTW in de kosten worden veroordeeld. Deze kosten worden tot op heden begroot op NAf 2.500,- (2 punten x tarief 5).

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst het verzoek af;
5.2.
veroordeelt ROTW in de proceskosten, tot op heden begroot op NAf 2.500,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. G. Drenth, rechter bij dit Gerecht, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen zes weken, te rekenen van de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen zes weken na de betekening daarvan of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden.