ECLI:NL:OGEAM:2023:25

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
SXM202101283
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad van het Land Sint Maarten door strijd met beginselen van behoorlijk bestuur en vordering tot (her)uitgifte in erfpacht

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. J.G. Bloem, een vordering ingediend tegen het Land Sint Maarten, vertegenwoordigd door mr. R.F. Gibson jr. De zaak betreft een geschil over de (her)uitgifte van percelen grond in erfpacht, die door het Land was geweigerd op basis van een besluit van 25 mei 2021. Eiseres stelt dat deze weigering in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en dat het Land onrechtmatig heeft gehandeld. De feiten van de zaak zijn complex en omvatten onder andere een eerdere beslissing van de minister van VROMI om de percelen in erfpacht uit te geven, alsook een kort geding vonnis dat het Land verbood om de percelen aan een ander uit te geven. De rechter oordeelde dat het Land in strijd heeft gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur door de afwijzing van het verlengingsverzoek van eiseres ongemotiveerd te laten. De rechter heeft geoordeeld dat het Land moet meewerken aan de (her)uitgifte van de percelen in erfpacht, en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval het Land in gebreke blijft.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202101283
Vonnis d.d. 7 februari 2023
inzake
[eiseres],
gevestigd in Sint Maarten,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.G. BLOEM,
tegen
HET LAND SINT MAARTEN,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,
Partijen zullen hierna [eiseres] en het Land worden genoemd.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift met producties, op 14 oktober 2021 ter griffie ingediend;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • een brief d.d. 15 november 2022 van mr. Bloem, met producties;
  • de aantekeningen van de griffier gemaakt tijdens de pleidooien;
  • de mail d.d. 17 november van mr. Bloem met als bijlage het op 5 november 2021 door het Gerecht tussen partijen gewezen vonnis in kort geding.
1.2.
De pleidooien hebben op 17 november 2022 plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen en hun gemachtigden. Eiseres werd vertegenwoordigd door de heer [bestuurder], die werd vergezeld door zijn echtgenote; gedaagde werd vertegenwoordigd door de heer [adviseur], legal policy advisor van het ministerie van VROMI. Partijen hebben hun wederzijdse standpunten (nader) uiteengezet, mede aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen.
1.3.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De volgende feiten zullen in dit geding als tussen partijen vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten blijken uit overgelegde stukken en/of volgen uit stellingen van partijen voor zover deze door de ene partij zijn aangevoerd en door de andere partij zijn erkend of niet zijn betwist.
2.2.
Op aanvraag d.d. 24 januari 2005 van de heer [bestuurder] heeft de minister van VROMI [1] op 12 januari 2018 beslist dat twee percelen grond [2] aan zijn vennootschap, [eiseres], in erfpacht worden uitgegeven. Het besluit vermeldt dat de erfpacht aanvangt op de transportdatum van de notariële akte van erfpachtverlening en wordt verleend voor de duur van zestig jaren tegen een jaarlijkse canon van NAf 14.720,-.
2.3.
Onder I sub k bevat het besluit:

Dit besluit vervalt, indien de inschrijving van de akte van erfpachtverlening in de daartoe bestemde Openbare Registers niet binnen zes (6) maanden na dagtekening van dit besluit heeft plaatsgevonden”;
en onder I sub n:

Indien voor het verstrijken van de in de onderdelen k. en m. genoemde termijnen de erfpachter daartoe een met redenen omkleed schriftelijk verzoek indient, kan de Minister besluiten deze termijnen te verlengen”.
2.4.
Voorafgaand aan het besluit had de minister van VROMI [3] bij brief d.d. 31 juli 2017 [eiseres] toestemming verleend om in afwachting van een formele beslissing het terrein schoon te maken, alsmede er materieel en materialen op te plaatsen.
2.5.
Op 15 januari 2018 heeft [eiseres] terzake van canon een bedrag van NAf 14.720,- aan het Land betaald onder vermelding van “erfpacht 2018”.
2.6. [
Eiseres] heeft op 5 juli 2018 aan de minister van VROMI [4] onder meer het volgende bericht:

Due to unforseen circumstances, the decree will not be able to be registered at a notary before the deadline established in article I sub k. I however have be informed by persons within the ministry of the possibility to have the decree extended based on a written request to your person as Minister of VROMI.
I therefore hereby request that mentioned decree be extended under the same conditions as initially awarded, to afford the opportunity to have it registered as required.
2.7.
De minister van VROMI [5] heeft hierop op 25 mei 2021, bijna drie jaar later derhalve, als volgt schriftelijk gereageerd:

Your request has been received on July 5th, 2018 for the extension of your resolution d.d. Jan. 12th 2018 for the parcel of land located on the Soualiga Drive, Pond Island, Philipsburg.
I hereby inform you that your request for renewal of said resolution has been denied.
Trusting to have informed you sufficiently.
2.8.
Bij vonnis in kort geding d.d. 5 november 2021 [6] heeft het Gerecht het Land verboden om de beide percelen aan een ander dan [eiseres] in erfpacht uit te geven en/of deze percelen te belasten en/of te verhuren totdat de bodemrechter bij een in kracht van gewijsde gegaan vonnis anders heeft geoordeeld, een en ander op straffe van een dwangsom van $ 500.000,- in geval van schending van dit verbod.
2.9.
Het zogenoemde Resettlement Action Plan d.d. 25 mei 2022 bevat onder meer het volgende:

Resettlement Area of Impact (RAI): delineated project area directly impacted by the project which requires involuntary resettlement …” (pagina 8);

The Resettlement Area of Impact (RAI) … was delineated based on the potential risk of slope collapse, general health and safety risks due to waste management activities and need for additional land for landfill operations.” (pagina 13);

At the same time, the Yellow Zone within a radius of 1.000 feet was established as a “notification zone” where community would be notified of the fire suppression activities and prepared for evacuation in case conditions deteriorated.” (pagina 33).
2.10.
Perceel 38/2007 ligt geheel in de Yellow Zone, perceel 206/2017 ligt grotendeels in de Yellow Zone en voor een klein gedeelte in de RAI.

3.Het geschil

3.1. [
Eiseres] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primairom het Land te bevelen om binnen 48 uur na betekening van het vonnis in deze zaak, op straffe van verbeurte van een dwangsom van $ 5.000,- per dag of dagdeel dat het Land in gebreke blijft om aan het bevel te voldoen tot een maximum van $ 1.000.000,-, tot de (her)uitgifte in erfpacht over te gaan van de percelen grond omschreven in de meetbrieven 38/2007 en 206/2017, dit conform het vervallen Erfpachtbesluit d.d. 12 januari 2018;
subsidiairom voor recht te verklaren dat het Land door het Erfpachtbesluit te laten vervallen, voordien te weigeren om het Erfpachtbesluit uit te voeren en nadien te weigeren om tot heruitgifte in erfpacht over te gaan, onrechtmatig handelde jegens [eiseres], waardoor het Land gehouden is om de dientengevolge door [eiseres] geleden en nog te leiden schade, opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet, te vergoeden;
primair en subsidiairom het Land te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [
Eiseres] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De ongemotiveerde afwijzing d.d. 25 mei 2021 is een privaatrechtelijke rechtshandeling die in strijd is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Tevens is sprake van onrechtmatige daad en misbruik van wanprestatie gepleegd door het Land. Een belangenafweging behoort in het voordeel van [eiseres] uit te vallen.
3.3.
Het Land heeft het volgende tot verweer gevoerd. De opvolgend minister had bezwaar tegen evident in het kader van “afscheidsbeleid” afgegeven erfpachtbesluiten en overwoog daarom om niet over te gaan tot ondertekening van nadien daarvoor door de notaris op te stellen akten. Het moet voor [eiseres] zonder enige twijfel duidelijk zijn geweest dat het vervallen verklaren van het besluit d.d. 18 januari 2018 ook in die context moet worden bezien. Vanwege de planontwikkeling met betrekking tot de dump vindt het Land het (momenteel) niet opportuun om percelen in de omgeving daarvan in erfpacht uit te geven.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De beslissing in het kort
4.1.
De wijze waarop het Land in deze casus met de belangen van [eiseres] is omgegaan is zodanig in strijd met diverse beginselen van behoorlijk bestuur dat het onrechtmatig is. De daarop volgende belangenafweging valt in het voordeel van [eiseres] uit. Het Land zal daarom moeten meewerken aan het tot stand brengen van een situatie waarin [eiseres] als erfpachter alsnog gebruik kan gaan maken van (het grootste deel van) de percelen.
Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
4.2.
In het Didamarrest [7] heeft de Hoge Raad onder meer het volgende overwogen:

Op grond van art. 3:14 BW mag een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt, niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot de regels van publiekrecht behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit betekent dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen.
Het Gerecht zal deze zaak mede aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.3.
Het bij brief d.d. 25 mei 2021 bekend gemaakte besluit (hierna: het Besluit) heeft niet alleen te lang op zich laten wachten maar is bovenal volstrekt ongemotiveerd. Een overheid behoort voortvarend en zorgvuldig te handelen. Met het Besluit heeft het Land niet aan deze eisen voldaan. Gelet op het hiernavolgende heeft het Land bovendien gehandeld in strijd met het verbod op willekeur.
4.4.
Dat volgens het Land [eiseres] haar verlengingsverzoek niet had gemotiveerd kan het Land niet baten. Het Land had eenvoudigweg [eiseres] kunnen vragen om een nadere onderbouwing, waarmee een begin zou zijn gemaakt met een zorgvuldige behandeling van dat verzoek.
4.5.
Dat inwilliging van het verlengingsverzoek beleidsmatig niet mogelijk was, heeft het Land niet onderbouwd, zodat ook daaraan voorbij gegaan wordt. Met name is niet gebleken dat het Land vooruit heeft willen lopen op de mogelijk toen al bekend zijnde contouren van het Resettlement Action Plan.
4.6.
Anders dan het Land meent, was voor [eiseres] niet kenbaar dat het Besluit gebaseerd was op de wens van de minister om erfpachtbesluiten terug te draaien die volgens hem in het kader van “afscheidsbeleid” [8] waren genomen. Het Besluit is geheel niet gemotiveerd, terwijl evenmin is gebleken dat [eiseres] anderszins op de hoogte was of had kunnen zijn van die basis van het Besluit.
4.7.
Dat [eiseres] heeft geprofiteerd van een op basis van “afscheidsbeleid” genomen erfpachtbesluit heeft het Land onvoldoende onderbouwd. Weliswaar gaat het hier om een schaars overheidsgoed (grond) en is het erfpachtbesluit genomen vlak voor een bestuurswisseling, maar niet is gebleken van een negatief ambtelijk advies noch van een inhoudelijk twijfelachtige en onvoldoende voorbereiding.
Onrechtmatige daad
4.8.
Aldus heeft het Land middels het Besluit gehandeld in strijd met het voortvarendheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het verbod op willekeur. Hiermee heeft het een onrechtmatige daad jegens [eiseres] gepleegd.
Belangenafweging
4.9.
Op grond van het bovenstaande zal alsnog uitvoering moeten worden gegeven aan het Erfpachtbesluit d.d. 12 januari 2018, tenzij een belangenafweging met zich brengt dat dat niet (zonder meer) van het Land kan worden verlangd.
4.10.
Het Land heeft gesteld dat het thans de percelen niet in erfpacht wenst uit te geven vanwege (de ontwikkeling van) plannen met betrekking tot de vuilnisbelt (de dump) en de infrastructuur van de omgeving. Een deel van de percelen ligt in de RAI en de rest ligt in de Yellow Zone. Dit brengt volgens het Land met zich dat het (thans) niet wil dat er iets op de percelen wordt ontwikkeld.
4.11.
Juist is dat een deel van de percelen in de RAI ligt. Uit de bij conclusie van dupliek overgelegde productie blijkt echter dat dit slechts om een klein gedeelte – zowel absoluut als relatief – van één van de twee percelen gaat. Dit vormt daarom geen belemmering om de percelen
grotendeelsin erfpacht uit te geven; van het Land kan niet gevergd kan worden dat het het deel dat in de RAI ligt in erfpacht uitgeeft [9] . De rest van de percelen ligt in de Yellow Zone. Deze ligging vormt evenmin een belemmering omdat die zone slechts een “notificatiezone” is zoals hierboven onder 2.9. omschreven.
Dwangsom
4.12.
Tegen de gevorderde dwangsom is geen verweer gevoerd. Het Gerecht ziet ambtshalve geen aanleiding om de dwangsom af te wijzen dan wel te matigen.
Proceskosten
4.13.
Het Land zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op:
explootkosten NAf 240,50
griffierecht NAf 450,00
salaris gemachtigde
NAf 3.750,00(3 punten tarief 5)
totaal: NAf 4.440,50.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
beveelt het Land om binnen twee weken na betekening van dit vonnis, op straffe van verbeurte van een dwangsom van $ 5.000,- per dag of dagdeel dat het Land in gebreke blijft om aan het bevel te voldoen tot een maximum van $ 1.000.000,-, tot de (her)uitgifte in erfpacht over te gaan van de percelen grond omschreven in de meetbrieven 38/2007 en 206/2017,
voor zover deze blijkens de bij conclusie van dupliek overgelegde productie niet in de RAI gelegen zijn, dit conform het vervallen Erfpachtbesluit d.d. 12 januari 2018;
5.2.
veroordeelt het Land in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op NAf 4.440,50;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023.

Voetnoten

1.Op dat moment de heer Emmanuel.
2.Beschreven in de meetbrieven 38/2007 (1.244 m2) en 206/2017 (596 m2), totaal 1840 m2.
3.Op dat moment de heer Emmanuel
4.Op dat moment de heer Giterson.
5.Op dat moment de heer Doran.
6.Zaaknummer SXM20221282.
8.Met het gebruik van het woord “afscheidsbeleid” lijkt het Land aansluiting te zoeken bij bestendige jurisprudentie van het Gemeenschappelijk Hof c.q. het Gerecht zoals kenbaar uit onder meer ECLI:NL:OGEAM:2021:82 (Versatile/Land).
9.Dit heeft tot gevolg dat de oppervlakte van het in erfpacht uit te geven land afneemt, hetgeen gevolgen heeft voor de hoogte van de canon. Het Gerecht vertrouwt erop dat partijen hieromtrent tot een passende oplossing zullen komen.