ECLI:NL:OGEAM:2023:24

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
SXM202300130
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en verzoek om doorbetaling loon afgewezen

In deze zaak heeft de werkneemster, die sinds 17 november 2008 in dienst was bij Nagico General Insurance Co. N.V., een verzoek ingediend tot doorbetaling van haar salaris en andere vergoedingen na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De werkneemster was sinds 5 juli 2021 arbeidsongeschikt en er zijn pogingen ondernomen om tot een vaststellingsovereenkomst te komen, maar deze zijn niet succesvol gebleken. Nagico heeft de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022 beëindigd, volgens de afspraken die zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst van 5 april 2022. De werkneemster betwistte de geldigheid van deze overeenkomst, maar het Gerecht oordeelde dat er voldoende overeenstemming was bereikt over de essentialia van de beëindiging. Het verzoek van de werkneemster om doorbetaling van loon en andere vergoedingen werd afgewezen, omdat de arbeidsovereenkomst al was beëindigd en de werkneemster geen recht had op verdere loonbetaling. Het Gerecht compenseerde de proceskosten tussen partijen, maar benadrukte dat Nagico gehouden is aan de nakoming van de vaststellingsovereenkomst.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202300130
Beschikking d.d. 31 mei 2023
inzake
[werkneemster],wonende in Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: “[werkneemster]”,
procederende in persoon,
tegen
Nagico General Insurance Co. N.V., [1] gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: “Nagico”,
gemachtigde: mr. J.J. Rogers.

1.1. Het procesverloop

1.1. [
Werkneemster] heeft op 7 februari 2023 een verzoekschrift (‘
Request court order for payment’) met producties ingediend. Nagico heeft op 21 maart 2023 een verweerschrift met een productie ingediend.
1.2.
Het verzoek is behandeld op 22 maart 2023 in aanwezigheid van [werkneemster] in persoon en [HR-manager], HR-manager van Nagico, met mr. Rogers. De aanwezigen hebben hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechter beantwoord. Mr. Rogers heeft, met instemming van [werkneemster], een aantal stukken overgelegd.
1.3.
Vervolgens is de zaak aangehouden en zijn partijen verder met elkaar in overleg getreden. Zij hebben geen minnelijke regeling kunnen bereiken.
1.4.
Tot slot is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1. [
Werkneemster] is op 17 november 2008 in dienst getreden bij Nagico, waar zij laatstelijk de functie van ‘
Senior Underwriting Manager’ vervulde tegen een brutoloon van NAf 8.500,00 exclusief emolumenten.
2.2. [
Werkneemster] is op 5 juli 2021 arbeidsongeschikt verklaard.
2.3.
In oktober 2021 heeft bedrijfsarts Medwork gerapporteerd dat onduidelijk is of [werkneemster] zal kunnen re-integreren of dat een “
responsible discharge” op zijn plaats is. Vervolgens zijn partijen een mediationtraject begonnen om te komen tot een vaststellingsovereenkomst ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zonder succes.
2.4.
Nagico heeft [werkneemster] bij brief van 4 januari 2022 uitgenodigd voor een gesprek over de mogelijkheden tot re-integratie. In diezelfde brief schreef Nagico dat het salaris van [werkneemster] zal worden verminderd met 50% vanaf januari 2022 en met 100% vanaf februari 2022, en dat de secundaire arbeidsvoorwaarden intact blijven met uitzondering van de vergoedingen voor beltegoed en benzine.
2.5.
Tijdens het gesprek, dat plaatsvond op 20 februari 2022, heeft [werkneemster] bij Nagico haar verhaal gedaan over gebeurtenissen die hebben geleid tot haar arbeidsongeschiktheid. Naar aanleiding hiervan heeft Nagico onderzoek laten verrichten naar de situatie door Risk Solutions Caribbean B.V. die daarvan een rapport heeft opgesteld.
2.6.
Partijen, [werkneemster] bijgestaan door mr. Marica en Nagico door mr. Rogers, hebben vervolgens onderhandeld over de voorwaarden voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Op 23 maart 2022 heeft mr. Marica per e-mail een (tegen)voorstel gedaan. Dat voorstel is namens Nagico op 25 maart 2022 geaccepteerd, waarbij een vaststellingsovereenkomst is gestuurd. Na opmerkingen van mr. Marica is op 5 april 2022 een bijgewerkte versie toegestuurd. Hierop is geen reactie gekomen.
2.7.
Op of rond 7 juli 2022 heeft [werkneemster], inmiddels bijgestaan door mr. Schijve, een nieuwe vaststellingsovereenkomst gestuurd naar Nagico. Hierin staat ten opzichte van de eerdere afspraken een aantal nieuwe voorwaarden, waaronder doorbetaling van loon en vergoeding van juridische kosten.

3.Het geschil

3.1. [
Werkneemster] verzoekt dat het Gerecht, samengevat, Nagico veroordeelt tot:
doorbetaling van haar salaris gedurende onbepaalde tijd;
betaling van USD 7.818,44 aan gemaakte juridische kosten;
kwijtschelding van de lening die [werkneemster] heeft bij Nagico bij wijze van emotionele schadevergoeding;
uitbetaling van 20 vakantiedagen;
of uitbetaling van een lumpsum van NAf 1.020.000,00 als emotionele schadevergoeding;
verwijdering van het onderzoeksrapport uit het dossier van [werkneemster].
3.2.
Nagico heeft verweer gevoerd.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover dat van belang is voor de beoordeling, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nagico stelt zich op het standpunt dat partijen een ‘gave overeenkomst’ hebben gesloten, namelijk de versie van 5 april 2022. Op grond van die vaststellingsovereenkomst is de arbeidsovereenkomst tot een einde gekomen op
1 mei 2022, is de kwestie afgehandeld en het verzoek niet toewijsbaar, aldus Nagico.
4.2. [
Werkneemster] heeft ten stelligste betwist dat zij een overeenkomst heeft gesloten. [Werkneemster] stelt dat zij die niet heeft ondertekend “
because it basically entails me “walking away empty handed” which is unlawful”. Daarop heeft Nagico ter zitting, met instemming van [werkneemster], correspondentie tussen mr. Rogers en mr. Marica overgelegd met betrekking tot de voorwaarden voor beëindiging en (de bewoordingen van) de vaststellingsovereenkomst. Daaruit volgt dat mr. Marica op 23 maart 2022 een tegenvoorstel heeft gedaan in vier bulletpoints, die zien op i) de hoogte van de vergoeding, ii) overname van de pensioenschuld door Nagico en aftrek van dat bedrag van de uit te keren vergoeding, ii) de beëindigingsdatum en iv) behoud van pensioenopbouw. Deze punten zijn door Nagico op 25 maart 2022 geaccepteerd en in de door mr. Rogers opgestelde vaststellingsovereenkomst opgenomen. Op verzoek van mr. Marica is vervolgens aanvullend opgenomen dat [werkneemster] een netto uitbetaling van zorgpremies gedurende een jaar zal ontvangen en zijn er wat andere (tekstuele) aanpassingen doorgevoerd. Een aantal andere nadere punten van mr. Marica is niet overgenomen, waarvoor de reden van afwijzing is toegelicht in de begeleidende mail van mr. Rogers; die punten zien op de beschreven feiten in de overwegingen, het moment van aftrek van de pensioenschuld, de finale kwijting en aanvullende uitbetaling van vakantiedagen en ‘
travel allowance’. Hierna is de discussie tot een halt gekomen – althans is er niet meer namens [werkneemster] gereageerd - en is de overeenkomst niet door partijen ondertekend.
4.3.
Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken is het Gerecht van oordeel dat tussen partijen een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW tot stand is gekomen. Op 25 maart 2022 is immers overeenstemming bereikt over de essentialia van de beëindiging – met name de beëindigingsdatum en de hoogte van de vergoeding – die vervolgens zijn uitgewerkt in de door mr. Rogers opgestelde vaststellingsovereenkomst en die vervolgens verder is aangevuld. De openstaande punten, naar voren gebracht nadat op de hoofdlijnen al door middel van aanbod en aanvaarding overeenstemming was bereikt, zijn voor de beëindiging van ondergeschikt belang. Dat de overeenkomst niet is ondertekend is niet doorslaggevend voor de beoordeling of er een overeenkomst is gesloten; uit de schriftelijke stukken volgt voldoende dat daadwerkelijk sprake is geweest van overeenstemming over (in ieder geval) de essentialia van de overeenkomst.
4.4.
Als de betwisting door [werkneemster] zo moet worden opgevat dat mr. Marica niet beschikte over een volmacht om namens haar de overeenkomst te sluiten, en als er dan van uit moet worden gegaan dat inderdaad geen volmacht is verleend, dan kan dat [werkneemster] niet baten. [Werkneemster] heeft bevestigd dat zij “
several lawyers” had ingeschakeld, waaronder mr. Marica tot ergens in mei 2022. Daarmee staat vast dat mr. Marica destijds optrad als advocaat van [werkneemster]. Mr. Marica heeft zich als zodanig jegens Nagico gepresenteerd en heeft namens [werkneemster] de onderhandelingen over de beëindiging gevoerd. Uit de correspondentie volgt dat de onderhandelingen zowel schriftelijk als telefonisch plaatsvonden. In de berichten schreef mr. Marica steeds dat “
client is willing to accept the following”, “
I have forwarded your second draft to client and discussed the conditions”, et cetera. Uit de verdere inhoud van de berichten volgt dat zij beschikte over alle relevante informatie en documenten, inclusief documenten betreffende de medische situatie van [werkneemster]. Als er geen sprake was van een toereikende volmacht om [werkneemster] te binden, dan leiden die feiten en omstandigheden ertoe dat bij Nagico naar verkeersopvattingen wel de
schijnis gewekt dat mr. Marica beschikte over een toereikende volmacht, waarop Nagico mocht vertrouwen (zie hiertoe onder meer ECLI:NL:HR:2017:142). Die feiten en omstandigheden dienen voor risico van [werkneemster] te komen, zodat het handelen van mr. Marica kan worden toegerekend aan [werkneemster]. Dat betekent dat [werkneemster] is gebonden aan de afspraken zoals die door mr. Marica namens haar zijn overeengekomen.
4.5.
De conclusie luidt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 mei 2022 is beëindigd met wederzijds goedvinden, volgens de afspraken die partijen hebben gemaakt en zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van 5 april 2022.
4.6.
Voorgaande conclusie betekent het volgende voor het verzoek van [werkneemster].
4.6.1.
Het eerste onderdeel van haar verzoek ziet op doorbetaling van loon voor onbepaalde tijd. Omdat de arbeidsovereenkomst al is beëindigd, heeft zij geen recht op loonbetaling vanaf 1 mei 2022. Met betrekking tot de periode daarvóór geldt dat [werkneemster] vanaf 5 juli 2021 tot en met december 2021 – een kleine zes maanden – 100% van haar loon doorbetaald heeft gekregen en in januari 2022 nog 50% heeft gekregen. Daarmee is, zoals Nagico stelt, voldaan aan de verplichting om tijdens ziekte het loon door te betalen gedurende een betrekkelijk korte tijd (artikel 7:629 lid 1 BW). [Werkneemster] kan daarom geen aanspraak maken op nog verdere loonbetaling.
4.6.2.
Het tweede onderdeel van het verzoek ziet op kosten die [werkneemster] heeft gemaakt voor juridische bijstand. Zulke kosten zijn alleen toewijsbaar voor zover [werkneemster] in de procedure in het gelijk wordt gesteld, en worden in dat geval begroot op grond van het liquidatietarief. Gelet op de uitkomst van de procedure, komen de door [werkneemster] gemaakte juridische kosten niet voor vergoeding in aanmerking.
4.6.3.
Het derde onderdeel ziet op kwijtschelding (“
be nullified”) van “
the outstanding loan with NAGICO”. Het Gerecht begrijpt dat deze lening niet is verstrekt door Nagico, maar door het NPFF-pensioenfonds zodat dit verzoek op feitelijke grond al niet toewijsbaar kan zijn. Bovendien is deze lening onderdeel van de vaststellingsovereenkomst, waarin is opgenomen dat die door Nagico wordt overgenomen (afgelost) en dat het bedrag van die lening wordt afgetrokken van de aan [werkneemster] uit te keren vergoeding. Hierover hebben partijen dus afspraken gemaakt.
4.6.4.
Het vierde onderdeel van het verzoek ziet op uitbetaling van 20 vakantiedagen. [Werkneemster] heeft niet toegelicht wanneer zij deze vakantiedagen heeft opgebouwd. Nagico heeft deze post gemotiveerd betwist met onder meer verwijzing naar artikel 3 lid 1 van de Vakantieregeling op grond waarvan eventuele vakantiedagen zijn vervallen vanwege [werkneemster]s ziekteverlof van langer dan 6 maanden. Ook dit onderdeel is dus niet toewijsbaar.
4.6.5.
Het vijfde onderdeel ziet op emotionele schadevergoeding. [Werkneemster] heeft onvoldoende onderbouwd dat zij emotionele schade als gevolg van het handelen van Nagico heeft geleden. Daarnaast heeft [werkneemster] niet duidelijk gemaakt hoe zij komt tot het gevraagde bedrag van NAf 1.020.000,00. De schadevergoeding zal daarom worden afgewezen.
4.6.6.
Het laatste onderdeel ziet op verwijdering van het rapport van Risk Solutions Caribbean B.V. uit het dossier van [werkneemster]. Daarover heeft Nagico toegelicht dat dit rapport zich niet in haar personeelsdossier bevindt. Bovendien is in de vaststellingsovereenkomst een geheimhoudingsclausule opgenomen ten aanzien van “
the nature/background of the termination”, waaronder dit rapport moet worden begrepen. Voor zover [werkneemster] zich zorgen maakt over verspreiding van het rapport door Nagico, wordt dat dus door deze clausule ondervangen.
4.7.
Het verzoek van [werkneemster] is dus niet toewijsbaar, mede op de grond dat partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten. Het Gerecht merkt op dat niet is gesteld of gebleken dat Nagico zélf uitvoering heeft gegeven aan de vaststellingsovereenkomst, waarop zij – met succes - haar verweer heeft gebaseerd. Dit terwijl Nagico daartoe allang had kunnen overgaan; zij kan immers de overeengekomen bedragen aan [werkneemster] uitkeren zonder dat daarvoor haar medewerking is vereist. Dat betekent dat [werkneemster] tot op heden verstoken is gebleven van de bedragen waarop zij uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst recht heeft, hetgeen zeker zal hebben bijgedragen aan de door [werkneemster] gevoelde noodzaak om deze procedure te starten. Hoewel het verzoek van [werkneemster] integraal wordt afgewezen, ziet het Gerecht in die kennelijke niet-bereidwilligheid dan wel laksheid van Nagico aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.
4.8.
Tot slot benadrukt het Gerecht – nogmaals – dat Nagico is gehouden tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst die zij met [werkneemster] heeft gesloten.

5.De beslissing

Het Gerecht:
5.1.
wijst af het verzochte;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, rechter, bijgestaan door mr. M.A. Kloppenburg, griffier, en op 31 mei 2023 uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Voetnoten

1.In het verzoekschrift is vermeld als verweerster “NAGICO INSURANCE”. De statutaire naam luidt evenwel Nagico General Insurance Co. N.V., zoals ook weergegeven in de processtukken van Nagico.