ECLI:NL:OGEAM:2022:98

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
SXM202200580- Lar 131/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van verwijdering van een vreemdeling zonder geldige beschikking

In deze zaak heeft verzoeker, een Jamaicaanse nationaliteit bezittende vreemdeling, op 20 mei 2022 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Dit verzoek was gericht op het schorsen van een vermeende verwijderingsbeschikking, die volgens verzoeker niet bestond. Verzoeker had tot 2020 een geldige verblijfstitel voor Sint Maarten, maar was in 2019 strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar. Op 19 mei 2022 had hij een vliegticket gekocht voor een vlucht naar Jamaica op 21 mei 2022, maar deze vlucht werd geannuleerd. Verzoeker stelde dat hij zonder recht of titel in vreemdelingendetentie zat en dat er geen wettelijke basis was voor zijn verwijdering.

De mondelinge behandeling vond plaats op 24 mei 2022, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder, de Minister van Justitie van Sint Maarten. Verweerder concludeerde tot niet-ontvankelijkheid of afwijzing van het verzoek, aangezien er geen verwijderingsbeschikking was genomen. Het Gerecht oordeelde dat op basis van artikel 85 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) een beschikking die niet bestaat, niet kan worden geschorst. Het Gerecht verklaarde het verzoek tot schorsing niet-ontvankelijk, omdat er geen juridische grondslag was voor de gevraagde voorlopige voorziening. De uitspraak werd gedaan door rechter P.P.M. van der Burgt en uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2022.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening van:
[verzoeker],
verzoeker,
gemachtigde: mr. B. BROOKS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelend te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA.

1.Procesverloop

Namens verzoeker is op 20 mei 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
Bij e-mail bericht van 23 mei 2022 heeft verzoeker aanvullende producties in het geding gebracht.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 mei 2022. Verzoeker is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen (met producties) voorgedragen en overgelegd.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten van partijen

3.1
De volgende feiten staan vast.
- Verzoeker, geboren op [geboortedatum] te Jamaica, bezit de Jamaicaanse nationaliteit.
- Verzoeker heeft tot 2020 een geldige verblijfstitel gehad voor Sint Maarten.
- Verzoeker is op 30 maart 2019 strafrechtelijk in verzekering gesteld. Vervolgens is verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
- Op 19 mei 2022 is een vliegticket aangeschaft voor het vertrek van verzoeker per 21 mei 2022 naar Jamaica. Die vlucht is geannuleerd.
3.2.
Verzoeker heeft het Gerecht verzocht de bestreden beschikking te schorsen en geschorst te houden, totdat in de bodemzaak al dan niet in het hoogste resort zal worden beslist op het beroep tegen de verwijdering en voorts verzoeker onmiddellijk in vrijheid te stellen, nu die beslissing reeds werd genomen in de strafzaak. Daartoe voert verzoeker aan – kort gezegd- dat hij mondeling heeft vernomen dat verweerder hem vervroegd in vrijheid wil stellen en dat hem vervolgens is medegedeeld dat hij zal worden overgedragen aan de Immigratiedienst die hem op 21 mei 2022 zal verwijderen naar Jamaica. Er is geen verwijderingsbeschikking, maar verweerder verricht wel verwijderingshandelingen zonder daarbij de wet te volgen. Op dit moment zit verzoeker zonder recht of titel in vreemdelingendetentie.
3.3.
Verweerder concludeert tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van het verzoek.
3.4.
Op de overige standpunten van partijen wordt hierna nader ingegaan, voor zover relevant voor de beoordeling.

4.Beoordeling

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 85 van de Lar kan een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend op verzoek van de indiener van het beroepschrift geheel of gedeeltelijk worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3, lid 1, van de Lar wordt onder een beschikking verstaan een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is.
4.2.
Niet in geschil is dat verweerder jegens verzoeker geen verwijderingsbeschikking of enige andere beschikking met die strekking heeft genomen. Nu er geen beschikking is, komt het verzoek tot schorsing daarvan, reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is om diezelfde reden evenmin plaats, nu het beroep op grond van het voorgaande zeer waarschijnlijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
4.3.
Nu er geen sprake is van een beschikking als bedoeld in artikel 85 Lar, juncto artikel 3, lid 1, Lar wordt beslist als volgt.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 1 juni 2022.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.