ECLI:NL:OGEAM:2022:90
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verwijderingsbeschikking en bewaring
In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 17 juni 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Verzoeker, geboren in de Dominicaanse Republiek en burger van St. Kitts en Nevis, had een aanvraag voor verblijf ingediend, die op 28 oktober 2021 werd afgewezen. Deze afwijzing was gebaseerd op een veroordeling tot 28 maanden gevangenisstraf wegens mensensmokkel en vuurwapenbezit, en het ontbreken van voldoende middelen van bestaan. Na zijn vrijlating op 8 oktober 2021 is verzoeker niet uit eigen beweging vertrokken en werd hij op 10 mei 2022 in vreemdelingenbewaring geplaatst en als ongewenst vreemdeling aangemerkt. Verzoeker heeft tegen de verwijderingsbeschikking en de maatregel van bewaring beroep aangetekend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2022 heeft verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, betoogd dat hij ten onrechte in bewaring is genomen en verwijderd. Hij stelde dat de bestreden beschikkingen onjuist waren en dat hij niet gehoord was. Verweerder, de Minister van Justitie van Sint Maarten, heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het Gerecht oordeelde dat de verwijderingsbeschikking op goede gronden was genomen, aangezien verzoeker niet over een geldige verblijfstitel beschikte en dat de belangen van verzoeker niet opwogen tegen de belangen van de staat. Het verzoek tot voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de verwijdering reeds had plaatsgevonden en er geen spoedeisend belang meer was.
De beslissing van het Gerecht is definitief en er is geen hoger beroep mogelijk tegen deze uitspraak.