ECLI:NL:OGEAM:2022:85

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
SXM202200649- Lar 148/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake inreisvergunning voor terugkeer van een Dominicaanse nationaliteit

In deze zaak heeft verzoekster, een vrouw van Dominicaanse nationaliteit, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten. Dit verzoek is gedaan op 3 juni 2022, met betrekking tot haar aanvraag voor een inreisvergunning voor terugkeer naar Sint Maarten. Verzoekster had eerder een tijdelijke verblijfsvergunning die op 15 maart 2021 afliep, en haar aanvraag voor verlenging werd op 14 september 2021 afgewezen. Het bezwaar dat zij hiertegen indiende, werd op 23 mei 2022 ongegrond verklaard, maar zij heeft hiertegen nog geen beroep ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2022, vertegenwoordigd door haar gevolmachtigde, de heer Rosendo A. Agata, heeft verzoekster haar situatie uiteengezet. Ze heeft aangegeven dat ze vanwege familieomstandigheden naar de Dominicaanse Republiek moest reizen en dat ze een 'emergency travel document' nodig had om terug te keren naar Sint Maarten. Het Gerecht heeft overwogen dat verzoekster een voorlopige voorziening vraagt op basis van artikel 85 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar), maar dat er geen connexiteit is tussen haar verzoek en een bodemzaak, omdat er geen bezwaar of beroep is ingesteld tegen de weigering van de inreisvergunning.

Het Gerecht heeft uiteindelijk besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vereiste connexiteit ontbreekt. De beslissing is genomen door rechter P.P.M. van der Burgt en is op 17 juni 2022 in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van:
[verzoekster],
verzoekster,
gevolmachtigde: de heer Rosendo A. Agata
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA.

1.Procesverloop

1.1.
Namens verzoekster is op 3 juni 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
1.2.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 13 juni 2022. Verzoekster heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door een gevolmachtigde, te weten de heer Rosendo Antonio Agata, die een daartoe door verzoekster getekende volmacht heeft overgelegd. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft voorgedragen en overgelegd.
1.3.
Beslissing is bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
Verzoekster, die de Dominicaanse nationaliteit bezit, heeft tot tweemaal toe een tijdelijke verblijfsvergunning voor verblijf op Sint Maarten gehad, de laatste geldig tot 15 maart 2021. Haar aanvraag van 11 februari 2021 om verlenging is op 14 september 2021 afgewezen. Het bezwaar dat verzoekster daartegen heeft gemaakt op 18 oktober 2021 is op 23 mei 2022 ongegrond verklaard. Daartegen heeft verzoekster nog geen beroep ingesteld.
2.2.
Verzoekster heeft op 11 april 2022 verweerder per email bericht onder meer gevraagd of het mogelijk is haar een “emergency travel document” te verstrekken, omdat ze vanwege familieomstandigheden naar de Dominicaanse Republiek moet reizen en weer terug wil kunnen keren naar Sint Maarten. Op 12 mei 2022 heeft verzoekster per mail een formulier “Inreisvergunning voor terugkeer” naar verweerder gemaild.
2.3.
Vervolgens is verzoekster op 14 mei 2022 naar de Dominicaanse Republiek gereisd. Daar verblijft ze nog steeds. Aan verzoekster is geen bewijs van terugkeer afgegeven.

3.Het verzoek en de beoordeling daarvan

3.1.
Verzoekster verzoekt om bij wijze van voorlopige voorziening verweerder te bevelen aan eiseres een inreisvergunning voor terugkeer (re-entry) te verlenen.
3.2.
Het Gerecht overweegt en oordeelt voorshands als volgt.
Het Gerecht begrijpt dat verzoekster een voorlopige voorziening vraagt als bedoeld in artikel 85 LAR. Het Gerecht begrijpt ook dat verzoekster zich op het standpunt stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag om een inreisvergunning, naar het Gerecht begrijpt een bewijs van terugkeer als bedoeld in artikel 8 van het Toelatingsbesluit, en dat daarmee sprake is van een weigering om te beschikken.
Verweerder stelt zich evenwel terecht op het standpunt dat tegen deze weigering tot afgifte van een bewijs van terugkeer geen bezwaar of beroep is ingesteld. Daarmee ontbreekt dus de vereiste connexiteit tussen dit verzoek en een bodemzaak. Dat leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek.
3.3.
Voor een proceskostenveroordeling wordt geen aanleiding gezien.

4.De beslissing

Het Gerecht:
Verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 17 juni 2022.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.