ECLI:NL:OGEAM:2022:84

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
SXM202200489- Lar 110/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van verwijderingsbeschikking en verzoek tot verblijf in afwachting van beslissing op aanvraag tot verblijf

In deze zaak heeft verzoekster, een Dominicaanse nationaliteit bezittende vrouw, op 17 maart 2020 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf in Sint Maarten met als doel arbeid als directeur. Na een oproepingsbrief van de Immigratiedienst in april 2021, waarin voorwaarden voor de vergunning werden gesteld, heeft verzoekster niet voldaan aan deze voorwaarden en is zij op 20 april 2022 aangehouden op verdenking van diefstal. Op 22 april 2022 heeft de Minister van Justitie van Sint Maarten een verwijderingsbeschikking en een maatregel van bewaring opgelegd, omdat verzoekster niet in het bezit was van een geldige verblijfsvergunning. Verzoekster heeft hiertegen beroep aangetekend en verzocht om schorsing van de verwijderingsbeschikking en om haar te veroorloven in Sint Maarten te verblijven totdat op haar aanvraag is beslist.

De mondelinge behandeling vond plaats op 5 mei 2022, waarbij verzoekster en haar gemachtigde aanwezig waren. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de materiële connexiteit ontbreekt voor het verzoek om verblijf, omdat dit niet in lijn is met de bestreden beschikking. Echter, het verzoek om schorsing van de verwijderingsbeschikking is toegewezen, omdat verweerder heeft nagelaten een beslissing op de aanvraag tot verblijf te geven. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat het beroep tegen de verwijderingsbeschikking een redelijke kans van slagen heeft, aangezien er geen formele beslissing op de aanvraag ligt. De beslissing van het Gerecht is op 19 mei 2022 uitgesproken, waarbij het verzoek tot schorsing is toegewezen en het verzoek om verblijf niet-ontvankelijk is verklaard.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening van:
[verzoekster],
verzoekster,
gemachtigde: dhr. E.I. MADURO,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
gevestigd te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. C.M. MARICA,

1.Aanduiding bestreden beschikkingen

De beschikkingen van verweerder van 22 april 2022 inhoudende een maatregel van bewaring en een bevel tot verwijdering, waarbij verzoekster in vreemdelingenbewaring wordt geplaatst ter fine van verwijdering. De laatste bevat ook een ongewenst verklaring en een terugkeerverbod voor een periode van drie jaar.

2.Procesverloop

Namens verzoekster is op 26 april 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
Bij emailbericht van 3 mei 2022 heeft verzoekster aanvullende producties in het geding gebracht. Bij brief van 4 mei 2022 heeft verweerder aanvullende producties ingediend.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 5 mei 2022. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Partijen hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Verzoekster, die de Dominicaanse nationaliteit bezit, heeft op 17 maart 2020 alhier een aanvraag gedaan voor een vergunning tot verblijf met als doel arbeid als directeur.
3.2.
Vervolgens heeft verzoekster van verweerder in april 2021 een oproepingsbrief, gedateerd 26 maart 2021, ontvangen waarin staat dat de vergunning aan haar zal worden uitgereikt indien verzoekster aan een aantal voorwaarden voldoet, te weten: geldig visum, ziektekostenverzekering afgesloten voor een jaar, depositokaart, retourpassagebiljet en bewijs datum laatste aankomst Sint Maarten. De brief vermeldt voorts dat indien verzoekster niet aan de voorwaarden voldoet of zich niet binnen twee maanden na dagtekening bij de Immigratiedienst meldt, de aanvraag wordt afgewezen.
3.3.
Vervolgens vertrekt verzoekster op 1 mei 2021 naar Santo Domingo en zij keert op 14 juni 2021 terug in Sint Maarten. Vervolgens meldt zij zich omstreeks begin juli 2021 bij de Immigratiedienst naar aanleiding van de oproepingsbrief. Op dat moment is de in de oproepingsbrief gegeven termijn tot 26 mei 2021 verlopen. Bovendien heeft verzoekster ook geen bewijs van een geldige ziektekostenverzekering bij zich. Aan verzoekster wordt niet de gevraagde vergunning tot verblijf uitgereikt.
3.4.
Een medewerker van de Immigratiedienst, mevrouw [x], heeft een verklaring overgelegd, waarin zij stelt dat zij vervolgens op 19 juli 2021 de voor verzoekster optredende gemachtigde, mevrouw [a], heeft gebeld om te zeggen dat de vergunning voor verzoekster klaarligt.
3.5.
Op 26 augustus 2021 publiceert verweerder in The Daily Herald een oproep aan verzoekster om zich binnen acht weken te melden bij de Immigratiedienst om de vergunning op te halen, bij ommekomst waarvan deze zal worden afgewezen. Verzoekster heeft zich niet opnieuw bij de Immigratiedienst gemeld.
3.6.
Op 20 april 2022 is verzoekster door de politie aangehouden op verdenking van diefstal. Op 22 april 2022 wordt verzoekster door de Officier van Justitie in vrijheid gesteld en overgedragen aan de Immigratiedienst, omdat zij niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel.
3.7.
Op 22 april 2022 wordt verzoekster door ambtenaren van de Immigratiedienst gehoord omtrent haar verblijfsstatus.
3.8.
Verweerder stelt vervolgens op 22 april 2022 een verwijderingsbeschikking op, waarin staat dat verzoekster niet in het bezit is van een geldige verblijfsvergunning en dat ze een gevaar oplevert voor de openbare orde en de publieke rust, waarop verweerder beschikt dat verzoekster wegens overtreding van de LTU wordt aangemerkt als ongewenst vreemdeling met aanzegging dat haar gedurende drie jaar de toezegging tot Sint Maarten zal worden geweigerd.
3.9.
Daarnaast wordt aan verzoekster bij beschikking van 22 april 2022 de maatregel van bewaring opgelegd. Deze maatregel wordt op 28 april 2022 weer opgeheven met als reden dat verzoekster twee minderjarige kinderen heeft waarvoor zij moet zorgen. In plaats van bewaring is aan verzoekster bij beschikking van 28 april 2022 een meldplicht opgelegd door verweerder.
3.10.
Op 26 april 2022 dient verzoekster een beroepschrift in, waarbij zij verzoekt:
1. verzoekers beroep tegen de verwijderingsbeschikking en de maatregel van bewaring gegrond te verklaren;
2. de beslissing waarvan beroep nietig te verklaren, subsidiair te vernietigen;
3. verweerder te bevelen a) de inbewaringstelling onmiddellijk op te heffen, en b) verzoekster te veroorloven hier te lande te verblijven in afwachting van de beslissing op haar aanvraag van 17 maart 2020, alsook, in geval van een negatieve beslissing, in afwachting van de beslissing tegen de daartegen in te stellen bezwaar- en beroepsprocedures.
Op dat beroep is nog niet beslist.

4.Het verzoek en de standpunten

4.1.
Verzoekster heeft het Gerecht verzocht de bestreden beschikkingen te schorsen en/of op te heffen en verzoekster te veroorloven hier te lande te verblijven totdat op de aanvraag van verzoekster van 17 maart 2020 (IND nummer 2020 01559) is beslist en totdat in het door verzoekster tegen gemelde beslissingen ingestelde beroep bij gewijsde zal zijn beslist. Daartoe voert verzoekster – kort gezegd - het volgende aan. Aan verzoekster kan niet worden tegengeworpen dat zij zich illegaal op Sint Maarten bevindt, omdat het aan verweerder zelf te wijten is dat aan verzoekster de beslissing op haar aanvraag tot verblijf nog niet is medegedeeld. Verzoekster is namelijk niet schriftelijk in kennis gesteld van een beslissing op haar aanvraag, zoals ingevolge artikel 5 van de Landsverordening Openbaarheid van Bestuur bij een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijke aanvraag wel is vereist. Verder levert verzoekster geen gevaar op voor de openbare orde en publieke rust. Er is dan ook geen grond voor verwijdering en bewaring. De beslissing van verweerder is onzorgvuldig voorbereid en de feitelijke motivering ontbreekt. Daarnaast heeft verzoekster twee minderjarige kinderen, waarmee verweerder bij het toepassen van vrijheidsbenemende maatregelen rekening had moeten houden.
4.2.
Verweerder concludeert tot afwijzing van het verzoek.
4.3.
Op de overige standpunten van partijen, wordt hierna nader ingegaan, voor zover relevant voor de beoordeling.

5.Beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Lar kan een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend, of waaromtrent een bestuurlijke heroverweging plaatsvindt als bedoeld in hoofdstuk 4, op verzoek van de indiener van het beroepschrift onderscheidenlijk de bezwaarde geheel of gedeeltelijk door het Gerecht worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.
5.2.
Voor zover het verzoek ziet op de maatregel van bewaring, overweegt het Gerecht dat verzoekster daarbij geen belang meer heeft nu deze maatregel op 28 april 2022 is opgeheven.
5.3.
Voor wat betreft het verzoek om verzoekster te veroorloven hier te lande te verblijven totdat op haar aanvraag van 17 maart 2020 (IND nummer 2020 01559) is beslist, ontbreekt de vereiste materiele connexiteit. Een voorlopige voorziening dient te worden gevraagd binnen de reikwijdte van de in bezwaar of beroep bestreden beschikking. Dat is in dit geval de verwijderingsbeschikking. Dat brengt mee dat het verzoek, voor zover het ziet op de vergunning tot verblijf, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
5.4.
Voor wat betreft het resterende verzoek begrijpt het Gerecht – na toelichting ter zitting - dat verzoekster vraagt de bestreden verwijderingsbeschikking te schorsen en/of op te heffen en haar te veroorloven hier te lande te verblijven totdat op het door verzoekster tegen gemelde verwijderingsbeslissing ingestelde beroep bij gewijsde zal zijn beslist. Anders dan verweerder aanvoert is daarbij wel de vereiste connexiteit aanwezig. Het verweer, dat hetgeen verzoekster in beroep vordert reeds wegens strijdigheid met artikel 50 van de Lar niet voor toewijzing in aanmerking komt, kan niet worden gevolgd voor zover het de hiervoor onder 3.10 bedoelde verzoeken onder punt 1 en 2 betreft. Dit verweer kan dan ook niet slagen.
5.5.
Ten aanzien van het verzoek ter zake de verwijderingsbeschikking heeft het volgende te gelden.
5.6.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van de Landsverordening toelating en uitzetting (hierna: LTU) kan de Minister van Justitie personen uit Sint Maarten verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
5.7.
Artikel 17 van de LTU luidt, voor zover van belang:
1. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van:
a. de beslissing op een verzoek om een vergunning tot verblijf, alsmede van de voorwaarden, die daaraan verbonden zijn.
5.8.
In de Richtlijnen met betrekking tot de toepassing van de Ltu staat onder:
- 3.11: De betrokkene wordt middels een oproepingsbrief in kennis gesteld dat de beslissing op zijn verzoek tot verblijf opgehaald kan worden, alsmede de daaraan verbonden voorschriften (artikel 17 LTU). Aan de voorschriften dient eerst voldaan te worden alvorens de aanvraag kan worden behandeld en ingewilligd. Indien aan alle voorwaarden voldaan wordt, kan de beschikking worden uitgereikt. Op het moment van uitreiking pas krijgt de beschikking formele rechtskracht. In de beschikking dienen de rechtsmiddelen te worden vermeld.
- 3.12.1: termijn van afgifte: In het geval dat de aanvrager niet binnen een redelijke termijn van 2 maanden na oproep gehoor geeft hieraan, dient de vergunning afgewezen te worden wegens ontbreken van belang bij de aanvraag.
5.9.
Vast staat dat verzoekster op 17 maart 2020 een aanvraag voor verblijf heeft gedaan. Vast staat ook dat zij vervolgens in april 2021 de hiervoor bedoelde oproepingsbrief heeft ontvangen. Tot slot staat vast dat verzoekster niet binnen de haar door verweerder gegunde termijn tot 26 mei 2021 aan alle voorwaarden heeft voldaan. Die termijn is blijkens de publicatie in de krant nog verlengd tot medio oktober 2021. Verzoekster heeft ook die termijn niet benut om aan de voorwaarden te voldoen. Het argument van verzoekster dat de vinkjes op de oproepbrief betekenen dat aan die voorwaarden reeds is voldaan, kan niet worden gevolgd. Uit de oproepbrief blijkt duidelijk dat de aangevinkte posten de voorwaarden zijn waarvan verzoekster nog dient aan te tonen dat ze daaraan voldoet. Overigens is ook anderszins niet gebleken dat zij aan die voorwaarden voldoet.
5.10.
Verzoekster heeft echter wel gelijk waar zij stelt dat verweerder vervolgens heeft nagelaten daadwerkelijk een beslissing op haar aanvraag tot verblijf te geven. Volgens verweerder is er wel beslist -waarmee verweerder doelt op de twee besluiten tot inwilliging van de vergunning van 12 maart 2021 en 16 juli 2021- maar heeft verzoekster verzuimd deze beslissing op te halen (punt 23 verweerschrift) en dient er eerst aan de voorwaarden te worden voldaan voordat de beslissing wordt uitgereikt, op welk moment de beslissing pas formele rechtskracht krijgt (punt 26 verweerschrift). Dit standpunt van verweerder komt er per saldo dus ook op neer dat er inderdaad op dit moment geen besluit ligt op de aanvraag. Immers, de twee besluiten tot inwilliging hebben geen formele rechtskracht gekregen en een afwijzende beslissing is niet gegeven. Uiteraard heeft verweerder het in de hand om alsnog een beslissing te geven op de aanvraag van verzoekster en dan desgewenst de aanzegging te doen het land te verlaten. Echter, zonder een dergelijke beslissing is onder de gegeven omstandigheden de conclusie dat het beroep tegen de verwijderingsbeslissing een redelijke kans van kansen heeft. Het verzoek kan dan ook in zoverre worden toegewezen dat de verwijderingsbeschikking zal worden geschorst totdat daar in beroep op is beslist.
5.11.
Er wordt geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

6.De beslissing

Het Gerecht:
verklaart het verzoek ter zake de maatregel van bewaring niet-ontvankelijk;
verklaart het verzoek de aanvraag tot verblijf van 17 maart 2020 hier te lande te mogen afwachten niet-ontvankelijk;
schorst de verwijderingsbeschikking van 22 april 2022 totdat op het beroep daartegen is beslist;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 19 mei 2022.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.