ECLI:NL:OGEAM:2022:63

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
7 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
SXM202200990
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aandeelhouderschap en statutaire bevoegdheden binnen SunResorts

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, hebben de eiseressen, EC INVESTMENTS B.V., ENNIA CARIBE HOLDING N.V. en SUN RESORTS LTD. N.V. (gezamenlijk aangeduid als ECI c.s.), een kort geding aangespannen tegen [A], [B] en [C] (gezamenlijk aangeduid als [A c.s.]). De eiseressen vorderen onder andere een verbod voor [A c.s.] om zich voor te doen als statutair directeur van SunResorts en om besluiten te nemen binnen de vennootschap. De achtergrond van het geschil betreft de vraag wie de rechtmatige aandeelhouders zijn van SunResorts en of de statutaire blokkeringsregeling bij de overdracht van aandelen is nageleefd.

De procedure begon met een verzoekschrift van ECI c.s. op 25 augustus 2022, waarna een ordemaatregel werd opgelegd op 29 augustus 2022. De zaak werd vervolgens behandeld op 6 september 2022. De eiseressen stellen dat [A] onbevoegd is om een aandeelhoudersvergadering bijeen te roepen en dat de overdracht van aandelen aan ECI niet rechtsgeldig is gebeurd, omdat de blokkeringsregeling niet in acht is genomen. [A c.s.] betwisten dit en stellen dat de overdracht wel degelijk rechtsgeldig is, en dat ECI en ECH zich ten onrechte als aandeelhouder uitgeven.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de blokkeringsregeling niet is nageleefd, waardoor de overdracht van aandelen aan ECI ongeldig is. ECI c.s. hebben echter een beroep gedaan op de bescherming van derden op basis van artikel 3:36 BW, omdat zij in goed vertrouwen hebben gehandeld. Het Gerecht heeft geoordeeld dat ECI en ECH bescherming toekomt, omdat zij gerechtvaardigd hebben vertrouwd op de juistheid van hun veronderstelling dat zij aandeelhouder waren. De vorderingen van ECI c.s. zijn toegewezen, terwijl de vorderingen in reconventie van [A c.s.] zijn afgewezen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202200990
Vonnis in kort geding 7 oktober 2022
inzake

1.de besloten vennootschap EC INVESTMENTS B.V.,

statutair gevestigd in Curaçao,

2. de naamloze vennootschap ENNIA CARIBE HOLDING N.V.,

statutair gevestigd in Curaçao,

3. SUN RESORTS LTD. N.V.,

statutair gevestigd in Sint Maarten,
eiseressen,
gemachtigden: mrs. P.P. Soons en S. Altena (SXM) en mr. S.J. Kool (Nederland),
tegen

1.[A],

wonende in Houston, Texas, Verenigde Staten,
verschenen in persoon,

2. [B],

wonende in Curaçao,
verschenen in persoon,

3. [C],

wonende in Sint Maarten,
gedaagden,
gemachtigde: mr. A.K.E. Henriquez (bij e-mailbericht van 5 oktober 2022 meegedeeld te zijn gedesisteerd).
Partijen zullen hierna ECI, ECH, SunResorts (gezamenlijk aan te duiden als ECI c.s.) en [A], [B], [C] (gezamenlijk aan te duiden als [A c.s.] worden genoemd.

1.Verloop van de procedure

1.1.
ECI c.s. hebben bij e-mailbericht van 25 augustus 2022 een verzoekschrift kort geding (met producties) houdende een verzoek tot het treffende van een spoedvoorziening, tevens houdende een verzoek ex artikel 7 lid 2 Rv ingediend. Vervolgens heeft het Gerecht op 29 augustus 2022 vonnis gewezen, waarbij een ordemaatregel is bepaald en de zaak is aangehouden voor een vervolgzitting op 6 september 2022. Daarbij waren aanwezig mrs. Soons en Kool voornoemd, de heer M.L. Alexander, de heer G. Martes (via VC-verbinding), mevrouw E. Grimm namens CBCS, de heer J. Jardim (via VC-verbinding) namens CBCS, de heren [A], [B] en [C] alsmede hun gemachtigde voornoemd (via VC-verbinding). De gemachtigden hebben gepleit conform hun pleitaantekeningen. Voorts hebben partijen en de gemachtigden vragen beantwoord. Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
Op 18 juni 1985 is [A] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als statutair bestuurder van SunResorts. Vanaf 2011 is/was [A] de enige statutair bestuurder van SunResorts.
2.2 [
A] is met 77,1% meerderheidsaandeelhouder van Parman en tevens statutair bestuurder van Parman. Parman is aandeelhouder van Ennia Caribe Holding N.V., hierna: ECH. Onder ECH vallen onder andere Ennia Caribe Schade N.V., Ennia Caribe Leven N.V., Ennia Caribe Zorg N.V. en Banco di Caribe, hierna: BdC.
2.3
ECH houdt aandelen in ECI.
2.4
In 2005 heeft Parman het verzekeringsbedrijf Ennia gekocht. In diezelfde periode heeft Parman een meerderheidsbelang verworven in BdC.
2.5
Bij overeenkomsten en leveringsakten heeft Parman in december 2005 en december 2006 1.706.194 aandelen in SunResorts overgedragen aan BdC. Daarna heeft BdC deze aandelen doorgeleverd aan haar dochtervennootschap BdCI, die deze aandelen vervolgens weer heeft doorgeleverd aan ECH.
2.6
Bij overeenkomst en leveringsakte van maart 2009 heeft BdC 277.777.778 aandelen uitgegeven aan Parman. Parman heeft daarvoor betaald door 1.601.640 SunResorts-aandelen te leveren aan BdC.
2.7
Bij overeenkomst en leveringsakte van maart 2009 heeft BdC 1.469.968 aandelen in SunResorts geleverd aan ECI.
2.8
Bij overeenkomst en leveringsakte van 10 oktober 2010 heeft ECH 100.627.269 aandelen uitgegeven aan Parman. Parman heeft daarvoor betaald met 3.687.044 SunResorts-aandelen, dat is 74% van het geplaatste kapitaal van SunResorts.
2.9
Bij overeenkomst en leveringsakte van 1 november 2011 heeft ECH 3.687.044 aandelen in SunResorts overgedragen aan ECI.
2.1
De waarde van SunResorts bestaat uit een perceel grond te Mullet Bay, Sint Maarten. Vanaf 2010 vertegenwoordigde Mullet Bay meer dan 50% van de totale activa van Ennia.
2.11
Het perceel grond te Mullet Bay van SunResorts stond in de boeken van SunResorts met een waarde van US$ 436 mio. Volgens een taxatie die op aandringen van CBCS in 2016 is verricht door taxateur CBRE vertegenwoordigde de waarde van Mullet Bay een bedrag van US$ 35 mio. Na het instellen van de noodregeling over Ennia heeft er opnieuw een taxatie plaatsgevonden van Mullet Bay door Cushman & Wakefield en Jones Lang LaSalle en deze hebben geconstateerd dat de werkelijke waarde van Mullet Bay een fractie bedroeg van de waarderingen zoals deze in de boeken stond vermeld.
2.12
CBCS heeft aan het Gerecht te Curacao verzocht de noodregeling uit te spreken over Ennia. Dit verzoek is op 4 juli 2018 toegewezen. In een daarop volgende procedure heeft Ennia onder meer [A], Parman en [B] aansprakelijk gesteld voor hun handelen en nalaten in verschillende hoedanigheden bij Ennia. Het Gerecht heeft in deze zaak op 29 november 2021 uitspraak gedaan en de vorderingen van Ennia grotendeels toegewezen. Hiertegen hebben gedaagden hoger beroep ingesteld. In het hoger beroep is nog geen vonnis gewezen.
2.13
ECI heeft bij brief van 20 mei 2022 aan [A] verzocht om binnen een termijn van veertien dagen een bijzondere aandeelhoudersvergadering van SunResorts bijeen te roepen. [A] heeft aan dit verzoek geen gevolg gegeven.
2.14
ECI heeft daarop bij brief van 14 juni 2022 zelf een bijzondere aandeelhoudersvergadering bijeen geroepen, te houden op 1 augustus 2022 om 15.00pm. Op de agenda stonden onder meer het ontslag van [A] als statutair bestuurder van SunResorts en de benoemingen van de heer [X] en de heer [Y] als statutair directeur van SunResorts. Deze beide voorstellen zijn aangenomen. De benoemingen van [X] en [Y] zijn daarna ingeschreven in de registers van de Kamer van Koophandel.
2.15 [
A] heeft op 22 juli 2022 een bijzondere aandeelhoudersvergadering bijeen geroepen tegen 1 augustus 2022 om 11.00am. Tijdens deze aandeelhoudersvergadering is [A] herbenoemd als statutair bestuurder van SunResorts en [B] en [C] als statutair directeur van SunResorts. De benoemingen zijn daarna ingeschreven in de registers van de Kamer van Koophandel.
2.16 [
A] heeft ECI een brief gestuurd op 28 juli 2022, waarbij hij de ontvangst van de oproeping van ECI heeft bevestigd. Hij schrijft in deze brief dat ECI niet bevoegd was deze bijzondere aandeelhoudersvergadering op te roepen omdat de statutaire aanbiedingsregeling met betrekking tot de overdracht van de aandelen van BdC naar ECI niet in acht is genomen.

3.Het geschil

3.1
ECI c.s. vorderen bij uitvoerbaar op de minuut bij voorraad te verklaren vonnis in kort geding:
I. Om [A], [B] en [C] te verbieden om de aangekondigde vergadering van aandeelhouders van SunResorts van 29 augustus 2022 te houden en/of daaraan mee te werken, dan wel, subsidiair, gedaagden te verbieden om besluiten op deze vergadering te nemen of op wat voor wijze dan ook mee te werken aan het tot stand komen van besluiten;
zowel primair als subsidiair op verbeurte van een dwangsom van US$10.000.000,= per overtreding van dit verbod.
En bij vonnis in kort geding, zoveel mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad:
II. [B], [C] en [A] te verbieden om zich voor te doen als statutair directeur van SunResorts, (bestuurs) besluiten te nemen binnen SunResorts en/of zich naar derden toe te identificeren als statutair directeur van SunResorts;
III. [B], [C] en [A] te verbieden om enige feitelijke- of rechtshandeling te verrichten namens SunResorts en/of om SunResorts op wat voor wijze dan ook te binden aan enige verbintenis en/of verplichting(en) richting wie dan ook;
en beide verboden te versterken met een dwangsom van US$ 100.000,= per dag indien gedaagden geen gevolg geven aan het verbod en/of per overtreding van het verbod, met een maximum van US$ 10.000.000,=;
IV. [B] en [C] te gebieden binnen zeven dagen na datum vonnis zich uit te schijven als directeur van SunResorts bij de Kamer van Koophandel van Sint Maarten, op verbeurte van een dwangsom van US$ 100.000,= per dag, tot een maximum van US$ 10.000.000,=;
V. [A], [B], [C] en Parman te verbieden een vergadering van aandeelhouders van SunResorts bij een te roepen, en/of besluiten te nemen op een dergelijke vergadering en/of verdere uitvoering te geven aan besluiten die genomen zijn op een door (een van de) gedaagden bijeengeroepen vergadering van aandeelhouders van SunResorts, op verbeurte van een dwangsom van US$ 10.000.000,= per overtreding van dit verbod;
VI. Althans een zodanige voorziening te treffen zoals het Gerecht in goede justitie zal vermenen te behoren;
VII. Gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, onder bepaling dat indien deze proceskosten niet binnen veertien dagen na de dag van het vonnis zijn voldaan daarover de wettelijke rente verschuldigd is.
3.2 [
A c.s.] hebben een eis in reconventie ingesteld, waarbij zij vorderen:
I. ECI en ECH te verbieden zich als aandeelhouder van SunResorts uit te geven, in welke vorm dan ook, of aandeelhoudersvergaderingen van SunResorts bijeen te roepen, dan wel dergelijke vergaderingen als aandeelhouder bij te wonen en op dergelijke vergaderingen besluiten te nemen en uitvoering daaraan te geven en voorts te bepalen dat indien niet aan het gegeven verbod wordt gehouden, ECI en ECH hoofdelijk een dwangsom zullen verbeuren ten faveure van [A] van US$ 1.000.000 per gebeurtenis en per dag, met een maximum van US$ 1.000.000.000;
II. ECI en ECH te verbieden om de besluiten die zij hebben genomen in de door hen bijeengeroepen en gehouden vergadering van 1 augustus 2022 uit te voeren en hen te gebieden om reeds uitgevoerde delen van dat besluit binnen uiterlijk 24 uur na het vonnis ongedaan te maken, hoofdelijk op verbeurte van een dwangsom van US$ 1.000.000 per gebeurtenis en per dag ten faveure van [A], met een maximum van US$ 1.000.000.000;
III. ECI, ECH en SunResorts te gebieden binnen uiterlijk 24 uur na het vonnis zorg te dragen voor uitschrijving van de heren [x] en [y] als bestuurder van SunResorts uit het handelsregister, primair hoofdelijk op verbeurte van een dwangsom van US$ 1.000.000 per gebeurtenis en per dag ten faveure van [A], met een maximum van US$ 1.000.000.000 en subsidiair te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking die vereist mocht zijn van ECI, ECH en/of SunResorts om de uitschrijving uit het handelsregister te doen plaatsvinden door [A], [B] of [C], indien ECI, ECH en SunResorts niet binnen honderd dagen na het vonnis hebben voldaan aan het verbod;
IV. ECI en ECH te gebieden om uiterlijk binnen twee dagen na het vonnis een bericht uit te brengen naar alle pers van Curaçao en Sint Maarten, althans naar TeleCuraçao, Direct Media, Extra, Vigliante, Amigoe, Daily Herald Sint Maarten, Radio Hoyer en Curom Broadcasting, met de uitdrukkelijke mededeling dat zij zich ten onrechte hebben uitgegeven als aandeelhouder van SunResorts en voorts dat de heren [A], [B] en [C] de rechtmatige bestuurders zijn van SunResorts, op verbeurte van een dwangsom ten laste van ECH en ECI en ten faveure van [A] van US$ 1.000.000 per gebeurtenis en per dag, met een maximum van US$ 1.000.000.000;
V. ECI en ECH hoofdelijk te veroordelen in de kosten in conventie en in reconventie, vermeerderd met de wettelijke rente binnen veertien dagen na vonnis.

4.De beoordeling

De conventie en de reconventie
4.1
De vorderingen in conventie en in reconventie zijn elkaars spiegelbeeld. De vorderingen over en weer lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2
ECI c.s. stellen dat [A] onbevoegd is tot het oproepen van een aandeelhoudersvergadering van SunResort van maandag 29 augustus 2022 om 11.00am. ECI c.s. voeren aan dat de herbenoeming van [A] als statutair bestuurder van SunResorts en de benoemingen van [B] en [C] als statutair directeur van SunResorts ten tijde van de door [A] opgeroepen aandeelhoudersvergadering van 1 augustus 2022 niet rechtsgeldig hebben plaatsgevonden. De bijeenroeping van 22 juli 2022 voldeed niet aan de termijn van artikel 2:131 lid 2 BW, de agenda was niet voldoende duidelijk en specifiek en er was minder dan 50% van het geplaatste kapitaal van SunResorts aanwezig. ECI c.s. betogen dat niet [A] maar ECI met 93,3% meerderheidsaandeelhouder is van SunResorts. ECI heeft (ook) op 1 augustus 2022 een aandeelhoudersvergadering van SunResorts uitgeroepen, op 14 juni 2022, dus op tijd. Tijdens die vergadering is [A] ontslagen als statutair bestuurder en zijn de heren [X] en [Y] benoemd tot statutair directeur van SunResorts. Door zich voor te doen als statutair bestuurder/directeur van SunResorts, aandeelhoudersvergadering uit te schrijven en besluiten te nemen handelen [A c.s.] onrechtmatig. Zij zaaien twijfel over het aandeelhouderschap van SunResorts. Schade dreigt doordat op de aandeelhoudersvergadering die [A] heeft uitgeschreven besluiten worden genomen en uitgevoerd die financiële gevolgen voor SunResorts heeft. Er is volgens ECI c.s. gegronde vrees dat [A c.s.] gelden heeft vervreemd of zal vervreemden uit SunResorts. Primair stellen ECI c.s. dat de aanbiedingsregeling, anders dan [A c.s.] betogen, wel in acht is genomen. Subsidiair stellen zij dat de aandelenoverdracht nadien (stilzwijgend) is bekrachtigd ex artikel 3:58 BW (HR 28 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3460), meer subsidiair dat zij worden beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid ex artikel 3:36 BW, nog meer subsidiair dat zij de aandelen hebben verkregen middels verjaring ex artikel 3:99 BW en uiterst subsidiair dat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat [A], Parman en BdC zich jegens ECI niet kunnen beroepen op de blokkeringsregeling.
4.3 [
A c.s.] stellen dat overdracht van aandelen een gesloten systeem kent. Er bestaan geen uitzonderingen op. [A c.s.] voeren aan dat de artikel 3 en 8 van de statuten van SunResorts een blokkeringsregeling kennen. Deze blokkeringsregeling is niet nageleefd. Dit leidt tot onbevoegdheid van de vervreemder. Artikel 3:88 BW biedt geen bescherming nu de onbevoegdheid volgt uit de statuten van de vennootschap. Van goede trouw kan geen sprake zijn omdat uit simpel onderzoek de blokkeringsregeling zou zijn gebleken uit de openbare registers. De blokkeringsregeling heeft zijn derdenwerking mede vanwege die openbare registers, aldus [A c.s]. [A] is reeds 36 jaar directeur van SunResorts, nog lang voor zijn betrokkenheid bij Ennia. De grootaandeelhouder van SunResorts is Parman. [A] kan als enige bestuurder van SunResorts bevestigen dat de aandelen nooit aan de vennootschap zijn aangeboden en dat Parman nog steeds aandeelhouder is van SunResorts. Het feit dat in de jaarrekeningen van ECI en andere entiteiten is opgenomen dat ECI aandelen houdt in het kapitaal van SunResorts maakt dat niet anders. Dit geldt ook voor de interne brieven, besluiten en andere documenten van de Ennia Groep. De enkele verklaring van een derde dat zij aandeelhouder is, maakt haar nog geen aandeelhouder. Een beroep op verjaring ex artikel 3:99 BW gaat volgens [A c.s.] niet op. Een bezitsactie is feitelijk onmogelijk gelet op de statuten. ECI en ECH hebben geen enkel aandeel op hun naam en zonder aandelen geen bezit. Bovendien kan verjaring eerst ingaan wanneer de rechthebbende Parman bekend is met een dergelijke bezitsactie. SunResorts noch [A] zijn bekend met een dergelijke bezitsactie. Goede trouw ontbreekt ook omdat reeds uit de openbare registers blijkt dat ECI nimmer aandeelhouder kan zijn geworden. Van stilzwijgende bekrachtiging is evenmin sprake. Artikel 3:58 BW waar ECI c.s. een beroep op hebben gedaan veronderstelt dat een wettelijk vereiste bij het verrichten van een rechtshandeling na het verrichten van de rechtshandeling wordt vervuld. Het naleven van de blokkeringsregeling is nadien echter niet vervuld of bekrachtigd. Daarnaast geldt hier een lex specialis in artikel 2:110 lid 2 BW, waarbij erkenning van een overdracht slechts kan geschieden middels ondertekening van de akte van overdracht door SunResorts of aan de verkrijger gerichte schriftelijke verklaring aan de vennootschap en voorts kunnen de statuten bepalen dat de overdracht kan worden betekend. Geen van deze zaken is gebeurd. [A c.s.] betogen dat geen beroep kan worden gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW. De redelijkheid en billijkheid is een verbintenisrechtelijk en geen goederenrechtelijk beginsel. Het betreft hier geen regel tussen partijen in een overeenkomst of die voortvloeit uit een andere verbintenis, maar een blokkeringsregeling uit de statuten. [A c.s.] stellen dat de heren [C] en [B] voorlopig geen enkele betrokkenheid meer wensen te hebben met SunResorts. Zij hebben zich inmiddels beide uitgeschreven uit het handelsregister. De vordering die daarop ziet kan derhalve bij gebrek aan belang worden afgewezen. Het geding spitst zich daarmee toe op alleen [A]. [A c.s.] betogen voorts dat van het Gerecht wordt gevraagd vast te stellen of ECI aandeelhouder is van SunResorts en dat dit een declaratoir vonnis oplevert, hetgeen in kort geding niet mogelijk is. Tot slot voeren [A c.s.] aan dat de advocaten mrs. Soons, Altena en Kool niet bevoegd zijn SunResorts te vertegenwoordigen omdat niemand aan hen daartoe de machtiging heeft verleend.
4.4
Niet in geschil is dat zowel ECI c.s. als [A] op 1 augustus 2022 een aandeelhoudersvergadering van SunResorts hebben uitgeroepen: ECI c.s. op 14 juni 2022 om 15.00pm en [A] op 22 juli 2022 om 11.00am. Bij de aandeelhoudersvergadering van [A], die dus eerder was dan die van ECI, is [A] herbenoemd tot statutair bestuurder en [B] en [C] als statutair directeur van SunResorts. Bij de aandeelhoudersvergadering die ECI had opgeroepen is [A] ontslagen als statutair bestuurder en zijn de heer [X] en de heer [Y] benoemd tot statutair directeur. Hieruit en uit de correspondentie tussen ECI en [A] volgt dat partijen discussiëren over de hoeveelheid aandelen die ECI in handen heeft. ECI c.s. stellen zich daarbij op het standpunt dat ECI eigenaar is van 93,3% van de aandelen van SunResorts, terwijl [A c.s.] zich op het standpunt stellen dat ECI slechts minder dan 20% van de aandelen van SunResorts bezit. [A] is van mening dat de aandelenoverdracht (aan ECI) niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden omdat Parman en BdC de statutaire aanbiedingsregeling niet in acht hebben genomen.
4.5
Voorop gesteld wordt dat ECI de stel- en bewijsplicht heeft van haar stelling dat zij eigenaar is van 93,3% van de aandelen van SunResorts. Een kort geding leent zich niet voor (uitvoerige) bewijsvoering. Voorshands moet in voldoende mate aannemelijk zijn dat de vordering(en) toegewezen kan (kunnen) worden. Vast staat dat er diverse koopovereenkomsten tussen Parman, ECH, BdC en ECI zijn gesloten en leveringsakten zijn gepasseerd om de aandelen in SunResorts op ECI over te doen gaan. Wat eveneens vast staat is dat de blokkeringsregeling niet strikt in acht is genomen omdat de aandelen niet eerst te koop zijn aangeboden aan SunResorts.
4.6
Het Gerecht stelt het volgende voorop. Een blokkeringsregeling ziet slechts op overdracht van aandelen in de zin van art. 3:84 BW, en niet op verkrijging onder algemene titel (overgang), uitgifte of verjaring. De titel waaronder de overdracht plaatsvindt, is niet relevant. De blokkeringsregeling behoeft pas bij de levering in acht genomen te worden; op de geldigheid van de titel heeft de blokkeringsregeling geen effect. In casu is in de statuten gekozen voor een aanbiedingsregeling. Overdracht in strijd met de statutaire blokkeringsregeling is ongeldig. Naar het oordeel van het Gerecht is deze ongeldigheid gebaseerd op het systeem van de wet. De blokkeringsregeling in artikel 2:87/2:195 BW vormt een wettelijke beperking op de overdraagbaarheid. De beperkte overdraagbaarheid is een uit artikel 3:83 BW voortvloeiende eigenschap van het aandeel (met als gevolg dat ook derden aan de blokkeringsregeling zijn gebonden) en in dat geval wordt niet toegekomen aan de vraag of de overdrager beschikkingsonbevoegd is. Hierbij kan een parallel worden getrokken met de goederenrechtelijke werking van een niet-overdraagbaarheidsclausule ten aanzien van een vordering (HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682, Coface/Intergamma). De conclusie luidt dat de goederenrechtelijke werking meebrengt dat de levering van de aandelen SunResorts aan ECI gebrekkig en dus ongeldig is geweest. De aandelen zijn immers niet eerst aangeboden aan SunResorts terwijl dat wel had gemoeten om de levering te kunnen voltooien. Dat de aandelen impliciet wel zijn aangeboden aan SunResorts omdat [A] als aandeelhouder en bestuurder van SunResorts en als grootaandeelhouder van Parman goedkeuring heeft gegeven aan de verkoop en levering van de aandelen is niet voldoende. De aandelen moeten expliciet zijn aangeboden aan de vennootschap. ECI komt op gelet op de beperkte overdraagbaarheid geen bescherming op basis van artikel 3:88 BW toe. Deze bepaling ziet immers op de beschikkingsonbevoegdheid van de vervreemder, waarbij de onbevoegdheid moet zijn ontstaan door de ongeldigheid van een vroegere overdracht die niet het gevolg is van de beschikkingsonbevoegdheid van de toenmalige vervreemder. Met andere woorden, indien de overdracht niet is geslaagd vanwege de beperkte dan wel onoverdraagbaarheid, dan kan een derde verkrijger geen beroep doen op artikel 3:88 BW. Wel zou een derde – in casu ECI en ECH – bescherming kunnen ontlenen aan de algemene derdenbescherming van artikel 3:36 BW.
4.7
En daarop hebben ECI c.s. inderdaad een beroep gedaan. Artikel 3:36 BW bepaalt dat tegen hem die als derde op grond van een verklaring of gedraging – overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen – het ontstaan, bestaan of tenietgaan van een bepaalde rechtsbetrekking heeft aangenomen en in redelijk vertrouwen op de juistheid van die veronderstelling heeft gehandeld, kan door degene om wiens verklaring of gedraging het gaat, met betrekking tot deze handeling op de onjuistheid van die veronderstelling geen beroep worden gedaan. Volgens de Parlementaire Geschiedenis (PG boek 3, blz. 173, bovenaan en blz. 174, onderaan/175 bovenaan) kan artikel 3:36 BW ook door buitenstaanders als schuldenaars, schuldeisers en derden-verkrijgenden worden ingeroepen. Het was dus de bedoeling van de wetgever dat ook derden-verkrijgenden zich op artikel 3:36 BW konden beroepen. De derde wordt beschermd, indien i) het vertrouwen op de juistheid van de veronderstelling gerechtvaardigd was; en ii) hij op dat vertrouwen voortbouwend een handeling heeft verricht. Vast staat dat [A] – ten tijde van het afleggen van de verklaringen en garantstellingen met betrekking tot de bevoegdheid van de vervreemder tot overdracht van de aandelen – enig aandeelhouder en directeur van SunResorts was en grootaandeelhouder van Parman. Er hebben in de periode van 2005 - 2010 diverse aandelentransacties plaatsgevonden waarbij Parman SunResorts aandelen heeft verkocht en geleverd in ruil voor in ieder geval aandelen in de vennootschappen ECH en BdC. De aandelen zijn vervolgens doorgeleverd aan ECI, hetgeen leidde tot een totaal aantal van 93,3% van de aandelen in SunResorts. Parman heeft in de diverse overeenkomsten de eigendom van de aandelen en de beschikkingsbevoegdheid van de betreffende vervreemder gegarandeerd en deze verklaringen en garantstellingen zijn namens SunResorts erkend door mede-ondertekening. Het betreffen gedragingen van de vennootschap in kwestie op grond waarvan ECI en ECH te goeder trouw hebben gemeend dat de blokkeringsregeling in acht was genomen. Het risico voor de niet naleving van de blokkeringsregeling dient naar het oordeel van het Gerecht door de gedragingen van of namens SunResort bij SunResorts te liggen, temeer nu het aan de vennootschap (SunResorts) zelf is hoe zwaar zij de blokkeringsregeling wil optuigen en zij het ook zelf in de hand heeft om voldoende controlemechanismen in te bouwen, die de naleving ervan kunnen bevorderen. De bescherming die ECI op grond van artikel 3:36 BW geniet voor de door haar in goed vertrouwen gedane koop van de SunResorts-aandelen in de veronderstelling dat zij rechthebbende was geworden van deze aandelen, strekt zich onder de gegeven omstandigheden ook uit tot ECH en SunResorts.
4.8
Voor het naar het oordeel van Gerecht geslaagd beroep op de derdenbescherming van artikel 3:36 BW is voorts het navolgende redengevend. In de jaarrekening van Parman van 2010 staat vermeld dat alle SunResorts aandelen zijn verkocht aan ECH en dat Parman vanaf dat moment geen SunResorts aandelen meer bezit. Ook de bestuurdersverklaring van Parman aan de accountant bevestigt dit. Verder wordt in de jaarrekening van SunResorts van 2011 – 2015 bevestigd dat ECI de grootste aandeelhouder is. Ten slotte staat ook in de jaarrekening van ECI zelf dat zij 93,3% van de aandelen SunResorts houdt. Dat deze vermeldingen niet bepalend zijn voor de vraag wie aandeelhouder is moge op zichzelf juist zijn, maar gelet op de accountantscontroles die nodig zijn voor de goedkeuring van een jaarrekening, het feit dat ook in het aandeelhoudersregister staat vermeld dat ECI meer dan 93% van de aandelen SunResorts bezit, dat [A] als statutair directeur van SunResorts verantwoordelijk was voor het houden van dit aandeelhoudersregister en het feit dat eerst nu, na meer dan tien jaar, [A] zich zonder enige toelichting op het standpunt stelt dat de aandelen niet zijn overgegaan naar ECH, BdC en uiteindelijk naar ECI maar dat hij nog steeds rechthebbende is van de aandelen, dat [A] dat standpunt innam eerst nadat ECI [A] had uitgenodigd voor een bijzondere aandeelhoudersvergadering op 1 augustus 2022 en dat [A] in de aansprakelijkheidsprocedure die speelde bij het Gerecht in Curaçao zelf heeft erkend dat ECI aandeelhouder is van SunResorts, zijn feiten en omstandigheden die maken dat ECI wel bescherming toekomt dat deze vermeldingen juist waren.
4.9
Hiermee is voldaan aan de eerste voorwaarde, namelijk dat het vertrouwen op de juistheid van de veronderstelling dat ECI rechthebbende was van 93,3% van de aandelen SunResorts gerechtvaardigd was. ECI mocht er met andere woorden op vertrouwen dat SunResorts de aandelen zelf niet wilde verkrijgen door haar goedkeuring te gegeven aan de verkoop en levering van haar aandelen aan de derden ECH, ECI en BdC en dat daarmee de aanbiedingsregeling in acht was genomen. Het betoog van [A c.s.] dat de statuten openbaar zijn en dat ECI wist of althans had kunnen weten dat in de statuten een blokkeringsregeling is opgenomen miskent dat uit de statuten niet volgt of de blokkeringsregeling al dan niet in acht is genomen bij de aandelenoverdrachten. Tevens is voldaan aan de tweede voorwaarde, nu niet in geschil is dat ECI op dat vertrouwen voortbouwend meerdere feitelijke- en rechtshandelingen heeft verricht. Het voorgaande betekent dat de overige stellingen en weren onbesproken kunnen blijven, nu de vorderingen toewijsbaar zijn op grond van het vorenoverwogene.
4.1
In het licht van het voorgaande faalt het verweer van [A c.s.] dat de advocaten mrs. Soons, Altena en Kool onbevoegd zijn SunResorts te vertegenwoordigen. Zij hebben een procesmachtiging van eisers gekregen om de onderhavige procedure te kunnen starten. Tevens faalt het argument van [A c.s.] dat van het Gerecht verwacht wordt vast te stellen wie aandeelhouder is. Er wordt geen declaratoir gevorderd in die zin dat een verklaring van recht is gevorderd dat ECI 93,3%van de aandelen in SunResorts houdt. Er worden diverse geboden en verboden gevorderd, die inherent zijn aan een kort geding procedure.
4.11 [
A c.s.] hebben ten slotte ter zitting nog aangevoerd dat [C] en [B] zich hebben doen uitschrijven uit de registers van de Kamer van Koophandel althans dat deze daartoe de opdracht hebben gegeven. In zoverre zouden zij geen partij meer zijn in de procedure en zouden de vorderingen bij gebrek aan belang moeten worden afgewezen. Het Gerecht gaat hieraan voorbij. Het is aan ECI c.s. om te besluiten welke natuurlijke en/of rechtspersonen zij willen dagvaarden. ECI c.s. hebben ter zitting hun vorderingen jegens [C] en [B] niet ingetrokken en voorts is de uitschrijving niet de enige vordering die betrekking heeft op [C] en [B]. ECI c.s. hebben wel degelijk belang bij een veroordelend vonnis jegens [C] en [B], al was het maar om een executietraject in te kunnen zetten en dwangsommen te verbeuren in geval [C] en [B] zich niet houden aan de veroordelingen van dit vonnis.
4.12
Op de vordering I behoeft bij gebrek aan belang niet te worden beslist, nu deze vordering betrekking heeft op een door [A] opgeroepen aandeelhoudersvergadering van 29 augustus 2022 en dit vonnis wordt gewezen en uitgesproken op 7 oktober 2022.
4.13
De slotsom luidt dat de overige vorderingen van ECI c.s. toewijsbaar zijn. Daarin ligt besloten dat de eis in reconventie niet toewijsbaar is als zijnde de spiegelvorderingen van de conventionele vorderingen. [A c.s.] zullen hoofdelijk als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten zowel in de conventie als in de reconventie worden veroordeeld, een en ander zoals in het dictum vermeld. Dit vonnis zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

5.De beslissing

Het Gerecht:
Rechtdoende in kort geding:
In conventie en in reconventie
5.1
Verbiedt [B], [C] en [A] om zich voor te doen als statutair directeur van SunResorts, (bestuurs)besluiten te nemen binnen SunResorts en/of zich naar derden toe te identificeren als statutair bestuurder/directeur van SunResorts, op verbeurte van een dwangsom van US$ 100.000,= per overtreding van het verbod, met een maximum van US$ 10.000.000,=.
5.2
Verbiedt [B], [C] en [A] om enige feitelijke- of rechtshandeling te verrichten namens SunResorts en/of om SunResorts op wat voor wijze dan ook te binden aan enige verbintenis en/of verplichting(en) richting wie dan ook, op verbeurte van een dwangsom van US$ 100.000,= per overtreding van het verbod, met een maximum van US$ 10.000.000,=.
5.3
Verbiedt [A], [B] en [C] een (nieuwe) vergadering van aandeelhouders van SunResorts bij een te roepen en/of besluiten te nemen op een dergelijke vergadering en/of verdere uitvoering te geven aan besluiten die genomen zijn op een door (een van de) gedaagden bijeengeroepen vergadering van aandeelhouders van SunResorts, op verbeurte van een dwangsom van US$ 10.000.000,= per overtreding van dit verbod.
5.4
Gebiedt [B] en [C] binnen zeven dagen na datum vonnis zich uit te schrijven als directeur van SunResorts bij de Kamer van Koophandel van Sint Maarten, op verbeurte van een dwangsom van US$ 100.000,= per dag, tot een maximum van US$ 10.000.000,=.
5.5
Veroordeelt [A c.s.] hoofdelijk in de kosten van de procedure in conventie, vastgesteld op een bedrag van NAf 450,= aan griffierechten en NAf 1.259,60 aan exploot- en betekeningskosten en NAf 3.000,= aan salaris gemachtigde alsmede in de kosten van de procedure in reconventie, vastgesteld op een bedrag van NAf 750,= aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na vonnis zijn voldaan.
5.6
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
5.7
Wijst de vorderingen in reconventie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach, rechter, en op 7 oktober 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.