ECLI:NL:OGEAM:2022:47

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2022
Zaaknummer
SXM202200653
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een statutair directeur wegens dringende redenen en de gevolgen voor de arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [de directeur] en de naamloze vennootschap Princess Juliana International Airport Exploitatiemaatschappij N.V. (PJIAE). De zaak betreft het ontslag van [de directeur] als statutair directeur van PJIAE, dat op 14 maart 2022 is geëffectueerd op basis van dringende redenen. De directeur vorderde in kort geding zijn wedertewerkstelling en betaling van achterstallige salarissen en vergoedingen, terwijl PJIAE het ontslag verdedigde op basis van vermeende schendingen van zijn verplichtingen als directeur, waaronder het lekken van vertrouwelijke informatie en het niet meewerken aan een intern onderzoek naar strafrechtelijke verdenkingen tegen hem.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de procedure rondom het ontslag correct is verlopen en dat de redenen voor ontslag, zoals genoemd in de statuten van PJIAE en de Service Agreement, voldoende onderbouwd zijn. Het Gerecht oordeelde dat [de directeur] niet recht heeft op wedertewerkstelling of op de beëindigingsvergoeding, omdat de dringende redenen die tot zijn ontslag hebben geleid, zijn vastgesteld. Wel heeft het Gerecht geoordeeld dat PJIAE moet overgaan tot betaling van de niet-genoten vakantiedagen van [de directeur].

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van een statutair directeur en de noodzaak om transparant te zijn over eventuele juridische problemen die de bedrijfsvoering kunnen beïnvloeden. Het Gerecht heeft de vorderingen van [de directeur] grotendeels afgewezen, met uitzondering van de vordering tot betaling van vakantiedagen, en heeft hem in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202200653
Vonnis in kort geding d.d. 12 juli 2022
inzake
[de directeur],
wonende in Sint Maarten,
eiser,
gemachtigde: mr. C.J. KOSTER,
tegen
de naamloze vennootschap PRINCESS JULIANA INTERNATIONAL AIRPORT EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. K. DE L’ISLE.
Partijen zullen hierna [de directeur] en PJIAE worden genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 2 juni 2022,
extra producties van [de directeur] en een wijziging van eis,
producties van PJIAE,
pleitnota namens [de directeur],
pleitnota namens PJIAE.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juni 2022 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 15 september 1993 is [de directeur] (geboren op .. juni 19..) als werknemer in dienst getreden bij PJIAE, de exploitant van de internationale luchthaven op Sint Maarten. Hij heeft verschillende functies vervuld. Tussen partijen is op 1 augustus 2017 een “Service Agreement” tot stand gekomen. Daaruit volgt dat [de directeur] per 31 juli 2017 is benoemd tot een van de statutaire bestuurders van PJIAE, met de titel van Chief Operations Officer (COO). De Service Agreement is aangegaan voor de periode 1 augustus 2017 tot 31 juli 2022.
2.2.
PJIAE kent een Raad van Commissarissen oftewel de Supervisory Board of Directors, hierna: SBOD.
2.3.
De enige aandeelhouder van PJIAE is Princess Juliana International Airport Houdstermaatschappij N.V., hierna: de Holding. De aandelen van de Holding worden gehouden door het Land Sint Maarten.
2.4.
Artikel 8 lid 2 van de statuten van PJIAE luidt als volgt:
“Directeuren kunnen te allen tijde wegens dringende redenen op staande voet door de algemene vergadering van aandeelhouders worden ontslagen. In overige gevallen kunnen directeuren te allen tijde door de algemene vergadering van aandeelhouders worden ontslagen, met dien verstande dat tot ontslag van een directeur, anders dan op eigen verzoek, slechts kan worden besloten nadat de betreffende directeur in de gelegenheid is gesteld zich tegenover de algemene vergadering van aandeelhouders te verantwoorden.”
2.5.
Artikel 1.2. van de Service Agreement luidt als volgt:
“This Agreement will furthermore end by operation of law:
1.2.1.
In the event the COO is dismissed from his position by way of resolution of the General Meeting of Shareholders as per the effective date of that resolution;
(…)
1.2.5.
In the event the COO is found guilty of a criminal offence.”
2.6.
Artikel 1.3.:
“In the Event the COO is dismissed with immediate effect for urgent reasons by way of resolution of the General Meeting of Shareholders before the expiration of the term of this agreement, the COO shall have no claim for further compensation or severance pay beyond the date of termination.
“Urgent Reasons” shall mean an act of fraud, embezzlement, or theft against PJIAE, conviction of felony or plea of guilty, gross neglect of duties, or violation of this Agreement by the COO.”
2.7.
Artikel 1.4.:
“In the event the COO is dismissedwithoutcause, at any time during the term of this Agreement, 12 months’ gross fee plus vacation allowance shall be paid out to the COO in 12 equal monthly installments during a period of 12 months subsequent to said dismissal.(…)
.”
2.8.
Artikel 2.1.:
“In the event the COO is terminated without cause and for any reason or this agreement is not renewed, the party (COO) will again be employed by the company (PJIAE NV) as an employee in a similar function and conditions prior to those applied immediately prior to this agreement, plus the applicable benefits and accumulated years in service will stand.
Said position may be subject to applicable VDSM screening and if so, article 1.5 [1] would apply.”
2.9.
Artikel 7.2.:
“The COO must give proper notice to the SBOD in the event he is unable to come to work or perform his duties.”
2.10.
Artikel 9.1.:
“Both during this agreement and after its termination, the COO must treat all information and matters entrusted and/or coming to his knowledge by virtue of his position with strict and full confidentiality. No information may be divulged or provided, whether directly or indirectly, to any third party unless the COO is authorized to do so by the General Meeting of Shareholders or such is required in the execution of the COO’s duties and obligations under this agreement. In light of this duty of confidentiality, parties agree that the COO will send and receive all company related emails only through the company email account and/or server.”
2.11.
Artikel 14 van de
“Regulations for the Managing Board of PJIAE”bevat eenzelfde regeling als artikel 9.1. van de Service Agreement. De laatste regel van dit artikel luidt:
“No individual Managing Director may provide information to third parties without a Managing Board decision to that effect.”
2.12.
Op 2 september 2019 ontvangt [de directeur] een e-mail van de voorzitter van de SBOD omdat hij namens PJIAE verplichtingen is aangegaan zonder goedkeuring van de SBOD. In deze e-mail komt de volgende passage voor:
“In light of the aforementioned you are formerly put on notice that if you allow these types of irregularities to occur going forward, it will have disciplinary and financial consequences and even possible termination. The companies reputation and integrity has been compromised. Moreover, the irregularities that have been identified so far will be considered when determining financial components of your remuneration.”
2.13.
Bij advocatenbrief van 16 september 2019 reageert [de directeur] hier gedetailleerd op. Hij legt daarin uit dat er een betaling is gedaan aan de verzekeringstussenpersoon om het verhelpen van de schade die orkaan Irma op 6 september 2017 aan het vliegveld heeft aangericht te vergemakkelijken.
2.14.
Op 25 mei 2020 vindt er een vergadering van de SBOD plaats, met CEO [de ceo] en [de directeur], waarin uitgebreid wordt gesproken over de samenwerking tussen de laatste twee. De SBOD geeft haar visie hierop in een uitgebreide brief van 15 juli 2020.
2.15.
Bij brief van 7 september 2020 aan de SBOD verzoekt [de directeur] om uitbetaling van beloningsbestanddelen over 2017 tot en met 2019.
2.16.
Bij brief van 29 oktober 2020 reageert de SBOD hier uitgebreid op. Deze brief besluit als volgt:
“After careful consideration, the SBOD believes that the only fair approach with respect to the 2019 and 2018 evaluations, is the following:
-
no (bonus related) evaluation for 2018 and 2019 will be carried out;
-
as full and final compensation for your performance for the years 2018 and 2019, you will receive an amount of one gross monthly salary for 2018 and one gross monthly salary for 2019 (one month salary is what the employees got and management board members should, especially under the current circumstances, not get more than employees), i.e. ANG 38.000,00 gross in total for the two years, to be paid out when the airport has recovered to 2019 levels; and
-
your 2020 evaluation will be performed based on the 2020 evaluation format.”
2.17. [
de directeur] heeft deze brief niet voor akkoord ondertekend. Het bedrag van NAf. 38.000,00 is niet uitbetaald.
2.18.
Bij brief van 30 maart 2021 van de SBOD aan [de directeur] wordt een overzicht verstrekt van alle informatie die de SBOD van [de directeur] wil ontvangen. In deze brief worden verder allerlei kritische vragen gesteld over de beloningsbestanddelen die [de directeur] heeft ontvangen respectievelijk nog wenst te ontvangen. De brief besluit als volgt:
“It is clear that, despite multiple reminders, you are not providing the SBOD (timely) with the requested information, which leads the SBOD to conclude that many of these remunerations were enjoyed by you without the required approvals. The fact that you do not respond to certain questions, responses are late and incomplete and your lack of cooperation to promptly get the facts straight in such a serious matter is not taken lightly by the SBOD. This letter serves as an official warning that if this type of behavior continues that the SBOD will take disciplinary action.”
2.19.
Bij brief van 26 oktober 2021 van de SBOD aan [de directeur] wordt hij geschorst naar aanleiding van zijn aanhouding waarvan PJIAE, volgens deze brief, pas van op de hoogte raakte door het volgende (in de brief geciteerde) persbericht van het OM [2] :
“On Friday, October 22, 2021, the Recherche Samenwerkingsteam (RST) arrested two people and conducted searches at two houses and at the addresses of two businesses on Sint Maarten under the supervision of the investigating magistrate.
The arrests of M.H. and R.G. and the searches are related to an extensive investigation codenamed “Mitte” and is focused on fraud related to cleanup and repair works carried out at Princess Juliana International Airport after Hurricane Irma.
The “Mitte” investigation is executed RST under the leadership of the Anti-Corruption Taskforce TBO of the Attorney-General’s Office of Curacao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius and Saba.
TBO focuses on a specialized approach to combat corruption and subversion of financial and economic crime. Additionally, the team investigates fraud, forgery and money laundering.”
2.20.
In de brief staat verder dat de SBOD een onderzoek gaat doen
“in connection with the allegations against for which you have been arrested. Please be advised that you are required to fully cooperate with this investigation. You are hereby requested to provide full details of the alleged fraud and criminal file. Please provide these details byWednesday 27 October 2021 COBat the latest.(…)
Please be advised that failure to comply with the SBOD’s investigation into this matter may have consequences, including your dismissal.”
2.21.
De brief van 29 oktober 2021 van de SBOD aan [de directeur], waarin hij voor twee maanden wordt geschorst, besluit als volgt:
“As you know the SBOD is investigating the matter. As a statutory director, you are required to fully cooperate with this investigation, including but not limited to providing details regarding the suspicions, and sharing the criminal file against yourself (if and when permitted by law). For the record we note that you have not provided any information regarding the suspicions, nor did you convey your views about the suspicions. The SBOD considers this a material breach of your duties and obligations as managing director of PJIAE.”
2.22. [
de directeur] heeft van 22 oktober 2021 tot en met 29 oktober 2021 in voorlopige hechtenis gezeten zonder dat aan hem beperkingen zijn opgelegd. Hij is door het OM uit de voorlopige hechtenis ontslagen. Er is geen sprake geweest van een vordering tot inbewaringstelling. Het OM heeft tot op heden geen beslissing over verdere vervolging genomen.
2.23.
In oktober tot en met december 2021 is sprake van een uitvoerige mailwisseling tussen de SBOD en de raadsvrouwe van [de directeur] in zijn strafzaak. De SBOD wil weten waar de verdenkingen op zien en vraagt bij [de directeur] het strafdossier op. [de directeur] antwoordt daarop dat hij onschuldig is, het strafdossier niet heeft en dat hij niet gehouden is de verdenkingen die het OM tegen hem heeft met de SBOD te delen.
2.24.
Bij brief van 3 december 2021 van de SBOD aan de Holding wordt [de directeur] voorgedragen voor ontslag als statutair bestuurder:
“In our view, by not providing any substantive information regarding his arrest and detention of no less than 8 days, Mr. [de directeur] has grossly neglected his duties and breached the service agreement between himself and PJIAE, which constitute Urgent Reasons for his dismissal, especially because Mr. [de directeur] received a written warning from the SBOD in March 2021 in which the SBOD made clear that not responding to questions, providing incomplete responses and a lack of cooperation is not taken lightly by the SBOD and that if such behavior continues, disciplinary measures would be taken. In light of all the aforementioned, we are of the opinion that under the current circumstances a dismissal of Mr. [de directeur] as statutory director of PJIAE is appropriate and warranted.”
2.25.
Op 23 december 2021 neemt de algemene vergadering van aandeelhouders van PJIAE, in aanwezigheid van [de directeur], de volgende besluiten:
“The Holding Company, as sole shareholder of the Company, has decided not to take a decision on the recommended dismissal of Mr. [de directeur] as yet, until such time that an independent investigation has taken place and the results thereof can be considered(DECISION).
Mr. [de directeur] has agreed to take voluntary leave with pay at the request of the Holding Company, as sole shareholder of the Company(DECISION), to allow for the independent investigation to take place. Meantime all restrictions remain in place for Mr. [de directeur], including regarding access to the Company, as was the case during the previous suspension by the Supervisory Board of the Company.”
2.26.
Bij handgeschreven brief van 26 januari 2022 aan de Staten van Sint Maarten bericht [de directeur] het volgende:
“This letter serves as a cover letter for resubmitting the documents requested by the parliament members.”Het betreft onder andere een brief van [de directeur] van 22 juni 2020 aan de Voorzitter van de Staten en een brief van dezelfde datum aan de Raad van Ministers. Daarbij gevoegd zijn ongeveer 500 bladzijden aan interne documenten betreffende de financiering en de bedrijfsvoering van PJIAE. Het gaat ook over het beklag dat [de directeur] doet over het zijns inziens eigengereide optreden van collega statutair bestuurder CEO [de ceo].
2.27.
Per e-mail van 4 februari 2022 van de SBOD aan [de directeur] wordt onder andere het volgende aan hem bericht:
“By letter of 15 July 2020, we emphasized to the management board that leaking company information by a member of the management board is unacceptable and that if we determine that any member of the management board leaks information, (disciplinary) action will be taken.
In the past days, we have received information that you have provided information of PJIAE to third parties. This has even resulted in the information being available for the media. On 31 January 2022 we obtained a copy of file which you have made available to third parties, which includes correspondence between board members and minutes of board meetings. We also noted that you chose to leak selective information, deliberately presenting an incomplete and inaccurate picture of the facts.
(…)
The SBOD has recommended to PJIAH [3] that you be dismissed based on the gross neglect/violations. You are summoned to refrain from providing PJIAE information to third parties. You will be held liable for any damages suffered by PJIAE because of your actions.”
2.28.
Een extern onderzoeksrapport van 26 februari 2022 is opgesteld naar aanleiding van de strafrechtelijke verdenking van het OM tegen [de directeur] en een werknemer van PJIAE, de heer [A]. Daarin staat over [de directeur] (p. 26):
“Mr. [de directeur] has failed to comply with applicable procedures as a caretaker and as CEO/CFO/COO. As a result, PJIA experienced financial losses. PJIA has clear procedures in place to protect PJIA against these risks.”
2.29.
Verderop staat dat [de directeur] als enige bestuurder
“caretaker”na orkaan Irma verantwoordelijk was voor alle
“business operations”. Verder wordt vermeld dat de SBOD ook verantwoordelijk is
‘’for the period directly after Irma by not complying with the correct and desired governance structure.”Verder kan de rapporteur geen schadebedrag vaststellen.
2.30.
Dit rapport is niet met [de directeur] gedeeld. Hij heeft het voor het eerst gezien in het kader van deze kortgedingprocedure.
2.31.
Op 28 februari 2022 wordt [de directeur] schriftelijk uitgenodigd voor de vergadering van aandeelhouders, te houden op 14 maart 2022. Agendapunt 3:
“Dismissal of Mr. M.M. [de directeur] as director of the Company for the following reasons (see Annex 1):
a.
violation of duties and obligations (Continuation agenda item EGMS December 23, 2021/December 28, 2021),
b.
leaking of confidential information (the link to the documents submitted to Parliament by you will be digitally sent to you).”
2.32.
Er is ook een onderzoeksrapport van 5 maart 2022, opgesteld naar aanleiding van het advies van de SBOD om [de directeur] te ontslaan. Op bladzijde 8 van het rapport staat:
“The investigation does not cover the fraud allegations for which Mr. [de directeur] is under criminal investigation.”Het rapport ziet op de communicatie tussen alle belanghebbenden nadat de aanhouding van [de directeur] publiekelijk bekend was geworden.
2.33.
Op de aandeelhoudersvergadering van 14 maart 2022 wordt [de directeur] als statutair bestuurder ontslagen om de redenen als vermeld in de uitnodiging van 28 februari 2022. Het ontslagbesluit is identiek aan de tekst van agendapunt 3.
2.34.
De brief van 17 maart 2022 van de SBOD aan [de directeur] vangt als volgt aan:
“Following the recommendations of the [SBOD] of [PJIAE] the General Meeting of Shareholders of the Company dismissed you for urgent reasons with immediate effect as of 14 March 2022 (the“Dismissal”).
As a result of the Dismissal, the Service Agreement between you and the Company entered into on 1 August 2017 (the“Service Agreement”) has ended by operation of law pursuant to article 1.2.1 of the Service Agreement. Consequently, you have no claim for further compensation or severance pay beyond the date of termination. Therefore, your salary and benefits will be paid up to 14 March 2022.”
2.35.
In de verklaring van 28 april 2022 schrijft een voormalige directeur van de Holding, de heer [B], onder andere het volgende:
“I instructed and told Mr. [de directeur] to send all his concerns to the Council of Ministers and Parliament, including substantiated documents (minutes, agreements, etc.) [4] . The supervisory board (PJIAE) was not reacting timely to or addressing the severe issues and objections, which is why I instructed him to do so.
PJIAH [5] was aware of the issues and attempted, but failed, to obtain information from the supervisory board (PJIAE) on how and when Mr. [de directeur]’s concerns would be addressed.”
2.36.
Een voormalig lid van de SBOD, mevrouw [C], bevestigt deze uitlatingen van [B], in haar verklaring van dezelfde datum.
2.37.
PJIAE heeft [de directeur]s functioneren beoordeeld blijkens formulieren die zijn gedateerd op 28 december 2020 en 25 mei 2022 over respectievelijk de jaren 2020 en 2021.

3.Het geschil

3.1.
Na eiswijziging vordert [de directeur] dat het Gerecht, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, de volgende beslissingen neemt:
PJIAE te veroordelen binnen 24 uur na het wijzen van het vonnis om [de directeur] weer in dienst te nemen als werknemer in de functie van Director Airport Operations, althans een daarmee vergelijkbare functie met arbeidsvoorwaarden die daarmee gelijk of vergelijkbaar zijn, alsmede PJIAE te veroordelen om het loon van NAF. 15.463,43 te voldoen totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, waarbij PJIAE verplicht wordt om de 29, althans 24 opgebouwde dienstjaren te eerbiedigen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom,
PJIAE te veroordelen artikel 1.4 van de Service Agreement na te komen door PJIAE in ieder geval te veroordelen (voor de maanden maart tot en met juni 2022) NAf. 104.760,00 aan [de directeur] te betalen en voor iedere maand vanaf juli 2022 NAf. 26.190,00 te betalen tot en met februari 2023, waarbij het Gerecht kan verstaan dat de maandelijkse uitkering wordt geconverteerd tot een loonsuppletie indien gedaagde voldoet aan vordering a., een en ander conform artikelen 1.4 en 2.1. van de Service Agreement,
PJIAE te veroordelen NAf. 30.000,00 als toelage op de extra werkzaamheden in 2017 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 mei 2019 (datum toezegging), althans de datum van indiening van dit verzoekschrift,
PJIAE te veroordelen om met terugwerkende kracht te betalen de 2% jaarlijkse loonsverhogingen vanaf kalenderjaar 2018 tot en met kalenderjaar 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari van het betreffende jaar waarin de loonsverhoging toegepast had moeten zijn,
PJIAE te veroordelen om opgebouwde maar niet genoten 31,25 vakantiedagen uit te betalen,
PJIAE te veroordelen om het vakantiegeld over 2021 en 2022 van
NAf. 13.987,42 uit te betalen,
voor zover nodig de hiervoor gevorderde betalingen dan wel een door het Gerecht in goede justitie te bepalen deel daarvan aan [de directeur] bij wijze van voorschot toe te kennen,
PJIAE te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
PJIAE verzoekt het Gerecht om de vorderingen van [de directeur] af te wijzen, althans hem daarin niet-ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van [de directeur] in de proceskosten.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
Het spoedeisend belang is met de aard van de vorderingen (wedertewerkstelling in een andere functie en uitbetaling van opeisbare beloningsbestanddelen) gegeven.
De argumenten van partijen
4.2.
Kort en zakelijk weergegeven voert
[de directeur]het volgende aan. Sinds mei 2019 is er sprake van een gebrekkige samenwerking tussen de CEO, de heer [de ceo], en hemzelf. [de ceo] gaat zijn eigen gang en laat zich weinig gelegen liggen aan zijn mede statutair bestuurder [de directeur]. De SBOD, ondanks vele schriftelijke klachten van [de directeur], laat dit dooretteren. Anders dan in de Service Agreement is overeengekomen wordt [de directeur]s functioneren niet geëvalueerd en ontvangt hij niet alle overeengekomen vergoedingen. De ontslagredenen zijn gezocht. Duidelijk is in elk geval dat de strafrechtelijke verdenking niet een reden voor het ontslag is; anders dan door de SBOD gezegd heeft de onderzoeker daarover niet gerapporteerd. [de directeur] is onschuldig en PJIAE heeft de onschuldspresumptie geschonden met het ontslag. Er is geen sprake van dringende redenen voor zijn ontslag, zo blijkt uit artikel 1.3. van de Service Agreement dat een limitatieve opsomming bevat van dringende redenen. Dan mag hij dus als werknemer terugkeren óf heeft hij recht op doorbetaling van loon gedurende 12 maanden; zie artikel 1.4. Voor de aandeelhoudersvergadering was niet geagendeerd het ontslag wegens dringende redenen, maar enkel het “voorgenomen ontslag”. Ook in het ontslagbesluit zelf wordt niet gesproken van
“urgent reasons”. Wel in de brief van 17 maart 2022, maar dat is niet rechtsgeldig; alleen de aandeelhouder kan een ontslagbesluit aanpassen. Inhoudelijk gaan de ontslagredenen ook niet op: van [de directeur] die in detentie zat kon nu eenmaal niet worden verwacht dat hij PJIAE op de hoogte kon stellen van de verdenkingen. Wat hij kon delen heeft hij via zijn advocaat gedaan. En uit de verklaringen van een voormalig lid van de SBOD en van een voormalige directeur van de Holding volgt juist dat zij ervan op de hoogte waren dat hij bepaalde documenten deelde met de Raad van Ministers en de Staten. Dat had alles te maken met de onwerkbare verstandhouding met de CEO.
4.3.
Deze argumenten van [de directeur] worden door PJIAE inhoudelijk weersproken.
De formele argumenten van [de directeur]
4.4.
Het Gerecht moet beoordelen of het zeer waarschijnlijk is dat de bodemrechter het ontslagbesluit nietig zou verklaren wegens strijd met de wet of de statuten. Daarover wordt het volgende overwogen. Artikel 8 lid 2 van de statuten is nageleefd: er heeft een algemene vergadering plaatsgevonden en [de directeur] is daarin gehoord. Gesteld noch gebleken is dat er enig ander wettelijk of statutair vereiste in de aanloop naar de aandeelhoudersvergadering door PJIAE niet is nagekomen.
4.5.
Naar voorlopig oordeel geldt verder dat uit de oproeping voor de aandeelhoudersvergadering van 14 maart 2022 wel degelijk in voldoende mate blijkt dat sprake is van een ontslag wegens een dringende reden. Dat blijkt uit de redenen als vermeld op de oproeping: plichtsverzuim en het lekken van vertrouwelijke informatie. Die redenen zijn moeilijk aan te merken als een (meer) regulier ontslag van een statutair bestuurder. Daarbij komt dat aan de eerste ontslaggrond een uitvoerige mailwisseling vooraf is gegaan tussen de Voorzitter van de SBOD en de raadsvrouwe van [de directeur] in de strafzaak. Daaruit is af te leiden dat de SBOD het zwijgen over de reden van [de directeur]s detentie zeer hoog opnam. Wat betreft het lekken van vertrouwelijke informatie geldt dat [de directeur] bij brief van 26 januari 2022 vertrouwelijke documenten heeft
“[ge]resubmit”aan Staten en Raad van Ministers. Op 4 februari 2022 heeft de SBOD aan [de directeur] te kennen gegeven dat dit neerkomt op
“gross neglect/violations”en [de directeur] wordt aansprakelijk gehouden voor de schade van PJIAE door het lekken van de vertrouwelijke documenten. Gecombineerd met de tekst van de oproeping voor de algemene vergadering van aandeelhouders moet het [de directeur] duidelijk zijn geweest dat er sprake was van een ontslag wegens dringende redenen in de zin van artikel 8 lid 2 van de statuten.
4.6.
De formele argumenten van [de directeur] gaan dus niet op.
De ontslagredenen – inleiding
4.7.
Aldus is naar voorlopig oordeel sprake van een volgens de wet en statuten door de algemene vergadering van aandeelhouders procedureel correct genomen ontslagbesluit wegens dringende redenen. Beoordeeld moet worden of de aangevoerde dringende redenen vallen onder de definitie van artikel 1.3. van de Service Agreement. Als een van de redenen dringend is, dan leidt dat tot de conclusie dat [de directeur] geen recht heeft op de overeengekomen beëindigingsvergoeding en evenmin gerechtigd is om terug te keren als werknemer in een vergelijkbare functie als voor zijn aantreden als COO.
4.8.
Het Gerecht noteert dat [de directeur] (zie alinea’s 68 en 69 van zijn verzoekschrift) de vorderingen onder a. en b. baseert op de Service Agreement. [de directeur] stelt dat de vraag of het ontslagbesluit vernietigbaar is, eigenlijk niet relevant is om desalniettemin tot toewijzing van de vorderingen te komen. De dringende redenen moeten uitsluitend worden beoordeeld aan de hand van artikelen 2.1. en 1.4. van de Service Agreement. En dat is een minder hoge drempel dan een vernietigingsactie op grond van Boek 2 BW.
4.9.
Naar voorlopig oordeel geldt echter dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een dringende reden op grond van de Service Agreement een rechtsgeldig ontslagbesluit wegens een dringende reden een noodzakelijke voorwaarde is. De Service Agreement is immers opgesteld om de benoeming van voormalig werknemer [de directeur] tot statutair bestuurder mogelijk te maken zodat statuten en Service Agreement een samenhang kennen. Dus: als geen sprake is van ontslag wegens een dringende reden, dan kan [de directeur] de ontslagvergoeding ontvangen of weer in loondienst gaan. Als er sprake is van dringende redenen, dan kan [de directeur] op deze voorzieningen géén beroep doen. Hij kan dan geen rechten ontlenen aan de Service Agreement.
4.10.
Een en ander betekent dat het Gerecht moet beoordelen of de dringende redenen, als die komen vast te staan, vallen onder de definitie van artikelen 1.3. en 2.1. van de Service Agreement, rekening houdende met wat een statutair bestuurder in de uitoefening van zijn functie betaamt. Anders dan [de directeur] aanvoert, is het niet zo dat louter de tekst van het ontslagbesluit doorslaggevend is voor de vraag of sprake is van dringende redenen in de zin van de Service Agreement. Het Gerecht moet, aan de hand van (zo nodig) uitleg van de Service Agreement, rekening houdende met alle omstandigheden waaronder de uitvoering van zijn statutair bestuurderschap, beoordelen of sprake is van een van de daarin genoemde dringende redenen.
De ontslagredenen - violation of duties and obligations
4.11.
Zoals hiervoor overwogen gaat de gestelde grond “
violation of duties and obligations” over het zwijgen van [de directeur] over de strafrechtelijke verdenking jegens hem. PJIAE stelt dat hij gehouden is hierover openheid van zaken te geven. [de directeur] stelt dat hij onschuldig is en dat hij, ook jegens PJIAE, het recht heeft hierover te zwijgen om zijn verdediging in de eventuele strafzaak tegen hem niet te schaden.
4.12.
Duidelijk is dat de feiten die aan deze dringende reden door PJIAE ten grondslag zijn gelegd vast zijn komen te staan. Partijen hebben zeer uitvoerig met elkaar gemaild en [de directeur] heeft blijkens deze correspondentie categorisch geweigerd om de door de SBOD verzochte duidelijkheid te verschaffen.
4.13.
De vraag is dus, gelet op artikel 1.3. van de Service Agreement, of deze weigering
“gross neglect of duties”oplevert. Het Gerecht overweegt dat ook tussen PJIAE en haar statutaire directeuren het principe van
“nemo tenetur”opgaat; [de directeur] hoeft niet mee te werken aan zijn eigen strafrechtelijke veroordeling. Zou het zo zijn dat [de directeur] zich beroept op zijn zwijgrecht tegenover politie en justitie maar dat hij, op straffe van ontslag, gedwongen zou worden voluit over de verdenking te spreken met de SBOD, dan ontstaat het risico dat zijn verklaringen met justitie en politie worden gedeeld. Daarmee zou zijn verdediging in de strafzaak dus worden ondergraven en daar staat artikel 6 EVRM aan in de weg. Dus de eisen van de SBOD dat [de directeur] volledige openheid van zaken geeft en zelfs het strafdossier [6] deelt gaan, naar voorlopig oordeel, veel te ver.
4.14.
Naar voorlopig oordeel geldt echter wèl dat [de directeur] gehouden was inzicht te verschaffen aan PJIAE over de aard en de inhoud van de strafrechtelijke verdenkingen jegens hem. Daar had PJIAE alle belang bij, gelet op de vereiste collegiale samenwerking in het bestuur en de media-aandacht. Het argument van [de directeur] dat hij dit niet goed weet omdat het OM daarover niet duidelijk was, gaat niet op. Uit het persbericht van het OM immers blijkt dat het gaat over de periode kort na de passage van orkaan Irma, toen [de directeur] de enige statutaire bestuurder was, en dat de verdenkingen zien op
“cleanup and repair works”. Van [de directeur] had mogen worden verwacht dat hij, naar aanleiding van het verzoek van PJIAE, aan de SBOD had verteld welke vragen aan hem zijn gesteld. Op zijn antwoorden daarop had hij niet hoeven in te gaan. Evenzeer had hij aan de SBOD uitleg moeten geven welke documenten aan hem zijn getoond. Zijn reactie op die documenten in het politieverhoor hoefde hij niet met de SBOD te delen. Met deze informatie zou de SBOD gericht een intern onderzoek hebben kunnen instellen en had zij een eigen inschatting kunnen maken of verdere samenwerking in het collegiale bestuur met [de directeur] nog geïndiceerd was.
4.15.
De conclusie is dat het volledig zwijgen over de verdenkingen door [de directeur] inderdaad neerkomt op
“gross neglect of duties”en dus een dringende reden vormt. Van een statutaire bestuurder mag worden verwacht dat hij de SBOD desgevraagd, maar zelfs spontaan, voormelde informatie verschaft zodat PJIAE in staat wordt gesteld een gericht eigen onderzoek te verrichten en zij kan beoordelen of de positie van [de directeur] in het statutaire (collegiale) bestuur nog wel houdbaar is. Het verstrekken van voormelde informatie zou er ook toe hebben geleid dat PJIAE intern en extern hierover effectief en tijdig zou kunnen communiceren.
4.16.
Bespreking verdienen, in dit kader, nog (volledigheidshalve) de beide onderzoeksrapporten. Wat betreft het rapport van 5 maart 2022 geldt dat dit geen enkele waarde voor de beoordeling in dit kort geding heeft. Het ziet namelijk niet op de (strafrechtelijke) verdenkingen tegen [de directeur], en geeft niet meer dan een soort van opsomming van de vragen van de SBOD hierover en de reacties van [de directeur] en zijn raadsvrouwe hierop. Evenmin kan het rapport van 22 februari 2022 “meetellen”; dit is niet in concept met [de directeur] gedeeld en hij heeft er dus nooit zijn reactie op kunnen geven.
De ontslagredenen - leaking of confidential information
4.17.
Naar voorlopig oordeel staat vast dat [de directeur] vertrouwelijke informatie meermalen heeft gelekt. Dat blijkt immers uit zijn eigen handgeschreven brief van 26 januari 2022 waarin dit letterlijk staat. Hij spreekt over
“resubmitting”en uit de stukken blijkt dat hij in 2020 dezelfde documenten reeds aan de Staten en de Raad van Ministers heeft toegezonden. Deze zijn bij deze instanties kennelijk kwijtgeraakt.
4.18.
Anders dan [de directeur] stelt is het geven van deze informatie aan de Staten en de Raad van Ministers wel degelijk aan te merken als verboden lekken van informatie en wel om de volgende redenen.
4.19.
In de eerste plaats omdat uit artikel 9.1. van de Service Agreement volgt dat het verspreiden van dergelijke informatie aan derden alleen is toegestaan na toestemming van de algemene vergadering van aandeelhouders van PJIAE. Duidelijk is dat een dergelijke toestemming niet voorhanden is. Artikel 14 van de Regulations schrijft voor dat het statutaire bestuur akkoord moet gaan, terwijl van een dergelijk besluit is niet gebleken. Hieraan doet niet af dat de voormalige bestuurder van de Holding stelt dat hij [de directeur] heeft gemachtigd de informatie te verspreiden, wat wordt beaamd door een voormalig lid van de SBOD; er is namelijk geen aandeelhoudersbesluit van die strekking voorhanden. [de directeur] had zich moeten richten naar de regels uit de Service Agreement en de Regulations. Zijn verantwoordelijkheid als bestuurder bracht dit met zich mee. Als hij vond dat de situatie het verstrekken van de informatie vergde, had hij een en ander zelf moeten agenderen in het bestuur, of in het overleg van het bestuur met de SBOD, en als hij daar niet uitkwam, dan had hij het bestuur moeten vragen daarover een buitengewone vergadering van aandeelhouders bijeen te roepen (zoals voorzien in artikel 12 lid 4 statuten). Al deze stappen heeft [de directeur] overgeslagen; in plaats daarvan heeft hij in 2020 in het geniep vertrouwelijke informatie gelekt. Naar voorlopig oordeel geldt verder dat als [de directeur], na al deze stappen te hebben genomen, van mening bleef dat hij als statutair bestuurder zijn werk niet meer kon doen, hijzelf ontslag had kunnen nemen, althans de SBOD had kunnen vragen hem ontslag te geven, en gebruik kunnen maken van de voor hem gecreëerde financiële en werkvoorzieningen in de Service Agreement. Dat is de ultieme consequentie voor een statutaire bestuurder die met zijn collega bestuurders en de SBOD niet kan c.q. wil samenwerken en een van de kenmerkende verschillen van de statutaire bestuurder met die van een werknemer met een arbeidsovereenkomst.
4.20.
In de tweede plaats zijn de Staten en de Raad van Ministers niet aan te merken, zoals [de directeur] aanvoert, als eigenlijke aandeelhouder. De enige aandeelhouder die PJIAE heeft is de Holding en deze moet zich verantwoorden naar haar eigen aandeelhouder. Het moge zo zijn dat de Staten bestuurders van overheidsdeelnemingen ontbieden naar hun openbare of besloten vergaderingen om vragen van Statenleden te beantwoorden, maar dat doet niets af aan de regels die wet, statuten en de Regulations voorschrijven en waar [de directeur], net als zijn collega bestuurders en de SBOD van PJIAE, zich aan dient te houden.
4.21.
Tot slot moet voor [de directeur] duidelijk zijn geweest dat door het lekken PJIAE zou worden geschaad. Uit de aard van de informatie bleek in 2020 al snel dat het van hoog binnen de organisatie moest komen. Naar voorlopig oordeel acht het Gerecht het onbegrijpelijk dat een lid van de statutaire directie van een internationale luchthaven deze vertrouwelijke informatie lekt en de vennootschap hierdoor aan allerlei risico’s blootstelt. En daarover dan jarenlang het zwijgen toedoet, zelfs op het moment dat de SBOD, nota bene op verzoek van [de directeur], een urenlange sessie wijdt aan de gebrekkige samenwerking tussen [de ceo] en hemzelf die volgens [de directeur] de oorzaak is van de door hem ervaren problemen binnen het bestuur.
De ontslagredenen - conclusie
4.22.
De conclusie luidt dan ook dat de handelwijze van [de directeur] inzake het lekken van informatie neerkomt op
“gross neglect of duties”én “
violation of this agreement”. Omdat sprake is van meerdere dringende redenen in de zin van de Service Agreement, dus ook ten aanzien van het niet verschaffen van informatie over de strafrechtelijke verdenking jegens hem, is er geen gehoudenheid van PJIAE om [de directeur] weer als werknemer aan te nemen. Evenmin is er reden om aan hem de ontslagvergoeding van artikel 1.4. uit te betalen. De vorderingen onder a. en b. van [de directeur] worden daarom afgewezen.
De overige vorderingen van [de directeur]
4.23.
Wat betreft de vordering onder c. het volgende. Deze ziet op de waarneming door [de directeur] van de taken van de CFO en CEO in de periode augustus tot en met december 2017. In de vergadering van 24 mei 2019 is besloten dat [de directeur] die toelage zou ontvangen. Deze is echter nooit uitbetaald, terwijl er wel een besluit ligt van de SBOD van 24 mei 2019 van die strekking, aldus [de directeur].
4.24.
PJIAE stelt echter dat van een formeel besluit geen sprake is. Dat is dan ook de reden dat [de directeur] bij brief van 3 juni 2019 aan de Voorzitter van de SBOD heeft gevraagd om toekenning van dit bedrag. Bij brief van 29 oktober 2020 deelde de SBOD mede, om allerlei redenen, niet van zins te zijn dit bedrag te betalen.
4.25.
Gelet op deze standpunten luidt het oordeel dat deze kwestie zich niet leent voor behandeling in kort geding. Partijen dienen hierover het oordeel van de bodemrechter te vragen. Dat betekent dat de vordering onder c. wordt afgewezen.
4.26.
De vordering sub d. ziet op de 2% jaarlijkse loonsverhogingen vanaf 2018 tot en met 2022. Ook deze vordering wordt afgewezen, nu deze afhankelijk is van de beoordelingen door de SBOD van het functioneren van [de directeur]. Deze kwestie acht het Gerecht, gelet op het inhoudelijke verweer van PJIAE, te bewerkelijk voor een kort geding. De vordering onder d. wordt daarom ook afgewezen.
4.27.
De vordering sub e. ziet op niet uitbetaalde vakantiedagen. Deze worden door PJIAE erkend, zodat het Gerecht deze vordering zal toewijzen.
4.28.
De vordering sub f. ziet op vakantiegeld over 2021 en 2022. Door PJIAE wordt gesteld dat de Tijdelijke Landsverordening van 16 maart 2021 [7] hieraan in de weg staat. Daarmee is gegeven dat deze vordering zich niet leent voor behandeling in kort geding maar in een bodemprocedure moet worden beslecht. Daarom wordt ook deze vordering afgewezen.
Proceskosten
4.29.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [de directeur] veroordeeld in de proceskosten van PJIAE.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende in kort geding:
- veroordeelt PJIAE om aan [de directeur] te betalen het geldelijke netto-equivalent van 31,25 vakantiedagen,
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
  • veroordeelt [de directeur] in de proceskosten, aan de zijde van PJIAE begroot op nihil aan verschotten en op NAf. 1.500,00 aan salaris gemachtigde,
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 12 juli 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Kort gezegd: als de werknemer niet door de screening komt, kan hij niet terug in dienst komen.
2.Uitgebracht op 22 oktober 2021.
3.De Holding.
4.De “concerns” zien met name op de stroeve samenwerking tussen [de ceo], de CEO, en [de directeur]. Daarover heeft [de directeur] meerdere brieven geschreven aan de SBOD. Naar zijn beleving heeft de SBOD daar weinig tot niets mee gedaan.
5.De Holding.
6.Het Gerecht acht het overigens aannemelijk dat [de directeur] geen strafdossier heeft omdat hij nooit is voorgeleid aan de rechter-commissaris in het kader van een vordering tot inbewaringstelling.
7.Tijdelijke Landsverordening houdende de vaststelling van regels inzake het bezoldigingsmaximum en de aanpassing van de arbeidsvoorwaarden bij (semi) publieke sector entiteiten (AB2021, no. 08).