Uitspraak
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
verzoeker,
gemachtigde: mr. J. DEELSTRA,
verweerster,
verschenen bij haar bestuursvoorzitter mr. R.E. Duncan.
1.Het procesverloop
2.De feiten
And other matters of misconduct or refusal to carry out instructions and the school’s rules and regulations, too numerous to mention.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Algemeen
eerste opzeggingsgrond,die overigens samenvalt met
de tweede grond,ziet op het gedrag en de houding van [de werknemer] die onacceptabel zouden zijn. Verwezen wordt naar waarschuwingsbrieven die hierover aan [de werknemer] zouden zijn gestuurd;
“However, you have not been present/seen/participated in any of the school’s virtual meetings neither was Management or the HR in receipt of a notice of absence from you.”Op 10 augustus 2020 einde dag kreeg [de werkgeefster] uiteindelijk een teken van leven van [de werknemer]. In deze e-mail wordt ook verwezen naar voormelde brief van 27 augustus 2018 en een waarschuwingsbrief van 6 juni 2018.
derde ontslaggrondbetreft de kwestie van het tentamen Frans aan derdejaars leerlingen. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er werd geoefend onder instructie van [de werknemer] met het tentamen dat enkele dagen later daadwerkelijk zou worden afgenomen. Dat is echter niet het verwijt dat aan [de werknemer] wordt gemaakt omdat een dergelijke handelwijze op deze middelbare school is toegestaan; er wordt geoefend met de echte tentamenvragen. Het verwijt is dat [de werknemer], toen het
whiteboardniet bleek te werken, heeft toegestaan dat een leerling daarvan een foto maakte die in de whatsapp-groep van de klas werd gedeeld. [de werknemer] legde op de zitting uit dat wachten op IT te lang duurde en dat hij daarom hiertoe had besloten.
vierde en de vijfde ontslaggrondworden door [de werkgeefster] niet toegelicht, zodat het Gerecht vaststelt dat deze geen zelfstandige betekenis hebben. Het is meer een uiting dat [de werkgeefster] de gedragingen van [de werknemer] als heel ernstig kwalificeert.
“Het hof heeft terecht tot uitgangspunt genomen dat bij de beantwoording van de vraag of het ontslag ingevolge het 'gevolgencriterium' van art. 7:681 lid 2 [4] , aanhef en onder b, kennelijk onredelijk is, alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking moeten worden genomen. De enkele omstandigheid dat de werknemer zonder toekenning van een vergoeding is ontslagen, levert in het algemeen geen grond op voor een vordering als bedoeld in art. 7:681 lid 1. In een dergelijk geval moet voor het aannemen van kennelijke onredelijkheid sprake zijn van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de nadelige gevolgen van de beëindiging geheel of ten dele voor rekening van de werkgever dienen te komen. Er is geen reden hierover anders te oordelen in een geval als het onderhavige, waarin de werkgever wegens twee jaar onafgebroken arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsverhouding mag beëindigen.”
“academic fraud”en dat is een ernstig vergrijp dat toekomstige werkgevers niet zal aanmoedigen om [de werknemer] in dienst te willen nemen. Zoals hiervoor is overwogen is van fraude geen sprake. Tot slot geldt dat [de werknemer] niet kan terugvallen op enige overheidsvoorziening: de Cessantialandsverordening geldt niet voor werknemers in het gesubsidieerde bijzonder onderwijs (artikel 1; definitie van werknemer).