ECLI:NL:OGEAM:2022:17

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
1 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
Lar 50/2022, SXM202200217
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van maatregel van bewaring wegens ernstige gebreken in de procedure

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 1 maart 2022 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van een maatregel van bewaring. Verzoekster, die in vreemdelingenbewaring was gesteld, heeft een verzoekschrift ingediend op 21 februari 2022, waarin zij verzocht om schorsing van de bestreden beschikking van de Minister van Justitie van Sint Maarten. Deze beschikking, die op 27 januari 2022 was opgesteld, was niet ondertekend door de verweerder of een gemandateerde persoon, en verzoekster was voorafgaand aan de maatregel niet gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 februari 2022 heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde mr. B. Brooks, haar standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking ernstige gebreken vertoonde, waardoor de inbewaringstelling onrechtmatig was. Het Gerecht oordeelde dat de belangen van verzoekster niet in redelijke verhouding stonden tot de gebreken in de procedure. Daarom heeft het Gerecht besloten om de bestreden beschikking te schorsen en verzoekster onmiddellijk in vrijheid te stellen. Tevens is de Minister van Justitie veroordeeld in de proceskosten van de procedure, die zijn vastgesteld op NAf 1.400,--. Het verzoek om de werking van de verwijderingsbeschikking te schorsen werd afgewezen, omdat het verzoek onvoldoende concreet was en er geen connexiteit was met de verwijderingsbeschikking.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening van:
[verzoekster],
thans in vreemdelingenbewaring te Sint Maarten,
verzoekster,
gemachtigde: mr. B. BROOKS,
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder, die is opgesteld op 27 januari 2022 en is ondertekend door verweerder op 1 februari 2022, waarbij aan verzoekster de maatregel van bewaring is opgelegd.

2.Procesverloop

2.1
Namens verzoekster is op 21 februari 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend. Diezelfde dag is namens verzoekster tevens een beroepschrift ingediend.
2.2.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 25 februari 2022. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Verweerder is bij gemachtigde voornoemd verschenen. Beide gemachtigden hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
2.3.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster vraagt:
a. de bestreden beschikking te schorsen;
b. de onmiddellijke invrijheidstelling van verzoekster te bevelen;
c. verzoekster te vergoeden NAf 250,00 per dag voor elke dag dat verzoekster ten onrechte doorbrengt op het politiebureau te Simpson Bay Sint Maarten;
d. bij bevel de werking van iedere beslissing van verweerder tot verwijdering van verzoekster ingevolge de LTU, te schorsen totdat door de LAR rechter in hoogste resort is beslist op het verzoek van verzoekster omtrent haar verblijf in Sint Maarten;
e. verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Verzoekster stelt daartoe – kort weergegeven - dat de beschikking in strijd is met de wet, de algemene beginselen van bestuur en de eigen Richtlijnen van verweerder.
3.3.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Het Gerecht overweegt en oordeelt voorshands als volgt.
4.2.
In gevolge artikel 85 van de Lar kan, op verzoek van de indiener van een beroep- of bezwaarschrift, het Gerecht de beschikking geheel of gedeeltelijk schorsen of ter zake een voorlopige voorziening treffen, als de uitvoering van de beschikking voor de belanghebbende onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Er is bovendien aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, indien het bezwaar of beroep een redelijke kans van slagen heeft.
4.3.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder a en b van LTU kan de Minister van Justitie personen uit Sint Maarten verwijderen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen of personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige oorzaak is vervallen.
4.4.
Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de LTU kan de betrokkene, indien hij naar het oordeel van de minister gevaar oplevert voor de openbare orde, de publieke rust of veiligheid of de goede zeden, dan wel indien naar zijn oordeel gegronde vrees bestaat dat betrokkene zal trachten zich aan zijn verwijdering te onttrekken, op bevel van de minister ter verzekering van zijn verwijdering in bewaring worden gesteld.
4.5.
Ingevolge artikel 12.4. van de Richtlijnen van verweerder wordt de beslissing tot inbewaringstelling genomen door verweerder of een daartoe gemandateerde immigratiefunctionaris, te weten: een hulp-officier belast met vreemdelingenzaken of een van de daartoe op grond van de LTU gemandateerde personen. Verweerder dan wel genoemde hulp-officier of gemandateerde persoon toetst door middel van het horen van de vreemdeling of de maatregel van inbewaringstelling kan worden opgelegd. Na het horen van de vreemdeling wordt een kopie van het bevelschrift tot inbewaringstelling uitgereikt. Het bevel moet met redenen omkleed zijn.
4.6.
Op 27 januari 2022 is verzoekster staande gehouden. Het proces-verbaal van staandehouding vermeldt dat verzoekster is staande gehouden “bij Philipsburg Board walk” in het kader van vreemdelingentoezicht. Verder vermeldt het proces-verbaal dat een veiligheidsfouillering heeft plaatsgevonden, dat de personalia van verzoekster niet in de systemen voorkomen en dat verzoekster na de staandehouding geboeid is overgebracht naar een plaats bestemd voor gehoor. Andere omtrent de staandehouding ter zake doende feiten, omstandigheden of verklaringen worden niet vermeld in het proces-verbaal.
4.7.
Ter zitting betwist verzoekster dat zij op de Board walk is staande gehouden: zij bevond zich in de buurt van Old Street. In reactie daarop geeft verweerder aan dat dit de zogenaamde operatie Board walk betrof, die zich ook tot de zijstraten van de Board walk uitstrekte en dat verzoekster is aangetroffen in een restaurant in Old Street waar zij illegaal aan het werk was. Verzoekster betwist dat zij werkend is aangetroffen.
4.8.
Uit een proces-verbaal dient duidelijk te blijken in welk kader de controle heeft plaatsgevonden, onder welke omstandigheden de betrokkene is aangetroffen en onder welke omstandigheden de staandehouding heeft plaatsgevonden. In dit geval zijn die omstandigheden niet in het proces-verbaal vermeld, zodat die omstandigheden niet duidelijk zijn geworden.
4.9.
Diezelfde dag, 27 januari 2022, wordt verzoekster in bewaring gesteld en krijgt zij het document, houdende de maatregel van bewaring, uitgereikt. Dat document is niet ondertekend door verweerder en evenmin door de hulp-officier of een andere gemandateerde persoon. Daarmee is op dat moment dus geen sprake van een rechtmatig door of namens verweerder gegeven bevel tot bewaring als bedoeld in artikel 19 LTU. Pas op 1 februari 2022 wordt het bevelschrift door verweerder ondertekend. De Richtlijnen van de minister vermelden onder 12.4 dat de vreemdeling dient te worden gehoord voorafgaand aan het opleggen van de maatregel van bewaring. Zulks teneinde te toetsen of de maatregel wel kan worden opgelegd. In dit geval is verzoekster niet voorafgaand aan de bewaring gehoord op de wijze als bedoeld in de Richtlijnen. Zij is pas op 31 januari 2022 gehoord. Bovendien – zo staat onder de bestreden beschikking – heeft de in artikel 12.4 van de Richtlijnen bedoelde toets plaatsgevonden door leidinggevende [S]. Hij is geen hulp-officier en evenmin een van de daartoe op grond van de LTU gemandateerde personen, zodat hij niet bevoegd was tot de in voormeld artikel 12.4 bedoelde toets. Daarmee handelt verweerder in strijd met de eigen Richtlijnen.
4.10.
Gebreken als hiervoor geschetst kunnen de inbewaringstelling onrechtmatig maken als de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Daarvan is in dit geval sprake. Naar het oordeel van het Gerecht is in dit geval namelijk sprake van ernstige gebreken, terwijl aan de zijde van verweerder niet is gebleken van dermate zwaarwegende belangen, dat een afweging in het voordeel van verweerder zou dienen uit te vallen.
4.11.
Al het voorgaande tezamen en in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat het beroep tegen de bestreden beschikking een redelijke kans van slagen heeft. Dat leidt ertoe dat de bestreden beschikking zal worden geschorst als hierna te vermelden en dat verzoekster onmiddellijk in vrijheid dient te worden gesteld. Over eventuele schadevergoeding wordt in de bodemprocedure beslist.
4.12.
Het onder d. gevraagde bevel de werking van iedere beslissing van verweerder tot verwijdering van verzoekster ingevolge de LTU, te schorsen totdat door de LAR rechter in hoogste resort is beslist op het verzoek van verzoekster omtrent haar verblijf in Sint Maarten, komt niet voor toewijzing in aanmerking. Allereerst is het verzoek onvoldoende concreet. Daarnaast – mocht verzoekster de verwijderingsbeschikking van 31 januari 2022 bedoelen – ontbreekt de daartoe vereiste connexiteit, nu tegen de verwijderingsbeschikking (nog) geen beroep is ingesteld.
4.13.
Er is aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken. Met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht worden de proceskosten bepaald op NAf 1.400,-- zijnde 1 punt van NAf 700,-- voor het verzoekschrift en een punt van NAf 700,-- voor de mondelinge behandeling.
5.
De beslissing
Het Gerecht:
5.1.
Schorst het bestreden besluit totdat in de bodemprocedure is beslist.
5.2.
Beveelt dat verzoekster onmiddellijk in vrijheid wordt gesteld.
5.3.
Veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure en bepaalt dat het land Sint Maarten aan verzoekster zal betalen een bedrag van NAf 1.400,-- voor salaris gemachtigde.
5.4.
Verklaart het verzoek te bevelen dat de werking van iedere beslissing van verweerder tot verwijdering van verzoekster ingevolge de LTU wordt geschorst, niet-ontvankelijk.
5.5.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.M. van der Burgt, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 1 maart 2022.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.