ECLI:NL:OGEAM:2022:107

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
31 maart 2023
Zaaknummer
SXM2022001323- Lar 293/2022
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing van de uitvoering van een beschikking inzake informatieverzoek door de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten

In deze zaak heeft St. Maarten Shipyard N.V. een verzoek ingediend tot schorsing van de uitvoering van een beschikking van de Minister van Volkswoning, Ruimtelijke Ordening, Milieu en Infrastructuur van Sint Maarten. De beschikking, gedateerd 30 september 2022, verklaarde het LOB-verzoek van verzoekster tot verkrijging van informatie en documenten niet-ontvankelijk. Verzoekster heeft op 7 november 2022 een verzoekschrift ingediend bij het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, waarin zij verzocht om schorsing van de bestreden beschikking en om openbaarmaking van de nog niet openbaar gemaakte stukken. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 december 2022, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

Verzoekster stelt dat zij bewijs en informatie nodig heeft voor haar hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, waarin zij werd veroordeeld tot ontruiming van erfpachtpercelen. Het Gerecht overweegt dat de afgifte van de verzochte documenten geen voorlopig karakter heeft en dat de gevolgen van toewijzing van de voorlopige voorziening onomkeerbaar zijn. Het Gerecht wijst het verzoek af, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de stukken vrijgegeven worden, en omdat het civiele recht mogelijkheden biedt voor verzoekster om haar bewijspositie te versterken.

De uitspraak werd gedaan door mr. Th.G. Lautenbach en is openbaar uitgesproken op 9 december 2022. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

Uitspraakdatum: 9 december 2022
Zaaknummer : SXM202201323 - Lar 293/2022
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
BESLISSING
op het verzoek tot schorsing en/of het treffen van een voorlopige voorziening van:
ST. MAARTEN SHIPYARD N.V.,
eiseres,
gemachtigden: mrs. L.G.J. BERMAN en D. KIST,
tegen
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING, MILIEU EN INFRASTRUCTUUR VAN SINT MAARTEN,
gevestigd te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. Z. BARY.

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van verweerder van 30 september 2022 waarbij het LOB-verzoek ter verkrijging van informatie c.q. documenten niet-ontvankelijk is verklaard.

2.Het procesverloop

Namens verzoekster is op 7 november 2022 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een verzoekschrift (met producties) als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: Lar) ingediend.
Mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 6 december 2022. Partijen zijn bij hun gemachtigde voornoemd verschenen en hebben op schrift gestelde pleitaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
Beslissing is bepaald op heden.

3.Feiten

3.1.
Het Gerecht gaat uit van de volgende feiten.
3.2.
Verzoekster heeft bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 14 september 2021 van het Gerecht in eerste aanleg, waarbij verzoekster is veroordeeld tot ontruiming van de door haar occupeerde (erfpacht)percelen en tot betaling van de verschuldigde canon. Verzoekster is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. De zaak staat thans voor pleidooi.
3.3.
In het verzoek van 1 december 2021 heeft verzoekster verzocht om verstrekking van - kort samengevat – informatie en/of documenten met betrekking tot de uitgifte in erfpacht door verweerder in het bijzonder gelegen aan de Airport Road in Sint Maarten in het bijzonder meetbriefnummers 279, 210 en 63/1993 en 185-187/2006 en 395/1996 en 57/1993 en 231/1995.
3.4.
Verzoekster heeft nagelaten op het LOB-verzoek te beslissen. Tegen het uitblijven van een beschikking op haar verzoek heeft verzoekster een beroepschrift ingediend. Het Gerecht heeft bij uitspraak van 22 juli 2022 verweerder opgedragen om binnen tien weken een beschikking op het verzoek van verzoekster te geven.
3.5.
Verweerder heeft bij brief van 30 september 2021 het LOB-verzoek niet-ontvankelijk verklaard omdat uitgifte van erfpachtrechten een beschikking is ter voorbereiding van een privaatrechtelijke rechtshandeling en daarmee geen bestuurlijke aangelegenheid.

4.Het verzoek en de beoordeling daarvan

4.1.
Verzoekster vraagt de uitvoering van de bestreden beschikking te schorsen. Daarnaast vraagt zij verweerder op te dragen de nog niet openbaar gemaakte stukken zo spoedig mogelijk openbaar te maken met veroordeling van verweerder in de proceskosten. Tenslotte vraagt verzoekster direct uitspraak te doen in de bodemzaak.
4.2.
Ten gevolge van het pleidooi dat eerdaags zal worden geappointeerd dringt de tijd volgens verzoekster. Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij bewijs/informatie nodig heeft voor de onderbouwing van haar vordering in de appelzaak jegens het Land Sint Maarten. Om dit bewijs te verkrijgen heeft verzoekster een LOB-verzoek bij verweerder ingediend. Verzoekster stelt dat verweerder op onrechtmatige wijze de opgevraagde documenten weigert te openbaren, terwijl hij op grond van de wet daartoe verplicht is. Hiermee wordt verzoekster belemmerd in haar bewijspositie in de lopende civiele hoger beroep zaak die afhankelijk is van de documenten die zich onder verweerder bevinden.
4.3.
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en verzoekt om afwijzing van het verzochte.
4.4.
Hierna zal nader op de stellingen van partijen worden ingegaan, voor zover dat voor de beoordeling relevant is.

5.Beoordeling

5.1
Het Gerecht overweegt en oordeelt voorshands als volgt.
5.2
Ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Lar kan een beschikking waartegen een beroepschrift bij het Gerecht is ingediend op verzoek van de indiener van het beroepschrift geheel of gedeeltelijk door het Gerecht worden geschorst op grond dat de uitvoering van de beschikking voor hem een onevenredig nadeel met zich mee zal brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van de beschikking te dienen belang. Ook kan op zijn verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen ter voorkoming van onevenredig nadeel als in de eerste volzin bedoeld.
5.3
Op 14 september 2021 heeft het Gerecht vonnis gewezen in een civiel geschil tussen verzoekster en het Land Sint Maarten. Verzoekster heeft aangegeven hiertegen hoger beroep te hebben ingesteld. In het kader hiervan heeft verzoekster op 1 december 2021 een LOB-verzoek bij verweerder ingediend om afgifte van informatie en/of documenten met betrekking tot de uitgifte in erfpacht door verweerder in het bijzonder gelegen aan de Airport Road in Sint Maarten. Desgevraagd heeft verzoekster ter zitting te kennen gegeven dat het spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek erin is gelegen, dat zij de verzochte documenten nodig heeft in verband met de agendering op korte termijn voor pleidooi van de civiele zaak. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee voldoende het spoedeisend belang vast komen te staan.
5.4
Volgens rechtspraak van de Arubaanse voorzieningenrechter (ECLI:NL:OGEAA:2021:234), waarbij het gerecht zich aansluit, heeft de afgifte van de door verzoeker verzochte afschriften, naar zijn aard geen voorlopig karakter. De gevolgen van toewijzing van de voorlopige voorziening zijn onomkeerbaar. De voorzieningenrechter overwoog dat alleen zeer bijzondere omstandigheden aanleiding kunnen geven de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen. In casu kan het gevorderde bij wijze van voorlopig voorziening evenmin worden ingewilligd, nu de afgifte van de door verzoeker verzochte afschriften, naar zijn aard geen voorlopig karakter heeft, terwijl er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat in weerwil van de onomkeerbare gevolgen de stukken dienen te worden vrijgegeven. Daar komt nog bij dat het doel van de voorlopige voorziening is bewijs te vergaren in een civiele procedure over de erfpachtrechten die aan verzoekster waren uitgegeven. Dit betreft een civiele aangelegenheid, die zich afspeelt bij de civiele rechter. Mocht verzoekster de mening zijn toegedaan dat zij in haar bewijsmogelijkheden wordt belemmerd omdat het bewijs zich bevindt in het domein van de wederpartij, dan biedt het civiele recht mogelijkheden, zoals een beroep op de verzwaarde stelplicht of het doen van een bewijsaanbod. De civiele rechter zal zich er dus over moeten buigen en niet de bestuursrechter.
5.5.
Onder deze omstandigheden doet zich geen situatie voor waarin, ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoekster, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Het verzoek wordt derhalve afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
5.6.
Tot slot vordert verzoekster toepassing van artikel 95 Lar waarbij het Gerecht direct uitspraak in de hoofdzaak doet omdat er geen nader onderzoek meer vergt.
5.7.
In artikel 95, eerste lid van de Lar wordt aan het Gerecht de bevoegdheid verleend om de voorlopige voorziening kort te sluiten, dat wil zeggen onmiddellijk uitspraak te doen in de bodemzaak. Verzoekster heeft een voorwaardelijk – in het geval het Gerecht het verzoek zou toewijzen – beroep op dit artikel gedaan. Nu de voorwaarde niet in vervulling is gegaan, behoeft dit verzoek tot het tegelijk behandelen en afdoen van de voorlopige voorzieningen procedure en de bodemprocedure geen behandeling.

6.De beslissing

Het Gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th.G. Lautenbach, rechter in het Gerecht in eerste aanleg te Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 9 december 2022.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.