ECLI:NL:OGEAA:2021:234

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
9 juni 2021
Zaaknummer
AUA202100369
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende afschrift dossier

In deze zaak heeft de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek (DAO) op 8 januari 2021 een verzoek ingediend om een afschrift van zijn dossier. Dit verzoek volgde op het uitblijven van een beschikking op een eerder ingediend verzoek, waarvoor op 10 februari 2021 een bezwaarschrift is ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 10 maart 2021 behandeld, waarbij zowel verzoeker als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De voorzieningenrechter overweegt dat het gevorderde, namelijk het verstrekken van de afschriften, geen voorlopig karakter heeft en dat er geen zeer bijzondere omstandigheden zijn die een onverwijlde voorziening rechtvaardigen. De rechter concludeert dat het belang van verzoeker niet zodanig spoedeisend is dat de beslissing op het bezwaar niet kan worden afgewacht. Het verzoek wordt afgewezen en er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen op 24 maart 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 24 maart 2021
Lar nr. AUA202100369

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
procederend in persoon,
gericht tegen:

de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft op 8 januari 2021 aan de directeur van de Directie Arbeid en Onderzoek (DAO) om een afschrift van zijn dossier verzocht.
Tegen het uitblijven van een beschikking op zijn verzoek heeft verzoeker op 10 februari 2021 een bezwaarschrift ingediend.
Op 10 februari 2021 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 10 maart 2021, alwaar zijn verschenen verzoeker in persoon, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
1.2
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
2. De voorzieningenrechter overweegt allereest dat het gevorderde in deze zaak, te weten dat verweerder wordt opgedragen de verzochte afschriften aan verzoeker af te geven, naar zijn aard geen voorlopig karakter heeft. De gevolgen van toewijzing van de voorlopige voorziening zijn dan ook onomkeerbaar. De voorzieningenrechter overweegt dan ook dat alleen zeer bijzondere omstandigheden aanleiding kunnen geven de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen.
3. Op 18 december 2020 heeft dit gerecht uitspraak gedaan in een arbeidsgeschil tussen verzoeker en zijn voormalige werkgever. Verzoeker heeft ter zitting, desgevraagd, aangegeven op 15 januari 2021 hiertegen hoger beroep te hebben ingesteld. In het kader hiervan heeft verzoeker op 8 januari 2021 aan de directeur van de DAO om een kopie van zijn bij de DAO bevindende dossier verzocht. Desgevraagd heeft verzoeker ter zitting te kennen gegeven dat het spoedeisend belang bij het onderhavige verzoek erin is gelegen, dat hij de verzochte documenten nodig heeft in verband met de behandeling van het op 15 januari 2021 ingestelde hoger beroep. De behandelingsdatum van het hoger beroep is partijen nog niet bekend.
4. Daargelaten of er in het onderhavige geval sprake is van zeer bijzondere omstandigheden die het toewijzen van de verzochte voorlopige voorziening rechtvaardigen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, gelet op hetgeen hiervoor in r.o. 3 is overwogen, niet valt in te zien dat het door verzoeker gestelde belang zodanig spoedeisend is, dat de door verweerder te geven beslissing op het door verzoeker gemaakte bezwaar niet kan worden afgewacht. Onder deze omstandigheden doet zich geen situatie voor waarin, ter voorkoming van onevenredig nadeel voor verzoeker, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2021 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.