ECLI:NL:OGEAM:2022:10

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
SXM202101139
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling in civiele procedure tussen Briko Air Services Limited en Winair

In deze zaak, die voor het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten is behandeld, heeft de eiseres, Briko Air Services Limited, gevestigd in Trinidad en Tobago, een incidentele vordering tot zekerheidstelling ingediend tegen de gedaagde, Winward Islands Airways International N.V., eveneens gevestigd in Sint Maarten. De zaak betreft een vordering van Briko op Winair, die voortvloeit uit een eerder vonnis van de Republiek Trinidad en Tobago, waarin Winair bij verstek is veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan Briko.

Briko vordert in de hoofdzaak dat het Gerecht Winair veroordeelt tot betaling van de bedragen zoals vastgesteld in het eerdere vonnis. In het incident vordert Winair dat Briko zekerheid stelt voor de proceskosten, omdat Briko geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft op Sint Maarten. Briko betwist deze verplichting en beroept zich op een uitzonderingssituatie zoals beschreven in artikel 122 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen overwogen en vastgesteld dat de uitzondering waar Briko zich op beroept niet van toepassing is, omdat Trinidad en Tobago niet onder de toepassingsgebieden van het relevante verdrag valt. Het Gerecht heeft vervolgens geoordeeld dat Briko verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten, die voorlopig zijn begroot op NAf 17.250,00.

De beslissing van het Gerecht houdt in dat Briko binnen vier weken na de uitspraak zekerheid moet stellen, en dat zij ook in de proceskosten van het incident wordt veroordeeld. De zaak is verder verwezen naar de rolzitting voor het nemen van een conclusie van antwoord door Winair.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202101139
Vonnis in incident van 8 februari 2022
inzake
de vennootschap naar vreemd recht
BRIKO AIR SERVICES LIMITED,
gevestigd in Trinidad en Tobago,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
hierna: “Briko”,
gemachtigde: mr. M.M. Remmelts,
tegen
de naamloze vennootschap
WINWARD ISLANDS AIRWAYS INTERNATIONAL N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
hierna: “Winair”,
gemachtigde: mr. J. Deelstra.

1.Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift ex artikel 431 lid 2 Rv met producties, op 10 september 2021 ter griffie ingediend;
  • de incidentele conclusie tot zekerheidstelling met producties;
  • de conclusie van antwoord in incident tot zekerheidstelling met een productie.
1.2.
De zaak is verwezen naar de rol van heden voor vonnis in het incident.

2.De beoordeling

Het onderwerp in de hoofdzaak
2.1.
Bij vonnis van
The High Court of Justicevan de Republiek Trinidad en Tobago van 21 december 2012 is Winair bij verstek veroordeeld tot betaling aan Briko van USD 495.280,53 en TTD 2.920,00 aan proceskosten, beide bedragen te vermeerderen met 12% rente vanaf de dag van vonniswijzing.
2.2.
Briko vordert in de hoofdzaak, kort gezegd, dat het Gerecht op de voet van artikel 431 lid 2 Rv Winair veroordeelt overeenkomstig voornoemd vonnis, kosten rechtens.
Het incident tot zekerheidstelling
2.3.
Winair vordert in het incident dat Briko wordt veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten op grond van artikel 122 lid 1 Rv. Briko betwist dat zij is verplicht tot zekerheidstelling, omdat volgens haar sprake is van een uitzonderingsituatie van artikel 122 lid 2 Rv.
2.4.
Artikel 122 lid 1 Rv bepaalt, kort gezegd, dat als de eiser geen woonplaats of gewone verblijfplaats heeft op Sint Maarten, hij op vordering van de wederpartij zekerheid moet stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding waarin hij kan worden veroordeeld. Op grond van het tweede lid van dit artikel bestaat deze verplichting in een aantal gevallen niet, waaronder in het geval dit voortvloeit uit een verdrag.
2.5.
Briko, opgericht en gevestigd in Trinidad en Tobago, verwijst in dit verband naar het verdrag van 31 mei 1932 tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland, [1] aangevuld door het aanvullende verdrag van 17 november 1967. [2] Artikel III van het aanvullende verdrag luidt als volgt: “
De onderdanen van een der Hoge Verdragsluitende Partijen zijn in de gebieden van de andere Hoge Verdragsluitende Partij niet verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten in de gevallen waarin een onderdaan van die Hoge Verdragsluitende Partij daartoe onder gelijke omstandigheden niet gehouden is.” Uit deze bepaling vloeit dus voort dat tussen de verdragsluitende gebieden geen verplichting tot zekerheidstelling bestaat.
2.6.
Vastgesteld dient te worden of deze bepaling in deze kwestie van toepassing is. Briko stelt simpelweg dat Sint Maarten en Trinidad en Tobago partij zijn bij het aanvullende verdrag. Het toepassingsgebied strekt, kort gezegd, tot de Europese delen van de koninkrijken en voor de overige (overzeese) gebieden voor zover de territoriale werking daartoe is uitgebreid door kennisgeving van toepasselijkverklaring (artikel I, tweede lid, sub a, onder 1 en onder 2, jo. artikel VII, eerste lid, sub a en sub b). Het Verenigd Koninkrijk heeft het verdrag weliswaar uitgebreid tot een aantal gebieden waaronder de nabij gelegen eilanden Grenada en St. Vincent, maar niet tot Trinidad en Tobago. Briko heeft hierover overigens niets gesteld of toegelicht. Daaruit volgt dat de verdragsbepaling waarop Briko een beroep doet niet van toepassing is, zodat de betreffende uitzondering van artikel 122 lid 2 Rv niet opgaat.
2.7.
Niet gesteld of gebleken is dat een van de andere uitzonderingen van artikel 122 lid 2 Rv toepassing is. De slotsom luidt dan ook dat Briko zal worden veroordeeld tot het stellen van zekerheid ten behoeve van Winair voor de proceskosten waartoe Briko veroordeeld zou kunnen worden. Die kosten worden in de hoofdzaak vooralsnog begroot op NAf 16.000,00. Daarbij wordt uitgegaan van vier punten – voor de conclusie van antwoord (tevens eis in reconventie, zoals Winair reeds laat doorschemeren), de conclusie van repliek (in conventie), de comparitie van partijen en voor een aanvullende handeling zoals een akte – tegen tarief 9 van NAf 4.000,00 per punt, geldende bij een belang van Naf 500.000,00 tot NAf 1.000.000,00 in hoofdsom. Opgemerkt wordt dat het Winair vrij staat om, voor het geval de proceskosten oplopen boven dit bedrag, lopende de hoofdzaak aanvullende zekerheid te vragen. Tevens zal zekerheid moeten worden gesteld voor de in dit incidentele vonnis uit te spreken proceskostenveroordeling (NAf 1.250,00). Briko zal dus voor een totaalbedrag van NAf 17.250,00 zekerheid dienen te stellen.
2.8.
Winair heeft zich niet uitgelaten over de wijze waarop en de termijn waarbinnen de zekerheidstelling moet plaatsvinden. Het is daarom in beginsel aan Briko om de vorm van zekerheid te bepalen, met inachtneming van artikel 6:51 BW. Het Gerecht zal een termijn van vier weken bepalen voor het stellen van zekerheid. Indien Briko niet of niet tijdig de zekerheid stelt waartoe zij wordt veroordeeld, waarop Winair dan in haar conclusie van antwoord in de hoofdzaak zal kunnen ingaan, zal Briko in de hoofdzaak in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt Briko veroordeeld in de proceskosten in dit incident. Deze worden begroot op NAf 1.250,00 aan salaris gemachtigde (1 punt x tarief 5). De daarover gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar.

3.De beslissing

Het Gerecht:
in het incident
3.1.
veroordeelt Briko tot het stellen van zekerheid, binnen vier weken na de uitspraak van dit vonnis en dus uiterlijk op 8 maart 2022, voor een bedrag van
NAf 17.250,00 voor de proceskosten waartoe zij in deze zaak veroordeeld kan worden;
3.2.
veroordeelt Briko in de proceskosten, aan de zijde van Winair begroot op NAf 1.250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de uitspraak van dit vonnis tot aan de dag van algehele betaling;
3.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in de hoofdzaak
3.5.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 22 maart 2022voor het nemen van een conclusie van antwoord door Winair;
3.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 8 februari 2022 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Verdrag tussen Nederland en Groot-Brittannië, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken, Londen, 31 mei 1932, te raadplegen via
2.Aanvullend Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende rechtsgedingen, ’s-Gravenhage, 17 november 1967, te raadplegen via