Uitspraak
en
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
In deze zaak gaat het om een beroep tegen een beslissing van de Huurcommissie, waarbij de huurders, [huurder 1] en [huurder 2], in beroep zijn gegaan tegen de beschikking van de Huurcommissie die toestemming verleende aan de verhuurster om de huur op te zeggen en ontruiming te vorderen. De huurders huren sinds januari 2017 een studio appartement voor US$ 550,00 per maand. De verhuurster heeft de Huurcommissie verzocht om toestemming tot opzegging van de huur, omdat zij haar hoogbejaarde ouders en blinde zoon bij zich wil laten wonen. De Huurcommissie heeft op 1 maart 2021 toestemming verleend voor de opzegging van de huur, maar de huurders betwisten dit besluit en stellen dat de verhuurster geen rechtmatig belang heeft bij de beëindiging van de huur. De huurders voeren aan dat de Huurcommissie de beginselen van hoor- en wederhoor heeft geschonden en dat er alternatieve woonruimte beschikbaar is voor de ouders van de verhuurster. Het Gerecht in Eerste Aanleg van Sint Maarten heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de belangenafweging in het voordeel van de huurders uitvalt. Het Gerecht vernietigt de beslissing van de Huurcommissie en wijst het verzoek van de verhuurders af, waarbij de verhuurders worden veroordeeld in de proceskosten van de huurders.