ECLI:NL:OGEAM:2021:80

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
11 augustus 2021
Publicatiedatum
20 augustus 2021
Zaaknummer
SXM202100777
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens niet naleven van Covid-19 regels en ontbinding arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 11 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgeefster en een werknemer over een ontslag op staande voet. De werkgeefster, een naamloze vennootschap die een hotel exploiteert, heeft de werknemer, een oudere man die sinds 1986 in dienst was, op staande voet ontslagen wegens het niet naleven van Covid-19 regels. De werknemer had zich ziek gemeld en was positief getest op Covid-19, maar had dit niet tijdig aan zijn werkgever doorgegeven. De werkgeefster stelde dat de werknemer door zijn gedrag de gezondheid van collega's en gasten in gevaar had gebracht.

De werknemer heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen en verzocht om doorbetaling van zijn loon. Het Gerecht oordeelde dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was, omdat er onvoldoende bewijs was dat de werknemer zich bewust was van de risico's van zijn gedrag. Bovendien was er sprake van een langdurig en onberispelijk dienstverband, en had de werkgeefster niet adequaat gereageerd op de signalen van de werknemer's ziekte.

Het Gerecht besloot de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens veranderde omstandigheden, maar kende de werknemer een ontbindingsvergoeding toe van drie maanden salaris, omdat de werkgeefster niet had aangetoond dat er een dringende reden voor ontslag was. De werkgeefster kreeg de gelegenheid om het verzoek tot ontbinding in te trekken, en de proceskosten werden voor eigen rekening van beide partijen gesteld.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202100777
Beschikking d.d. 11 augustus 2021
inzake
de naamloze vennootschap
[de werkgeefster],gevestigd in Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: de werkgeefster,
gemachtigde: mr. R.F. GIBSON jr.,
tegen
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verweerder,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. J.G. SNOW,

1.Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 11 juni 2021,
verweerschrift,
producties van de werknemer,
pleitnota namens de werkgeefster.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 juni 2021 in aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De werknemer, geboren op …… 1952, is op 1 oktober 1986 in loondienst van de werkgeefster getreden, in de functie van “houseman”. Zijn salaris bedraagt NAf. 1.093,82 netto. In de cao komt het volgende beding voor:
“If the service of the employee is terminated due to a necessary reduction of the work force or without the fault of the employee, the employee will be entitled to an allowance (…). The Service Allowance (…) replaced the severance mentioned ini the Severance Pay Regulation (…).”Deze aan het arbeidsverleden gerelateerde gestaffelde berekening komt voor de werknemer neer op 72,5 salarisweken als afscheidsvergoeding.
2.2.
De werkgeefster exploiteert een hotel op Sint Maarten.
2.3.
Op 17 juni 2020 heeft de werknemer, net als zijn collega’s, een Certificate of Achievement behaald:
“has successfully demonstrated competency in hand hygiene, PPE donning and doffing, and environmental cleaning techniques”.De aanleiding voor de cursus was de Covid-19 pandemie.
2.4.
Op 26 mei 2021 worden vier incident reports opgesteld door werknemers en aan de werkgeefster verstrekt. Die zien op het volgende.
2 april 2021:
“While [werknemer A] was sitting in her booth (sometime between 3pm-5pm), she saw (de werknemer) walking down the walkway towards her station. She noticed that he could hardly lift his feet and was walking very slowly. As he got to the punch clock to sign out, he sneezed all over the device, then left.”
3 april 2021:
“[werknemer A], while sitting in her booth, saw [de werknemer] coming up the walkway sneezing and hardly able to walk. [werknemer B] was walking ahead of him and as she came closer to [werknemer A] said “put your mask up, put your mask up cause he’s sick.” [werknemer A] then asked [werknemer B] “why didn’t you tell him to go home”. [werknemer B] responded with “we told him already but you know him, he’s very grouchy and doesn’t listen to people”. [werknemer A] recalls someone saying “we’ll see if he comes in to work on Monday”; she believes it was [werknemer B] but not quite sure.”
5 april 2021:
“[werknemer A] saw [werknemer C] having to help [de werknemer]. He was attempting to take the trolley with garbage to be disposed of and [werknemer C] took the trolley from [de werknemer] because he couldn’t manage. [werknemer A] said that he looked half-dead. [werknemer A] asked [werknemer C] what is wrong with him, [werknemer C] replied “I don’t know”. That was the last time that [werknemer A] saw [de werknemer].
Later that evening, [werknemer A] called [werknemer D] at 8:20pm via Whatsapp and let [werknemer D] know that [de werknemer] seemed to be very sick, that he was getting thinner & thinner and also relayed the events of the past days.”
5 april 2021 (vertaald uit het Patois):
“[werknemer C] asked [de werknemer] what are you doing there don’t you have work to do? [de werknemer] told [werknemer C] that he will do it. After that [werknemer C] said she still saw [de werknemer] sitting down at the entrance of the building. Beulah told [werknemer C] that she was the one that threw out the trash from the front desk after that [werknemer C] took that trash and put it outside. While she came back, she saw [de werknemer] sitting on the wall close to the gingerbread after that she picked up all the garbage and threw it out. Upon returning she sprayed down the trolley with the disinfectant machine, wash her hands and her face. She did not see [de werknemer] cough. [werknemer C] asked him what happened and he said there was nothing wrong with him. Tuesday came and [werknemer C] overheard .., .. and .. speaking and they said [de werknemer] was sick and she told him that he should have been home earlier.”
2.5.
Op 28 mei 2021 is er een
incident reportopgesteld omtrent een voorval dat zich op 8 april 2021 heeft voorgedaan. De medewerkster meldt dat zij met de werknemer in een auto naar het werk was gereden, dat hij er ziek uitzag maar desgevraagd mededeelde dat hij zich goed voelde. Enkele dagen later bleek dat deze medewerkster positief werd getest voor Covid-19.
2.6.
Op 7 april 2021 is de werknemer in het ziekenhuis opgenomen en op 12 april 2021 werd hij daaruit ontslagen.
2.7.
Bij brief van 14 april 2021 van de werkgeefster wordt de werknemer op staande voet ontslagen. In deze brief staat dat op 3 april 2021 de werknemer erop was aangesproken dat hij er slecht uitzag maar dat hij aan zijn leidinggevende te kennen had gegeven dat hij zich goed voelde. De werkgeefster herinnert hem aan de voorlichtingsbijeenkomsten; als werknemers zich niet goed voelen moeten ze thuis blijven. Op 5 april 2021 werd opnieuw aan de werknemer gevraagd om naar huis te gaan omdat hij er slecht uitzag. Opgemerkt wordt dat collega’s zich ongemakkelijk voelden in de nabijheid van de werknemer. Op 6 en 7 april 2021 werd duidelijk dat de werknemer positief getest was op Covid-19 en in het ziekenhuis was opgenomen. De werkgeefster neemt het de werknemer kwalijk dat hij dit niet gelijk heeft doorgegeven, temeer omdat hij op 3 april 2021 een collega in zijn auto had vervoerd die daarna ook besmet bleek. De ontslagbrief gaat verder:
“As a result of your gross negligence, you put your fellow colleagues, our guests, the continuation of the hotel and the financial status of the hotel at risk. Your selfishness created an environment of fear and your lack of respect/insubordination to your supervisor is unacceptable. As a result of this, and in order to not set a precedent of putting other people’s life at risk we have no other choice than to terminate your contract with us immediately. (…).
We sincerely wish that this action will be a way for you to understand the seriousness of your gross misconduct, the lives you put at risk and the potential loss of business as we work through the details of contact tracing and keeping people home until they test negative. We wish you a full recovery and sincerely wish you all the best.”
2.8.
Bij brief van 19 mei 2021 wordt namens de werknemer de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en wordt de werkgeefster gesommeerd het loon door te betalen. Aan deze sommatie geeft de werkgeefster geen gehoor.
2.9.
Blijkens een verklaring van de huisarts van 10 mei 2021 is de werknemer voor een periode van 6 tot 12 maanden arbeidsongeschikt.

3.Het geschil

3.1.
De werkgeefster verzoekt het Gerecht om de arbeidsovereenkomst, als zou blijken dat die niet door het ontslag op staande voet rechtsgeldig is geëindigd, zo snel mogelijk te ontbinden wegen gewichtige redenen en
“primair geen vergoeding aan [de werknemer] toe te kennen”, met veroordeling van de werkgeefster in de proceskosten.
3.2.
De werknemer verzoekt het Gerecht om de vorderingen af te wijzen, althans aan hem een vergoeding toe te wijzen, kosten rechtens.
3.3.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht oordeelt dat de ontbinding niet kan worden uitgesproken op grond van een dringende reden. Dat wordt als volgt uitgelegd. In de eerste plaats is sprake van een zeer langdurig en onberispelijk dienstverband. Zou het al zo zijn dat de werknemer, ondanks waarschuwingen, onverstandig heeft gehandeld door zich niet te houden aan de hygiënevoorschriften in verband met de Covid-19 pandemie, dan geldt dat een minder vergaande sanctie c.q. ordemaatregel (ontzegging van de toegang tot de werkplek al dan niet in combinatie met een schorsing of een schriftelijke waarschuwing) meer voor de hand zou hebben gelegen. In de tweede plaats is van belang dat het Gerecht er niet zonder meer vanuit kan gaan dat sprake is geweest van een zorgvuldige dossieropbouw zijdens de werkgeefster. Immers, de
incident reportszijn opgesteld na het ontslag op staande voet terwijl de werkgeefster ondanks de daaruit blijkende signalen heeft nagelaten het ferme besluit te nemen om de werknemer toegang te ontzeggen tot de werkplek vanwege zijn mogelijke Covid-19 symptomen. Tot slot geldt dat sprake is van een oudere werknemer van 67 jaar die werkte als
“houseman”; soort van conciërge. Uit de ondervraging van de rechter op de zitting bleek onvoldoende dat de werknemer goed doorhad waarom hij was ontslagen en waarover de zitting ging terwijl hij bovendien volgens zijn huisarts voor zeker 6 tot 12 maanden arbeidsongeschikt is. Dat maakt dat het Gerecht huiverig is, alles in aanmerking genomen, om de arbeidsovereenkomst op grond van een dringende reden te ontbinden; niet kan worden uitgesloten dat de werknemer zich van geen kwaad bewust was van de risico’s die zijn door de werkgeefster als zodanig ervaren onverstandig gedrag met zich meebrachten.
4.2.
Het Gerecht ziet wel aanleiding om de arbeidsovereenkomst wegens veranderde omstandigheden billijkheidshalve te ontbinden. Duidelijk is immers dat de werkgeefster een voortzetting van het dienstverband niet ziet zitten. Het vertrouwen in de werknemer is verdwenen, gelet op de
incident reportsvan de verschillende medewerkers en het standpunt als verwoord in de ontslagbrief.
4.3.
Omdat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden wegens veranderde omstandigheden moet het Gerecht beoordelen of aan de werknemer een vergoeding toekomt. Ter zitting heeft de werkgeefster uitgelegd dat zij werknemers na de pensioengerechtigde leeftijd in dienst houdt en het min of meer aan hen overlaat wanneer ze willen stoppen met werken. De achtergrond daarvan is weer dat het pensioen dat werknemers genieten doorgaans niet genoeg is om de kosten van levensonderhoud te betalen. Lang niet alle werkgevers doen dit zodat vanuit werknemersbelang deze opstelling van de werkgeefster sociaal te noemen is. Ter zitting heeft de rechter aan de werknemer gevraagd hoe lang hij nog denkt door te werken maar daar kwam geen duidelijk antwoord op. De regeling van de cao (zie 2.1. van deze beschikking) acht het Gerecht niet van toepassing op werknemers die gerechtigd zijn tot het AOV-pensioen; dat zou immers tot een exorbitant voordeel voor hen leiden. Alles afwegende acht het Gerecht een ontbindingsvergoeding gelijk aan drie maanden salaris billijk en zal dit aan de werknemer worden toegekend.
4.4.
Omdat een vergoeding wordt toegekend moet aan de werkgeefster een termijn worden gegeven om het verzoek in te trekken.
4.5.
Het Gerecht ziet aanleiding te bepalen dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden.

5.De beslissing

Het Gerecht:
verleent aan de werknemer gratis admissie,
geeft de werkgeefster de gelegenheid om tot uiterlijk vrijdag 20 augustus 2021 om 14.00 uur het verzoek in te trekken door middel van een brief aan de griffie,
en, als het verzoek niet wordt ingetrokken,
ontbindt de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk, voor zover het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig wordt geacht, met ingang van 21 augustus 2021,
kent aan de werknemer een vergoeding toe van netto NAf. 3.281,46 en veroordeelt de werkgeefster dit bedrag aan de werknemer te voldoen binnen 14 dagen nadat bij definitieve rechterlijke uitspraak het ontslag op staande voet nietig is geoordeeld,
en, ongeacht of het verzoek al dan niet wordt ingetrokken,
bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening moeten houden,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 11 augustus 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.