ECLI:NL:OGEAM:2021:75

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
30 juni 2021
Publicatiedatum
10 augustus 2021
Zaaknummer
SXM202100476
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werknemer met betrekking tot veranderde omstandigheden en de gevolgen daarvan

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 30 juni 2021 uitspraak gedaan in een ontbindingsprocedure van een arbeidsovereenkomst. De werknemer, die sinds 1987 in dienst was van de werkgever, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vanwege gewichtige redenen, waaronder veranderde omstandigheden. De werknemer had zich in het verleden ziek gemeld en was betrokken bij een eerdere rechtszaak waarin de werkgever werd veroordeeld tot betaling van achterstallig loon. De werkgever voerde aan dat de arbeidsovereenkomst al was geëindigd omdat de werknemer de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. Het Gerecht oordeelde dat het niet kon vaststellen of de arbeidsovereenkomst nog bestond, maar dat het verzoek tot ontbinding op basis van veranderde omstandigheden wel kon worden toegewezen. De rechter besloot dat er geen vergoeding aan de werknemer moest worden toegekend, gezien zijn leeftijd en het feit dat hij AOV-pensioen genoot. De proceskosten werden voor eigen rekening van de partijen gelaten. De uitspraak benadrukt dat in ontbindingsprocedures materiële rechtsvragen niet kunnen worden beantwoord en dat deze voor de bodemprocedure zijn.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202100476
Beschikking d.d. 30 juni 2021
inzake
[de werknemer],wonende in Sint Maarten,
verzoeker,
verweerder in het zelfstandig tegenverzoek,
hierna: de werknemer,
gemachtigde: mr. S.R. BOMMEL,
tegen
de naamloze vennootschap
[de werkgever],gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
zelfstandig tegenverzoekster,
hierna: de werkgever,
gemachtigde: mr. N.C. DE LA ROSA.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende producties:
verzoekschrift met producties, ontvangen op 12 april 2021,
akte aanvulling verzoek ontbinding arbeidsovereenkomst met producties,
verweerschrift met (voorwaardelijk) tegenverzoek met producties,
pleitnota van de werkgever,
pleitnota van de werknemer.
1.2.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
In 1987 is de werknemer (geboren op ….. 1957) in loondienst van de werkgever getreden, laatstelijk in de functie van supervisor. Zijn laatstverdiende salaris is bruto NAf. 3.225,00 per maand. De werkgever exploiteert een beveiligingsbedrijf op Sint Maarten.
2.2.
In 2015 en 2016 heeft de werknemer zich ziek gemeld. Dit deed hij vanwege operaties die hij moest ondergaan en vervolgens vanwege stressklachten omdat hij het niet eens was met een demotie die volgens hem onterecht was.
2.3.
Bij beschikking van dit Gerecht van 5 oktober 2016 (EJ145/2016) heeft het Gerecht de werkgever, op verzoek van de werknemer, onder andere als volgt veroordeeld:
“veroordeelt [de werkgever] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [de werknemer] te betalen NAf 26.074,35 netto en NAf 3.951,93 bruto, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid (…),
verklaart voor recht dat het aangeboden werk bij de locatie Walter Plantz Square (…) geen passend werk is voor [de werknemer] en dat van [de werknemer] in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij deze degradatie aanvaardt en deze opgedragen werkzaamheden uitvoert,
veroordeelt [de werkgever] tot doorbetaling aan [de werknemer] van het bedongen maandloon op de gebruikelijke wijze, zolang als de arbeidsovereenkomst voortduurt;”.
2.4.
Tot oktober 2017 heeft de werkgever, nadat de werknemer executoriale maatregelen had genomen, het loon aan de werknemer uitbetaald. Daarna heeft de werkgever geen loon meer uitbetaald.
2.5.
Blijkens een pensioenopgaaf heeft de werknemer over het jaar 2020
NAf. 10.543,00 aan ouderdomspensioen ontvangen van SZV. De werknemer heeft bij de werkgever geen aanvullend pensioen opgebouwd.
2.6.1.
De werkgever heeft een brief d.d. 28 november 2017 in het geding gebracht. De werknemer ontkent deze brief te hebben ontvangen en stelt deze brief in deze procedure voor het eerst te zien. In die brief, met als onderwerp:
“Termination labor agreement”wordt medegedeeld dat de arbeidsovereenkomst is geëindigd omdat de werknemer op 20 november 2017 60 jaar oud is geworden zodat
“according to the policies of our company”de arbeidsovereenkomst eindigt per 30 november 2017. Verder worden als redenen voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst opgegeven:
wegens de economische recessie moeten er werknemers afvloeien,
er is sprake van een verstoorde arbeidsverhouding, gelet op het bankbeslag dat de werknemer ten laste van de werkgever heeft laten leggen,
de werknemer is langer dan 2 jaar arbeidsongeschikt geweest.
2.6.2.
Verderop staat in de brief:
“We would pay out a severance for the years of service given to [de werkgever]. We calculate the gross severance amount ad ANG. 26.700,- the federal taxes & SZV premiums has still to be deducted.”
2.7.
Per e-mail van 19 februari 2021 laat de werkgever aan de werknemer weten dat de cessantia-vergoeding niet wordt uitbetaald omdat die door hem had moeten worden geclaimd binnen één jaar na beëindiging van het dienstverband. En dat heeft de werknemer niet gedaan.

3.Het geschil

3.1.
Het verzoek van de werknemer luidt als volgt:
“De arbeidsovereenkomst tussen verzoeker en verweerster te ontbinden vanwege gewichtige redenen, bestaande uit veranderende omstandigheden met ingang van een door u in goede justitie te bepalen tijdstip, onder toekenning aan verzoeker van een vergoeding van namelijk Naf. 299,925.- althans naar billijkheid door U. E.A. vast te stellen met bepaling dat dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na beschikking door verweerster betaald dient te worden aan verzoeker.”
3.2.
Het verweerschrift van de werkgever besluit als volgt:
“Primair: [de werknemer] niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek in conventie, althans om de vordering van [de werknemer] geheel af te wijzen (…).
Subsidiair, en voorzover U Edelachtbare oordeelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog in stand is, om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden zonder toekenning van een vergoeding aan [de werknemer].”
3.3.
Partijen verzoeken het Gerecht om de vorderingen van de andere partij af te wijzen en de ander in de proceskosten te veroordelen.
3.4.
Kort en zakelijk weergegeven verweert de werkgever zich als volgt. De werknemer moet niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de arbeidsovereenkomst al eerder is geëindigd. Dat blijkt ook uit zijn eigen stellingen; hij vindt immers dat hij recht heeft op cessantia. Verder is er sprake van rechtsverwerking. In elk geval is er geen recht op enige vergoeding.

4.De beoordeling

4.1.
Aan het verzoek tot ontbinding worden gewichtige redenen, bestaande uit veranderde omstandigheden gelegd. Die veranderingen komen voor risico van de werkgever en daarom is de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd, aldus de werknemer.
4.2.
De werkgever voert echter aan dat de arbeidsovereenkomst al eerder is geëindigd wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De werknemer betwist dat op inhoudelijke gronden. Overwogen wordt dat op de ontbindingsprocedure (naar Sint Maartens recht; anders dan naar huidig Nederlands recht) het gewone bewijsrecht niet van toepassing is. De rechter mag naar billijkheid beslissen of de arbeidsovereenkomst al dan niet moet worden ontbonden en mag naar billijkheid een vergoeding opleggen. In deze procedure kan het Gerecht dus niet vaststellen of de arbeidsovereenkomst nog bestaat. In die zin treft het ontvankelijkheidsverweer van de werkgever dus doel. Echter, het Gerecht kan wel de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk ontbinden en daarbij eventueel een vergoeding toekennen. Ter zitting heeft de werknemer hierom gevraagd en het Gerecht zal zijn verzoek dan ook opvatten als voorwaardelijk gedaan. In een bodemprocedure (EJ-zaak op de arbeidsrol) moet dan worden vastgesteld of de arbeidsovereenkomst nog bestaat of niet. Daarin kan ook het beroep op rechtsverwerking door de werkgever worden beoordeeld.
4.3.
Omdat beide partijen verzoeken om een (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst zal het Gerecht dit toewijzen. Partijen zien immers een verdere samenwerking niet meer zitten. Dat is een veranderde omstandigheid.
4.4.
Omdat de voorwaardelijke ontbinding wordt toegewezen op grond van veranderde omstandigheden moet het Gerecht beoordelen of al dan niet een vergoeding naar billijkheid moet worden toegewezen. Het Gerecht oordeelt dat het geen ruimte ziet voor toekenning van een vergoeding. Daartoe wordt overwogen dat de werknemer 64 jaar is en AOV-pensioen geniet. De werkgever dient in principe het loon door te betalen tot einde dienstverband. Wanneer dit einde zich voordoet kan in deze procedure niet worden uitgezocht, maar aannemelijk is dat dit óf reeds het geval is óf op afzienbare termijn zal intreden. Als een arbeidsovereenkomst wegens een pensioenontslagbeding van rechtswege eindigt of eindigt na de pensioengerechtigde leeftijd op basis van een nadere afspraak tussen partijen, leidt dat in het algemeen niet tot uitbetaling van een vergoeding omdat daar geen goede reden voor is aan te wijzen. Verder moet het Gerecht ervan uitgaan dat de werkgever het loon zal moeten doorbetalen zolang de arbeidsovereenkomst heeft bestaan of nog voortbestaat; zie de voormelde beschikking van dit Gerecht van 5 oktober 2016. Of er feitelijk sprake is van een loondoorbetalingsverplichting zal ook moeten worden uitgezocht in de bodemprocedure (geen werk, geen loon / doorbetaling tijdens ziekte / aanbieden correcte functie, etc.). In de bodemprocedure zal ook kunnen worden onderzocht of de brief van 28 november 2017 is ontvangen door de werknemer en waarom de werkgever geen uitvoering heeft gegeven aan de uitbetaling van de cessantia en of deze aanspraak al dan niet is verjaard. Tot slot kan ook onderwerp van de bodemprocedure zijn of de werkgever zich zodanig heeft gedragen dat de werknemer ervan uit mocht gaan dat aan hem een ontslagvergoeding zou worden uitbetaald door de werkgever. Dat alles kan niet in deze ontbindingsprocedure.
4.5.
Het door beide partijen verzochte ontbindingsverzoek wordt dus toegewezen, zonder enige vergoeding ten laste van de werkgever.
4.6.
Het Gerecht ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.

5.De beslissing

Het Gerecht:
rechtdoende op het verzoek en het tegenverzoek:
ontbindt de arbeidsovereenkomst, indien door de bodemrechter zou worden beslist dat deze thans nog bestaat, met ingang van heden,
bepaalt dat partijen de proceskosten voor eigen rekening houden,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 30 juni 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.