ECLI:NL:OGEAM:2021:52

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
12 mei 2021
Zaaknummer
Lar 65/2020, SXM202000830
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake ziektekostenverzekering en mandaatverlening

In deze zaak heeft eiseres, procederend in persoon, beroep ingesteld tegen een beschikking van het Uitvoeringsorgaan Sociale en Ziektekostenverzekering, waarin werd besloten dat zij niet in aanmerking komt voor ziektekostenverzekering. De beschikking was genomen op 24 juli 2020 en eiseres stelde dat deze onbevoegd was ondertekend door een medewerker zonder mandaat. Het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten heeft op 23 april 2021 uitspraak gedaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 maart 2021 is eiseres verschenen, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door mr. B.G. Hofman.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking onbevoegd is genomen, omdat de ondertekenaar niet beschikte over een geldig mandaat. Dit is in strijd met de Landsverordening Sociale en Ziektekostenverzekering, die vereist dat de directeur het uitvoeringsorgaan vertegenwoordigt. Het Gerecht heeft ook opgemerkt dat er geen schriftelijke vastlegging van het mandaat was, wat in eerdere rechtspraak als noodzakelijk is geoordeeld.

Daarnaast heeft het Gerecht geconstateerd dat verweerder onvoldoende heeft gereageerd op de alternatieve berekeningen en motivering van eiseres met betrekking tot haar financiële situatie. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven vanwege schending van het zorgvuldigheid- en motiveringsbeginsel. De uitspraak concludeert dat het beroep gegrond is, de beschikking vernietigd wordt, en dat verweerder de proceskosten dient te vergoeden.

Uitspraak

Landsverordening administratieve rechtspraak
Uitspraak: 23 april 2021
Zaaknummer: SXM202000830 - LAR00065/2020
HET GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
[eiseres],
eiseres,
procederend in persoon,
tegen
HET UITVOERINGSORGAAN SOCIALE EN ZIEKTEKOSTEN VERZEKERING,
verweerder,
gemachtigde: mr. B.G. HOFMAN,

1.Aanduiding bestreden beschikking

De beschikking van 24 juli 2020 waarbij verweerder heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor ziektekostenverzekering omdat zij niet als werknemer in de zin van de Landsverordening Sociale en Ziektekostenverzekering wordt beschouwd.

2.Procesverloop

Namens eiseres is op 7 september 2020 ter Griffie van het Gerecht in eerste aanleg alhier een beroepschrift ingesteld ingevolge de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar).
Op 30 november 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter zitting van 22 maart 2021. Eiseres is verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

3.Beoordeling

3.1.
Eiseres heeft gesteld dat de beschikking onbevoegd is ondertekend door [X]. Deze [X] beschikt niet over een mandaat om namens de directeur van de USZV de beschikking te ondertekenen. Verweerder heeft bij verweerschrift aangegeven dat bij afwezigheid van algemene regels met betrekking tot mandaat voor ondertekening namens de directeur, een mandaatsbesluit geen vereiste is. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat de heer [Y] wel mandaat heeft maar dat andere medewerkers behorend tot de managementgroep als daartoe aanleiding bestaat inspringen voor de directeur.
3.2.
Ingevolge artikel 6, tweede lid van de Landsverordening Sociale en Ziektekosten Verzekering (hierna: Lszv) vertegenwoordigt de directeur het uitvoeringsorgaan in en buiten rechte. Ten aanzien van de stelling dat er geen vastgestelde regels met betrekking tot mandaat aanwezig zijn heeft het Lar hof reeds in 2013 beslist dat een geldig mandaat een schriftelijke vastlegging daarvan vereist (ECLI:NL:OGHACMB:2013:42). Het Gerecht is van oordeel dat gezien deze bepaling en het ontbreken van een mandatering van [X] om namens de directeur besluiten te ondertekenen, de bestreden beschikking onbevoegd is genomen en niet op de juiste wijze tot stand is gebracht.
3.3.
Het Gerecht overweegt dat verweerder dit voornoemde gebrek op eenvoudige wijze kan herstellen. Het enkel om deze reden gegrond verklaren van het beroep onder vernietiging van het bestreden besluit acht het Gerecht, gezien het navolgende, niet in het belang van een spoedige voortgang van de zaak.
3.4.
Verweerder heeft onderzoek verricht naar de financiële situatie van eiseres. Op 24 juli 2020 heeft eiseres een brief ontvangen waarin verweerder nader motiveert dat, op grond van de bevindingen van de Control and Inspection Department van verweerder en de aanvullende informatie overgelegd door eiseres, haar totale dagloon uitkomt boven het maximale toegestane dagloon. De brief verwijst naar een nog te ontvangen formele beschikking.
3.5.
Het Gerecht stelt vast dat eiseres ten aanzien van de teambuilding, de maaltijdvergoeding, benzinekosten, privé gebruik auto en representatiekosten beroepsgronden heeft geformuleerd. Daarbij heeft eiseres gemotiveerde alternatieve berekeningen voorgelegd. Voorts is onbestreden dat eiseres in april 2020 haar salaris en dat van haar medewerkers heeft verlaagd naar aanleiding van teruglopende inkomsten als gevolg van de Covid-19 crisis.
3.6.
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gereageerd op de alternatieve berekeningen en de nadere motivering van eiseres. Nu uit het dossier blijkt dat eiseres een en ander al eerder aan verweerder kenbaar heeft gemaakt en nu verweerder ook ter zitting geen bevredigende antwoorden kon geven op de door het Gerecht voorgelegde vragen, is het Gerecht van oordeel dat ook vanwege schending van het zorgvuldigheid- en motiveringsvereiste het bestreden besluit niet in stand kan worden gelaten. Hierbij acht het Gerecht van belang dat hetgeen eiseres heeft gesteld het Gerecht niet onaannemelijk voorkomt.
3.7.
Gezien het vorenstaande in onderlinge samenhang bezien is het Gerecht van oordeel dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden omdat het onbevoegd is genomen en vanwege schending van het zorgvuldigheid- en motiveringsbeginsel.
3.8.
Het Gerecht stelt met toepassing van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht de proceskosten vast op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt ad NAf 700,-- voor het beroepschrift en 1 punt ad NAf 700,-- voor de mondelinge behandeling waarbij de zaak inhoudelijk is besproken. Voorts zal het Gerecht bepalen dat verweerder aan eiser NAf 50,-- dient te betalen als vergoeding van het door hem gestorte griffierecht.

4.De beslissing

Het Gerecht in eerste aanleg:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beschikking van 24 juli 2020;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure en bepaalt dat verweerder aan eiser zal betalen een bedrag van NAf 1.400,-- voor salaris gemachtigde en een bedrag van NAf 50,.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, mr. J. Sybesma en mevrouw M. Lopez-de Weever, bijzondere rechters in het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 23 april 2021.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open binnen zes weken na de dag van kennisgeving van deze uitspraak. Zie hoofdstuk 5 van de Landsverordening Administratieve Rechtspraak.