ECLI:NL:OGEAM:2021:46

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
15 maart 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
SXM202000851-GAZ 23/2020
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming en waarneming in ambtenarenrecht; rechtszekerheid en vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft klaagster, die eerder was aangesteld als teamleider bij het Korps Politie Sint Maarten, bezwaar aangetekend tegen de beëindiging van haar waarneming als secretaris-generaal van het Ministerie van Justitie. De bestreden beschikking, gedateerd 13 augustus 2020, beëindigde haar waarneming en plaatste haar terug als waarnemend hoofd Toelating en Verblijf bij de Immigratie en Grensbewakingsdienst. Klaagster stelde dat zij recht had op benoeming in de functie van hoofd Toelating en Verblijf en dat haar rechten waren geschonden door de beëindiging van haar waarneming zonder de benoemingsprocedure te doorlopen.

Het Gerecht in ambtenarenzaken heeft vastgesteld dat klaagster nooit officieel was benoemd in de functies die zij claimde. De rechter oordeelde dat waarneming geen aanspraak geeft op benoeming, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn. In dit geval was er geen sprake van dergelijke omstandigheden, en klaagster had niet gesolliciteerd of de benoemingsprocedure doorlopen. De rechter concludeerde dat de beëindiging van de waarneming gerechtvaardigd was en dat klaagster geen rechten kon ontlenen aan haar tijdelijke aanstelling.

De uitspraak werd gedaan op 15 maart 2021, waarbij het bezwaar van klaagster ongegrond werd verklaard. De rechter benadrukte dat de wettelijke procedure voor benoeming in de functie van secretaris-generaal niet was gevolgd, en dat klaagster niet kon rekenen op benoeming zonder deze procedure te doorlopen. De beslissing van het Gerecht in ambtenarenzaken werd in het openbaar uitgesproken, en klaagster heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

Zaaknummer: SXM202000851- GAZ 23/2020
Datum: 15 maart 2021
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
[klaagster],
klaagster,
gevolmachtigde: de heer. L.C.J. Lewis
tegen
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN HET LAND SINT MAARTEN,
zetelende te Sint Maarten,
verweerder,
gemachtigde: mr. A.A. KRAAIJEVELD,

1.Aanduiding bestreden besluit

De bestreden beschikking van 13 augustus 2020 waarbij de waarneming van klaagster in de functie van secretaris-generaal van Ministerie van Justitie is beëindigd en terugplaatsing als waarnemend hoofd Toelating en Verblijf bij de Immigratie en Grensbewakingsdienst.

2.Het procesverloop

Op 10 september 2020 is ter griffie van het gerecht in ambtenarenzaken (hierna: het gerecht) een bezwaarschrift (met producties) ingediend.
Op 24 november 2020 heeft verweerder een contra- memorie met producties ingediend.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden op 18 januari 2021. Klaagster is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd die op schrift gestelde pleitaantekeningen heeft overgedragen en voorgedragen. Verweerder is bij diens gemachtigde verschenen.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

3.Feiten en standpunten

3.1
De volgende feiten staan vast.
- Klaagster is bij Landsbesluit van 25 juni 2012 aangesteld als teamleider Operational Unit bij het Korps Politie Sint Maarten.
- Bij brief van 19 februari 2020 van de voormalige Minister van Justitie maakt deze het volgende bekend:
(…) As of said date, Thursday, February 20th, 2020, [klaagster], will fill the position as Secretary general of Justice. (…)
-Bij beschikking van 13 augustus 2020 heeft verweerder het volgende beslist:
(…) with immediate effect, I herewith relieve you of all duties and tasks as acting SG Justice, in order for you to be readily available to assist the aforementioned ad interim department head at the IBPS. Further, please be advised that your vacation request is hereby granted and upon return, you are requested to resume your responsibilities as acting head of the Admittance & Residence division.(…)
3.2.
Klaagster verzoekt het Gerecht het bezwaar ontvankelijk te verklaren en de bestreden beschikking te vernietigen en klaagster per 1 juni 2018 te benoemen als hoofd Toelating en Verblijf bij de Immigratie- en Grensbewakingsdienst en benoeming per 20 februari 2020 tot secretaris-generaal. Daartoe voert klaagster aan dat het zorgvuldigheid, motivering, gelijkheid en vertrouwensbeginsel zijn geschonden. Klaagster is van mening dat zij benoemd werd als hoofd Toelating en Verblijf bij de Immigratie- en Grensbewakingsdienst en niet als waarnemend. Vervolgens is klaagster ontheven uit die functie en is benoemd als secretaris-generaal en niet waarnemend secretaris-generaal. Dit is zowel intern als publiekelijk bekend gemaakt. Klaagster heeft geen plichtverzuim begaan om door verweerder onmiddellijk uit haar functie en taken te worden ontlast. Klaagster is door verweerder naar een lagere functie geplaatst zonder reden en ook zonder aanstelling of overplaatsing besluit.
3.3.
Verweerder voert aan dat klaagster nooit is benoemd in de functies van hoofd Toelating en Verblijf of secretaris-generaal. Die functies zijn door klaagster enkel waargenomen. Vervolgens stond verweerder in haar recht om de waarneming van de functie van secretaris-generaal door klaagster te beëindigen en klaagster op te dragen om de functie van hoofd Toelating en Verblijf weer als waarnemer te hervatten. Bovendien heeft klaagster haar sollicitaties teruggetrokken waaruit blijkt dat zij wist dat ze slechts als waarnemer was aangesteld, aldus verweerder.

4.De beoordeling

4.1.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 35 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (hierna: Rar) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat een administratief orgaan ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgende, beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen) heeft verricht of uitgesproken die feitelijk of rechtens in strijd zijn met toepasselijke algemeen verbindende voorschriften of met gebruikmaking van zijn bevoegdheid voor een ander doel, dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Artikel 25, eerste en tweede lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht luidt:
1.Indien een wettelijke regeling continuïteit in de vervulling van een ambt veronderstelt en tot dat ambt niet meer ambtenaren zijn aangesteld, die het geheel of gedeeltelijk kunnen waarnemen, dan wel indien het belang van de dienst dit vordert, wordt de daartoe in aanmerking komende ambtenaar door of namens het bevoegde gezag met de tijdelijke waarneming van dat ambt belast, al dan niet met ontheffing uit zijn eigenlijke betrekking.
2.De ambtenaar die overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid is belast met de tijdelijke waarneming van een ambt, dat in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven het eigenlijke ambt van de ambtenaar, heeft over de tijd der waarneming aanspraak op toekenning door het bevoegd gezag van een toelage boven zijn eigen bezoldiging ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in het ambt dat hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, met inachtneming van de bepalingen betreffende persoonlijke toelage(n) indien de waarneming:
a. 30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
b. in een tijdvak van zes maanden in totaal gedurende 30 dagen of langer heeft geduurd;
c. in een tijdvak van twaalf maanden in totaal 60 dagen of langer heeft geduurd.
Ingevolge artikel 2 van het Landsbesluit aanwijzing vertrouwensfuncties en uitvoering van veiligheidsonderzoeken en de bij dit artikel behorende bijlage is de functie van secretaris-generaal ministerie van justitie aangemerkt als een categorie-A vertrouwensfunctie, waarvoor een veiligheidsonderzoek geldt alvorens een persoon in die functie kan worden benoemd.
Ingevolge artikel 6 van het Reglement van Orde Ministerraad beraadslaagt en beslist de ministerraad in het bijzonder over de benoeming, schorsing en ontslag van onder meer een Secretaris-Generaal.
4.2.
Het Gerecht stelt vast dat klaagster niet bij Landsbesluit is benoemd tot hoofd Toelating en Verblijf of tot secretaris-generaal. Partijen hebben dit ter zitting bevestigd. Van een aanstelling dan wel benoeming van klaagster als secretaris-generaal met de brief van 19 februari 2020 (die zowel intern als publiek door Minister de Weever en Minister Doran is bekend gemaakt), kan niet worden gesproken nu dit een tot derden gerichte algemene aankondiging (announcement) behelst en dus niet een geïndividualiseerd en op rechtsgevolg gericht landsbesluit.
4.3.
Ingevolge vaste jurisprudentie (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:ORBAACM:2020:24 van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken) heeft als uitgangspunt te gelden dat waarneming geen aanspraak geeft op de benoeming. Er zijn uitzonderlijke omstandigheden waarin het vertrouwens- en rechtszekerheidsbeginsel met zich kan brengen dat een waarnemer wel aanspraak zou kunnen maken op benoeming in de waargenomen functie. De beoordeling hiertoe dient te geschieden aan de hand van alle zich in het voorliggende geval voordoende, relevante bijzonderheden.
4.4.
Het Gerecht is van oordeel dat van uitzonderlijke omstandigheden in geval van klaagster geen sprake is. Daarbij acht het Gerecht van belang dat voor de benoeming van secretaris-generaal een procedure bestaat die wettelijk is vastgelegd. Onbetwist is gebleven dat klaagster niet heeft gesolliciteerd en deze de procedure niet heeft doorlopen. Nergens blijkt dat er sprake zou zijn van een voordracht of dat klaagster een veiligheidsonderzoek heeft ondergaan dat tot een besluit zou kunnen leiden. Het feit dat klaagster niet heeft gesolliciteerd omdat ze in de veronderstelling was dat zij benoemd zou worden, komt voor haar risico. Van een waarnemend secretaris-generaal mag worden verwacht dat zij van de wettelijke benoemingsprocedure tot secretaris-generaal kennis heeft. Van gerechtvaardigd vertrouwen dat klaagster aangesteld kan worden zonder de benoemingsprocedure te volgen kan geen sprake zijn. Voorts is van belang dat de waarneming slechts korte tijd heeft geduurd. Aan de relatief korte periode dat klaagster heeft waargenomen kunnen geen rechten ontlenen worden om zonder de benoemingsprocedure te door lopen de functie te krijgen. Naar het oordeel van het Gerecht zijn ook daar geen bijzondere omstandigheden in gelegen.
Voorts is het Gerecht van oordeel dat, nu er iemand is benoemd in de positie van Secretaris- Generaal er voldoende motivering van verweerders zijde is om klaagster van haar waarnemingstaken te ontheffen.
4.5.
Vervolgens wordt klaagster in het bestreden besluit opgedragen om haar taken als plaatsvervangend hoofd Toelating & Verblijf uit te oefenen. Klaagster stelt dat zij eerder, te weten bij brief van 1 juni 2018 van de toenmalige Minister van Justitie, gericht aan de toenmalige (interim) diensthoofd IGD, is benoemd in de functie van hoofd Toelating & Verblijf. Het Gerecht kan klaagster hierin niet volgen. Klaagster kan geen rechten tot benoeming in die positie ontlenen in de brief van 1 juni 2018 van de toenmalige Minister van Justitie, gericht aan het toenmalige diensthoofd IGD, en evenmin in diens beschikking van 18 oktober 2018 waarbij klaagster slechts met de waarneming van de functie van hoofd Toelating en Verblijf werd belast. Zo heeft klaagster van oktober 2018 tot januari 2020 de functie van waarnemend hoofd waargenomen. Van een aanstellingsbesluit dan wel benoeming van klaagster als hoofd Toelating & Verblijf is geen sprake.
4.6.
Voorts is onbetwist gesteld door verweerder dat klaagster heeft gesolliciteerd als hoofd Toelating en Verblijf maar haar sollicitatie heeft ingetrokken. Het Gerecht is van oordeel dat ook nu er geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die maken dat geoordeeld kan worden dat klaagster benoemd is in de waargenomen functie. De beroepsgrond faalt.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar van klaagster ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

5.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, rechter in het gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 15 maart 2021.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de regeling Ambtenarenrechtspraak.