ECLI:NL:OGEAM:2021:27

Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten

Datum uitspraak
17 maart 2021
Publicatiedatum
23 maart 2021
Zaaknummer
SXM202100067
Instantie
Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsverhouding tussen een psychiater en een stichting in het kader van een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft het Gerecht in eerste aanleg van Sint Maarten op 17 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een psychiater, vertegenwoordigd door haar vennootschap, en een stichting die geestelijke gezondheidszorg aanbiedt. De psychiater, die ook statutair bestuurder is van haar eigen praktijkvennootschap, verzocht het Gerecht om te oordelen over de rechtsverhouding tussen haar en de stichting, waarbij zij stelde dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst. De stichting betwistte dit en stelde dat er enkel een overeenkomst van opdracht was.

De psychiater had een 'Service Agreement' gesloten met de stichting, waarin werd vastgelegd dat zij gedurende twee jaar als psychiater zou werken. De stichting beëindigde deze overeenkomst zonder opgaaf van redenen, wat leidde tot het verzoek van de psychiater om doorbetaling van loon en schadevergoeding. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 februari 2021 werd duidelijk dat de psychiater haar werkzaamheden persoonlijk verrichtte, maar het Gerecht oordeelde dat de overeenkomst niet kwalificeerde als een arbeidsovereenkomst.

Het Gerecht concludeerde dat de psychiater en de stichting een overeenkomst van opdracht waren aangegaan, en dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen. De vorderingen van de psychiater werden afgewezen, en zij werd in de proceskosten verwezen. De uitspraak benadrukt het belang van de kwalificatie van de rechtsverhouding en de voorwaarden waaronder een arbeidsovereenkomst kan worden aangenomen, met verwijzing naar relevante jurisprudentie.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN

Zaaknummer: SXM202100067
Beschikking d.d. 17 maart 2021
inzake
[de psychiater],wonende in Sint Maarten,
verzoekster,
hierna: “[de psychiater]”,
gemachtigde: mr. F. KUTLUER,
tegen
[de stichting]
gevestigd in Sint Maarten,
verweerster,
hierna: “[DE STICHTING]”,
gemachtigde: mr. C.J. KOSTER.

1.1. Het procesverloop

1.1.
Het Gerecht heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:
verzoekschrift met producties, op 19 januari 2021 door het Gerecht ontvangen,
verweerschrift met producties,
extra producties van [de psychiater],
pleitaantekeningen van [de psychiater],
pleitaantekeningen van [DE STICHTING].
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 februari 2021 in
aanwezigheid van partijen en gemachtigden. De griffier heeft aantekening gehouden van wat er is gezegd.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1. [
DE STICHTING] biedt geestelijke gezondheidszorg aan de bevolking van Sint Maarten. Haar praktijkvoering wordt betaald uit gemeenschapsgelden (premieheffing en belasting). [de psychiater] is psychiater. Zij is statutair bestuurder van haar eigen praktijkvennootschap [A]] B.V.
2.2.
Op 16 mei 2019 is tussen [A]] B.V. als opdrachtnemer en [DE STICHTING] als opdrachtgever een
“Service Agreement ex article 7:400 Sint Maarten Civil Code”(hierna: de Agreement) tot stand gekomen. Daarin is vermeld dat [A]] B.V. gedurende 2 jaar, ingaande 1 mei 2019, aan [DE STICHTING] een psychiater ter beschikking stelt, te weten [de psychiater]. Artikel 2 lid 2 bepaalt over de opzegging door [DE STICHTING]:
“The Principal may terminate this agreement before the aforementioned ending date agreed upon, by giving three (3) months written notice of termination.”
2.3.
Artikel 2.5. luidt als volgt:
“The Service Provider is assigned based on the specific qualifications and the personal expertise and experience of [[de psychiater]], and therefore all services under this agreement shall in principle be provided by [[de psychiater]], and otherwise by persons employed by the Service Provider who work under the direct supervision of [[de psychiater]], unless the Principal has in writing authorized the contracting of a sub-contractor by the Service Provider.”
2.4.
In de Agreement is een uurtarief van NAf. 200,00 overeengekomen voor de daadwerkelijk gewerkte uren. In geval van 24-uursdiensten geldt een uurtarief van NAf. 260,00 als er buiten kantooruren wordt gewerkt. [A]] N.V. moet de ziektekostenverzekering van [de psychiater] regelen en zorgdragen voor de sociale premies en belastingen over de bedragen die [DE STICHTING] aan [A]] N.V. uitbetaalt
“…. and the Service Provider shall consequently indemnify, safeguard and hold the Principal harmless from and against such claims from the relevant authorities.”(artikel 3.4.).
2.5.
Bij beschikking van de Minister van Volksgezondheid van 13 augustus 2019 is bepaald dat [de psychiater] als psychiater mag werken. In de begeleidende brief komt de volgende passage voor:
“Therefore you are requested to provide a new labour agreement, that reflects a contract between [DE STICHTING] and Dr. [de psychiater], who is qualified to provide these services.”
2.6.
Bij brief van 11 augustus 2020 heeft de gemachtigde van [de psychiater], namens haar en [A]] B.V., [DE STICHTING] gesommeerd om de openstaande facturen van [A]] B.V. over maart 2020 tot en met juli 2020, voor een totaalbedrag van NAf. 111.765,00, te betalen.
2.7.
Bij schrijven van 19 augustus 2020 wordt aan de gemachtigde van [de psychiater] bericht dat de Agreement wordt opgezegd per 19 november 2020. De opzegging is niet voorzien van een motivering.

3.Het geschil

3.1. [
de psychiater] verzoekt dat het Gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven, de volgende beslissingen neemt:
Primair
[DE STICHTING] te bevelen [de psychiater] weer te werk te stellen,
[DE STICHTING] te veroordelen tot doorbetaling van loon
1) van 1 maart tot en met 31 juli 2020, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen,
2) van 1 oktober 2020 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen,
3) over de wettelijke vakantiedagen van 2019 en 2020, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen,
[DE STICHTING] in de proceskosten te veroordelen,
Subsidiair
[DE STICHTING] te veroordelen tot doorbetaling van loon:
1) van 1 maart tot en met 31 juli 2020, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen,
2) van 1 oktober tot en met 19 november 2020, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen,
3) over de vakantiedagen van 2019 tot en met 19 november 2020, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhogingen,
[DE STICHTING] te veroordelen tot betaling van
1) NAf. 80.630,01 aan schadevergoeding, dan wel opzegvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente,
2) NAf. 13.438,33 aan cessantia, vermeerderd met de wettelijke rente,
[DE STICHTING] in de proceskosten te veroordelen.
3.2. [
DE STICHTING] verzoekt het Gerecht om de vorderingen van [de psychiater] af te wijzen, dan wel haar daarin niet-ontvankelijk te verklaren, met veroordeling van [de psychiater] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
Op de argumenten van partijen wordt hierna, voor zover van belang voor de beoordeling, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
De vorderingen die [de psychiater] instelt gaan ervan uit dat tussen haar en [DE STICHTING] een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Daarover wordt een oordeel gevraagd in deze procedure. Als wordt geoordeeld dat daarvan geen sprake is dan moeten alle vorderingen van [de psychiater] worden afgewezen. In dat geval kan [de psychiater] haar vorderingen desgewenst in een AR-procedure aan dit Gerecht voorleggen.
De argumentatie van [de psychiater]
4.2.
Kort en zakelijk weergegeven voert [de psychiater] het volgende aan. De overeenkomst tussen [DE STICHTING] en [de psychiater] die uiteindelijk nooit op schrift is gesteld is te kwalificeren als een mondelinge arbeidsovereenkomst. Duidelijk is dat [A]] B.V. geen andere werknemers heeft en uit de ministeriële beschikking volgt ook dat dit de bedoeling was; [de psychiater] moet de werkzaamheden persoonlijk verrichten. [de psychiater] verricht de arbeid ook inderdaad persoonlijk en de aard van het werk brengt met zich dat dit niet door een ander kan worden verricht. [de psychiater] wordt uitbetaald voor haar gewerkte uren waar [DE STICHTING] haar voor inroostert. Verder is sprake van een duidelijke gezagsverhouding tussen [de psychiater] en [DE STICHTING]. Zo bepaalt [DE STICHTING] haar inroostering, wordt [de psychiater] ingezet voor patiënten van het Wit Gele Kruis, blijkt uit de ministeriële beschikking dat [de psychiater] alleen mag werken voor [DE STICHTING] en blijkt uit haar taakomschrijving dat [de psychiater] onder directe supervisie van het bestuur van [DE STICHTING] valt. Zij heeft een visitekaartje van [DE STICHTING] en ook een
“disaster pass”vanwege haar werk voor [DE STICHTING]
.Een en ander wordt door [DE STICHTING] (deels) betwist.
Arbeidsovereenkomst of niet?
4.3.
Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1746) moet de rechter de volgende maatstaf hanteren:
“3.2.2
Art. 7:610 BW [NL, GEA] omschrijft de arbeidsovereenkomst als de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten. Indien de inhoud van een overeenkomst voldoet aan deze omschrijving, moet de overeenkomst worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. Niet van belang is of partijen ook daadwerkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst onder de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst te laten vallen. Waar het om gaat, is of de overeengekomen rechten en verplichtingen voldoen aan de wettelijke omschrijving van de arbeidsovereenkomst. Anders dan uit het arrest Groen/Schoevers wel is afgeleid, speelt de bedoeling van partijen dus geen rol bij de bij de vraag of de overeenkomst moet worden aangemerkt als een arbeidsovereenkomst.
3.2.3
De hiervoor in 3.2.2 bedoelde kwalificatie van een overeenkomst moet worden onderscheiden van de – daaraan voorafgaande – vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Die vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Nadat de rechter met behulp van die maatstaf de overeengekomen rechten en verplichtingen heeft vastgesteld (uitleg), kan hij beoordelen of die overeenkomst de kenmerken heeft van een arbeidsovereenkomst (kwalificatie).”
4.4.
Het Gerecht is van oordeel dat tussen partijen geen arbeidsovereenkomst geldt en motiveert dit als volgt. Voorop moet worden gesteld dat partijen ervoor hebben gekozen een overeenkomst van opdracht aan te gaan; niet tussen [de psychiater] en [DE STICHTING] maar tussen [de psychiater]s vennootschap en [DE STICHTING]. Daarmee gaat de rechtstreekse toepassing van de maatstaf uit voormeld arrest al niet op; deze ziet erop dat tussen een natuurlijk persoon (de werkende) en een betaald werk verschaffende partij een overeenkomst tot stand komt die op enig moment door (doorgaans) de werkende als een arbeidsovereenkomst wordt beschouwd terwijl (doorgaans) de betaald werk verschaffende partij dat zeker niet beoogt.
4.5.
Verder acht het Gerecht als achtergrond bij de verdere beoordeling van belang dat in de medische sector het niet ongebruikelijk is dat wordt gewerkt op basis van overeenkomsten van opdracht. Ook geldt het volgende. Ondanks dat [de psychiater] ermee schermt dat de Minister een schriftelijk arbeidscontract wenste blijkt nergens uit dat [de psychiater] daarop ook maar enige actie heeft ondernomen; wel is gebleken dat zij op 12 maart 2020 als statutair bestuurder is benoemd van [A]] B.V., overigens naast haar echtgenoot die dat al sinds 2017 is. Volgens [DE STICHTING] omdat de Minister, toen de arbeidsovereenkomst uitbleef, dat minimaal verlangde. Dat zij in de procedure stelt dat met [DE STICHTING] een mondelinge arbeidsovereenkomst is gesloten komt in dat licht bezien weinig overtuigend over, nog daargelaten dat zij niet uitlegt wanneer en waarom dat dan is gebeurd en wat er is afgesproken. Verder is van belang dat [de psychiater] consistent vanuit [A]] B.V. heeft gefactureerd voor de door haar gewerkte uren aan [DE STICHTING]. Uit de door [DE STICHTING] overgelegde mailwisseling blijkt verder dat [de psychiater] zelf opgeeft wanneer zij beschikbaar is om haar werkzaamheden te verrichten voor [DE STICHTING]; het is niet zo dat haar inzet (waaronder 24-uursdiensten) tijdens bepaalde maanden vanzelfsprekend is. Duidelijk is verder dat alleen wordt gefactureerd en betaald voor gewerkte uren; tijdens haar vakantie wordt zij niet doorbetaald door [DE STICHTING] en daartegen is door [de psychiater] gedurende de samenwerking met [DE STICHTING] niet geprotesteerd, ondanks dat naar haar mening een mondelinge arbeidsovereenkomst tot stand zou zijn gekomen. Uit deze handelingen, waaronder begrepen stilzitten, van [de psychiater] volgt dan ook dat zij zich gedroeg als door haar vennootschap ten behoeve van [DE STICHTING] te werk gestelde medewerker en niet als een werknemer als bedoeld in artikel 7A:1613a BW.
4.6.
Dat sprake is van een gezagsverhouding tussen [DE STICHTING] en [de psychiater] doet hier niet aan af. [DE STICHTING] is immers degene die betaalt voor haar werkzaamheden en die het recht heeft haar in te zetten op werkzaamheden waarvoor zij budget heeft gekregen van SZV. Eveneens kan [DE STICHTING] vergen dat [de psychiater] zich richt naar de administratieve en organisatorische eisen die gelden op het werk. Een dergelijke gezagsverhouding geldt ook in een opdrachtrelatie in meer of mindere mate en is enigszins vergelijkbaar met die in een arbeidsovereenkomst.
Conclusie
4.7.
Dit betekent dat het Gerecht oordeelt dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen [DE STICHTING] en [de psychiater]. Aan een beoordeling van de inhoudelijke argumenten van partijen (is er nog een betalingsverplichting van [DE STICHTING] vóór de opzegging en over de opzegtermijn?) komt het Gerecht dus niet toe. Daarover dienen [A]] B.V. en [DE STICHTING] het oordeel van het Gerecht in een AR-procedure te vragen.
4.8.
Alle vorderingen van [de psychiater] worden daarom afgewezen.
Proceskosten
4.9.
Als overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt [de psychiater] in de proceskosten verwezen.

5.De beslissing

Het Gerecht:
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [de psychiater] in de proceskosten, aan de zijde van [DE STICHTING] begroot op nihil aan verschotten op NAf. 1.000,00 aan salaris gemachtigde en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. A.J.J. van Rijen, rechter, en op 17 maart 2021 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.